174
Starten en rijden
Verlagen van ingestelde snelheid
U kunt de snelheid op een van de volgende
manieren verlagen:
• Rem af totdat de gewenste snelheid
bereikt is. Duw de hendel korte tijd in
SET/+ of SET/–.
• Elke keer dat u de hendel vervolgens
korte tijd in stand SET/– duwt, verlaagt
u de snelheid met 1,6 km/h (1 mph).
• Houd de hendel in stand SET/–, totdat de
gewenste, lagere snelheid is bereikt.
Tijdelijk de snelheid verhogen
Geef bij het inhalen bijvoorbeeld gas bij
zonder terug te schakelen (modellen met
een handbak). Wanneer u het gaspedaal
vervolgens weer loslaat, zal de auto auto-
matisch de ingestelde snelheid hervatten.
Tijdelijk uitschakelen
Duw de schuifknop zo ver naar links, in de
richting van stand OFF, dat de cruisecontrol
uitgeschakeld wordt. De schuifknop veert
vervolgens terug.
Ingestelde snelheid hervatten
Duw de schuifknop in stand RESUME om
de eerder ingestelde snelheid te hervatten.
U moet daarbij sneller rijden dan 25 km/h.
Uitschakelen
De cruisecontrol wordt uitgeschakeld:
• wanneer u op het rem- of koppelingspe-
daal (modellen met een handbak) trapt;
• wanneer u de schuifknop in de stand OFF
duwt;
®
• wanneer het TCS/ESP
-systeem
actief is;
• wanneer u de keuzehendel in stand N zet
(modellen met een automaatbak).