36
Veiligheid
Opgeblazen airbag (bestuurderszijde).
Het opblazen en leeglopen van de airbag
neemt ca. 0,1 seconden in beslag
De stuurairbag en de passagiersairbag
worden opgeblazen bij een krachtige fron-
tale aanrijding. De airbags worden echter
niet geactiveerd, wanneer de auto betrok-
ken raakt bij lichte frontale aanrijdingen of
aanrijdingen van achteren, recht in de zijde
wordt geraakt of over de kop slaat.
Twee voorste airbags opgeblazen
Boven op de voorbumper (onder de gelakte
bumpermantel) zitten twee aanrijdingssen-
soren. Deze twee sensoren registreren in
een vroegtijdig stadium of er sprake is van
een aanrijding. Aan de hand van de infor-
matie die deze twee sensoren en de
centrale sensor binnen in de stuur-unit voor
het airbagsysteem afgeven, bepaalt de
stuur-unit of de airbags wel of niet geacti-
veerd moeten worden. De stuur-unit
bepaalt eveneens of de overige onderdelen
van het airbagsysteem geactiveerd moeten
worden: de gordelspanners, de gordijnair-
bags (Sport Sedan en Sport Estate) en de
rolbeugels (Cabriolet).
Welke onderdelen van het airbagsysteem
geactiveerd worden, hangt af van verschil-
lende factoren zoals de grootte van de
krachten die tijdens de aanrijding ontketend
worden en waar de auto wordt geraakt.
Als de aanrijdingssensoren krachten regis-
treren die overeenkomen met een aanrij-
ding op hoge snelheid (fase II van de air-
bags wordt geactiveerd), worden ook de
gordijnairbags geactiveerd (Sport Sedan en
Sport Estate) (zie blz. 41).
Bij activering van de airbags wordt de
pluspool van de accu losgekoppeld (geldt
voor modellen met een V6-motor) (zie
blz. 222).
Als er tijdens het rijden een storing optreedt
in het airbagsysteem, gaat het waarschu-
wingslampje voor het airbagsysteem op het
hoofdinstrument branden en verschijnt de
volgende melding op het SID:
Airbag malfunction.
Contact service. (Storing air-
bags. Bezoek een werk-
plaats.)