%
Als de luchtrecirculatie is ingeschakeld kun‐
nen de ruiten sneller beslaan. De luchtrecir‐
culatie slechts kortstondig inschakelen.
Luchtuitstroomopeningen
Luchtuitstroomopeningen instellen
& WAARSCHUWING Gevaar voor brand‐
wonden of bevriezing door een te geringe
afstand tot de luchtuitstroomopeningen
Uit de luchtuitstroomopeningen kan zeer
hete of zeer koude lucht stromen.
Altijd ervoor zorgen, dat alle inzittenden
#
voldoende afstand houden tot de lucht‐
uitstroomopeningen.
Naar behoefte de luchtstroom naar een
#
ander gebied van het interieur leiden.
Om de toevoer van buitenlucht via de luchtuit‐
stroomopeningen naar het interieur te waarbor‐
gen, de volgende aanwijzingen in acht nemen:
De luchtroosters in het interieur altijd vrij‐
R
houden.
De luchtinlaat vrijhouden van afzettingen
R
(
pagina 305).
/
Openen of sluiten: De draaiknop
#
of linksom draaien.
Luchtstroomrichting instellen (middelste
#
luchtuitstroomopeningen): De luchtuit‐
stroomopening
2
bij de middelste lamel
vastpakken en omhoog, omlaag, naar links of
naar rechts draaien.
Voor het instellen van de luchtstroomrichting van
het zijluchtrooster de draaiknop
en omhoog, omlaag, naar links of naar rechts
draaien.
1
rechts-
1
vastpakken
Klimaatregeling 105