Als bij de bandenspanningen een of meerdere
bandenmaten worden vermeld, dan geldt de
betreffende bandenspanning alleen voor deze
bandenmaten en de betreffende beladingstoe‐
stand.
Als de bandenmaten vergezeld gaan van het
symbool +, dan is de betreffende banden‐
spanning een alternatieve bandenspanning. Het
brandstofverbruik kan dan iets toenemen.
De beladingstoestanden "gedeeltelijk beladen"
of "volledig beladen" worden in de tabel weerge‐
geven door een verschillend aantal personen en
bagage. Het daadwerkelijke aantal zitplaatsen
kan daarvan afwijken.
Bandenspanningscontrole
Werking van de bandenspanningscontrole
Het systeem controleert met behulp van banden‐
spanningsensoren de bandenspanning en de
bandentemperatuur van de op de auto gemon‐
teerde banden.
De bandenspanning en de bandentemperatuur
worden op het multifunctioneel display weerge‐
geven (
pagina 335).
/
Bij een duidelijk drukverlies of een te hoge tem‐
peratuur van de banden wordt u op de volgende
manieren gewaarschuwd:
door displaymeldingen (
/
R
door het waarschuwingslampje h in het
R
combi-instrument
De bandenspanningscontrole is slechts een
hulpmiddel. De bestuurder is ervoor verantwoor‐
delijk, de bandenspanning in te stellen op de
geadviseerde, voor de bedrijfsomstandigheden
geschikte bandenspanning voor koude banden.
In de meeste gevallen herkent de bandenspan‐
ningscontrole de referentiewaarde automatisch
nadat de bandenspanning is gewijzigd. De refe‐
rentiewaarden kunnen echter ook door handma‐
tig opnieuw starten van de bandenspannings‐
controle worden geactualiseerd (
Systeemgrenzen
Het systeem kan in de volgende situaties moge‐
lijk niet correct werken of buiten werking zijn:
De bandenspanning is verkeerd ingesteld.
R
Er treedt een plotseling drukverlies op, bij‐
R
voorbeeld veroorzaakt door een binnenge‐
drongen voorwerp.
Er treedt een storing door een andere radio‐
pagina 396)
R
bron op.
Bandenspanning met bandenspanningscon‐
trole controleren
Voorwaarden
Banden en velgen 335
pagina 336).
/