198
Starten en rijden
Auto slepen
N.B.
Maak nooit gebruik van de sleepogen om
de auto te bergen.
Zet de versnellingspook in de neutrale
stand (op modellen met een automaatbak
moet de keuzehendel in stand N staat).
Schakel de stadslichten in.
Rijd voorzichtig en zorg dat u de maxi-
male snelheid voor het slepen nooit
overschrijdt.
Probeer de sleepkabel altijd strak te hou-
den. Dit om te voorkomen dat de kabel
knapt, wanneer er plotseling te veel span-
ning op de kabel komt te staan. Om de kabel
tijdens het rijden strak te trekken kan de
bestuurder van de auto die op sleeptouw
wordt genomen voorzichtig remmen.
Modellen met een automaatbak
N.B.
• U mag de auto niet achteruit wegsle-
pen.
• Los de handrem, als de auto bij het
wegslepen met de voorwielen van de
grond getakeld wordt.
Houd u aan de voorschriften die in uw land
gelden ten aanzien van de snelheid tijdens
het slepen. De maximale snelheid tijdens
het slepen bedraagt 50 km/h (voor zover dit
in overeenstemming is met de wettelijke
voorschriften). De auto mag over een
afstand van maximaal 50 km worden weg-
gesleept. Voor langere afstanden moet u de
hulp van een bergingsvoertuig inroepen.
Het is niet mogelijk de motor aan te slepen
of te duwen. U kunt de motor in geval van
nood starten volgens de aanwijzingen in het
hoofdstuk "Starthulp met hulpaccu"
(zie blz. 200).
Maak nooit gebruik van de sleepogen om
de auto te bergen.