Download Print deze pagina

Jensen A540 DiXL D-1703 E Gebruiksaanwijzing pagina 20

Advertenties

Beschikbare talen

Beschikbare talen

4
Basisregel
De uitvoerder moet het bedienend personeel betreffende de bediening en het gebruik
van de machine instrueren. Overeenkomstige voorschriften van de wettelijke
bepalingen betreffende arbeidsrecht- en veiligheid moeten hierbij in acht worden
genomen.
Voor ieder gebruik van de houversnipperaar moet de verkeers- en gebruiksveiligheid
gecontroleerd worden.
1.2
Opstellen van de machine
De volgende punten moeten bij het opstellen van de machine in acht worden
genomen.:
1. De houtversnipperaar moet op een vlakke en harde ondergrond opgesteld
worden.
2. Een veilige opstelling: bij wielstellen met extra steunpoot -> steunpoot
uitschuiven en wielblokkeringen aanbrengen.
3. De machine mag alleen met gemonteerde uitwerppijp functioneren.
4. Uitwerppijp en verdeelplaat zodanig instellen dat deze van het bedienend
personeel is afgewend en niemand door de houtsnippers geraakt kan worden.
Verblijf in de gevarenzone van de machine is verboden.
5. Er zeker van zijn dat er geen personen in de van de machine zijn.
6. Er moet op geacht worden dat de bediener van de machine een actieradius
heeft van minimaal 4 meter.
7. De bedieningsplaats moet zo gekozen zijn dat de veiligheidsmaatregelen niet
belemmerd worden.
8. De werkomgeving bij de machine moet zo ingericht zijn dat er geen gevaar
voor de bediener is (struikelen, uitgleiden enz.)
9. De invoertrechter moet zo geplaats zijn, dat het functioneren van de
veiligheidsbeugel niet in het gedrang komt.
De voorgeschreven afstand bodem naar onderzijde invoertrechter moet als
volgt in acht worden genomen:
-
Lengte invoertrechter: 1500 mm Afstand: >600 mm
-
Lengte invoertrechter: 1200 mm Afstand: <600 mm
10. Machines die voor transport op een vrachtwagen geplaatst worden, moeten
tijdens het transport m.b.v. spanbanden aan de daarvoor bestemde
bevestigingsogen vastgebonden worden. De bevestigingsogen zijn niet
geschikt voor het heffen van de machine met een kraan.
11. Tijdens het invoeren van de machine met een kraan mag alleen de bediener
van de kraan zich in de gevarenzone en/of cabine van de aandrijfunit (trekker)
van de kraan bevinden. De omvang van de gevarenzone staat op de kraan
vermeld.
12. Er moet altijd voldoende afstand tot bovengrondse stroomleidingen in acht
worden genomen.
1. Veiligheid

Advertenties

loading