Het kind kan door de airbag worden getrof‐
fen.
De passagiersairbag moet uitgeschakeld zijn;
dit controleren. Het controlelampje PASSEN‐
GER AIR BAG OFF moet branden.
NOOIT een naar achteren gericht kinderbe‐
veiligingssysteem op een stoel met INGE‐
SCHAKELDE FRONTAIRBAG gebruiken, want
dat kan voor het kind DODELIJKE of ERN‐
STIGE VERWONDINGEN tot gevolg hebben.
De specifieke aanwijzingen met betrekking tot
naar achteren en naar voren gerichte kinderzit‐
jesbevestigingssystemen in acht nemen
(
pagina 55).
/
Waarschuwingsaanwijzingen aan de binnenzijde van
de zonneklep
Bij het controlelampje PASSENGER AIR BAG OFF
altijd de status van de passagiersairbag in acht
nemen:
Als door omstandigheden een kinderzitjesbe‐
R
vestigingssysteem op de passagiersstoel
moet worden gemonteerd, beslist de aanwij‐
zingen met betrekking tot de automatische
uitschakeling van de passagiersairbag in acht
nemen (
pagina 42).
/
Bij het gebruik van een naar achteren gericht
R
kinderzitjesbevestigingssysteem op de pas‐
sagiersstoel moet altijd de passagiersairbag
Veiligheid voor inzittenden
uitgeschakeld zijn. Dit is alleen het geval als
het controlelampje PASSENGER AIR BAG OFF
continu brandt (
pagina 43).
/
Indien het controlelampje PASSENGER AIR
R
BAG OFF niet brandt, is de passagiersairbag
geactiveerd. De passagiersairbag kan tijdens
een ongeval geactiveerd worden.
Kinderzitjesbevestigingssysteem met de vei‐
ligheidsgordel op de passagiersstoel bevesti‐
gen
Bij de montage van een geschikt kinderzitjesbe‐
vestigingssysteem op de passagiersstoel altijd
het volgende in acht nemen:
O De montage- en gebruikshandleiding van de
fabrikant van het gebruikte kinderzitjesbe‐
vestigingssysteem in acht nemen.
O Voor een kinderzitjesbevestigingssysteem
van de categorie "Universal" of "Semi-Uni‐
versal" controleren of dit voor de zitplaats
van de auto is toegestaan.
De aanwijzingen onder "Geschiktheid van de
zitplaatsen voor de bevestiging van kinder‐
55