120 Rijden en parkeren
De volgende eigenschappen van de auto kunnen
ook worden gewijzigd met de toetsen in de mid‐
denconsole:
Stand van de uitlaatgaskleppen
R
Onderstel
R
Rijprogramma kiezen
De DYNAMIC SELECT-schakelaar
#
voren of achteren drukken.
Op het display
2
en op het multifunctioneel
display in het combi-instrument verschijnt
het geselecteerde rijprogramma.
Rijprogramma I configureren
Multimediasysteem:
Voertuig
e DYNAMIC SELECT
4
5
Individual
5
De individuele instelling selecteren.
#
Bedieningsfeedback voor rijprogramma's in-
en uitschakelen
Multimediasysteem:
Voertuig
e DYNAMIC SELECT
4
5
Bedieningsfeedback
in- O of uitschakelen
#
ª.
Wanneer deze functie actief is, wordt bij
selectie van een rijprogramma via de DYNA‐
MIC SELECT-schakelaar een overeenkom‐
1
naar
stige melding weergegeven op het mediadis‐
play.
Voertuiggegevens weergeven
Multimediasysteem:
Voertuig
4
Voertuiggegevens
#
De voertuiggegevens worden weergegeven.
Motorgegevens weergeven
Multimediasysteem:
Voertuig
4
Motorgegevens
#
%
De daadwerkelijk haalbare (maximum) waar‐
den voor motorvermogen en motorkoppel
kunnen afwijken van de gecertificeerde
waarden, binnen de toleranties die volgens
de landspecifieke specificaties zijn toege‐
staan (gebaseerd op UN-ECE nr. 85 of lands‐
pecifieke specificaties).
e DYNAMIC SELECT
5
selecteren.
e DYNAMIC SELECT
5
selecteren.