Het ventieldopje van het ventiel van het
#
noodwiel draaien.
De wartelmoer
2
van de vulslang
#
ventiel schroeven.
Controleren dat de in- en uitschakelknop
#
van de bandenvulcompressor in de stand 0
staat.
De stekker
3
in een contactdoos in de auto
#
steken.
Contactdoos van de sigarettenaansteker.
R
12–V–contactdoos (
pagina 91).
/
R
De aanwijzingen met betrekking tot de siga‐
R
rettenaansteker in de digitale handleiding in
acht nemen.
De aanwijzingen met betrekking tot de con‐
R
tactdozen in acht nemen (
/
De start-stoptoets eenmaal indrukken om de
#
spanningsvoorziening in te schakelen
(
pagina 106).
/
De in- en uitschakelknop
#
vulcompressor in de stand I drukken.
De bandenvulcompressor is ingeschakeld. De
1
op het
band wordt opgepompt. De bandenspanning
wordt op de manometer
4
De band tot de voorgeschreven bandenspan‐
#
ning oppompen.
%
De voorgeschreven bandenspanning is aan‐
gegeven op de sticker van het noodwiel.
Als de voorgeschreven bandenspanning is
#
bereikt, de in- en uitschakelknop
bandenvulcompressor in de stand 0 drukken.
De bandenvulcompressor is uitgeschakeld.
De start-stoptoets indrukken om de span‐
#
ningsvoorziening uit te schakelen.
Als de bandenspanning hoger is dan voorge‐
#
pagina 91).
schreven, de afblaasknop
de correcte bandenspanning ingesteld is.
De wartelmoer
#
het ventiel losdraaien.
Het ventieldopje van het noodwiel weer op
#
het ventiel aanbrengen.
4
op de banden‐
5
afgelezen.
4
op de
6
indrukken, tot
2
van de vulslang
1
van
Banden en velgen 349
De vulslang
1
en de stekker
#
onderste deel van het bandenvulcompressor‐
huis opbergen.
De bandenvulcompressor in de auto opber‐
#
gen.
3
in het