VERLICHTING
Stadslichten voor/achterlichten
De stadslichten voor/achterlichten zijn te gebrui-
ken om zichtbaar te blijven voor medewegge-
bruikers als de auto stilstaat of geparkeerd staat.
Stadslichten voor/achterlichten zijn in te schake-
len via de draairing van de stuurhendel.
De draairing van de stuurhendel in de stand voor stads-
lichten voor/achterlichten.
Zet de draairing in stand
voor/achterlichten gaan branden (ook de kente-
kenverlichting wordt ingeschakeld).
Als het elektrische systeem van de auto in con-
tactslotstand II staat, brandt het dagrijlicht in
plaats van de stadslichten vóór. Wanneer de
draairing in deze stand staat, branden de stads-
lichten voor en de achterlichten ongeacht de
contactslotstand van het elektrische systeem van
de auto.
144
Als u bij een ingeschakelde en stilstaande auto
de draairing vanuit een willekeurige andere stand
naar de stand voor de stadslichten voor/achter-
lichten
voor/achterlichten in plaats van andere verlich-
ting.
Wanneer u meer dan 30 seconden op een snel-
heid van maximaal 10 km/h (zo'n 6 mph) rijdt of
als de rijsnelheid oploopt tot boven 10 km/h
(zo'n 6 mph), gaat de dagrijverlichting branden. U
dient dan over te schakelen op een andere stand
dan
Als het buiten donker is en de achterklep wordt
geopend, gaan de achterlichten branden (als ze
al niet zijn ingeschakeld) om het achteropko-
mende verkeer te waarschuwen. Dat gebeurt
altijd, ongeacht de stand van de draairing of de
contactslotstand van het elektrische systeem van
de auto.
Gerelateerde informatie
– de stadslichten
Verlichtingsbediening (p. 142)
•
Contactslotstanden (p. 420)
•
draait, branden de stadslichten
.
Dagrijlicht
De auto heeft sensoren die de lichtomstandighe-
den rondom registreren. Wanneer de draairing
van de stuurhendel in stand
staat terwijl het elektrische systeem van
de auto in contactslotstand II staat, brandt het
dagrijlicht. In de stand
schakelen de
koplampen automatisch over op het dimlicht bij
weinig daglicht of in het donker.
De draairing van de stuurhendel in stand AUTO.
,
of