De wielbouten in de aangegeven volgorde
#
tot
5
diagonaal en gelijkmatig met maxi‐
maal 80 Nm vastzetten.
De wielbouten vervolgens in de aangegeven
#
volgorde
1
tot
5
kruiselings en gelijkmatig
met het voorgeschreven aanhaalmoment van
180 Nm vastzetten.
& WAARSCHUWING Gevaar voor ongeval‐
len door onjuist aanhaalmoment
Als de wielbouten of de wielmoeren niet met
het voorgeschreven aanhaalmoment zijn
vastgezet, kunnen de wielen loskomen.
De bouten met het voorgeschreven aan‐
#
haalmoment vastzetten.
Indien nodig contact opnemen met een
#
gekwalificeerde werkplaats en de auto
niet verplaatsen.
De bandenspanning van het nieuwe wiel con‐
#
troleren en naar behoefte aanpassen.
Auto's met bandenspanningscontrole: De
#
bandenspanningscontrole opnieuw starten
1
(
pagina 336).
/
Uitzondering: Het nieuwe wiel is een nood‐
wiel.
Banden en velgen 347
Noodwiel
Aanwijzingen met betrekking tot het nood‐
wiel
& WAARSCHUWING Gevaar voor ongeval‐
len door verkeerde wiel- en bandenma‐
ten
De wiel‑ en bandenmaten en het bandentype
van het nood‑ of reservewiel en het te ver‐
wisselen wiel kunnen verschillend zijn. Het
noodwiel of het reservewiel kan de rij-eigen‐
schappen sterk nadelig beïnvloeden.
Om risico's te vermijden, de volgende punten
in acht nemen:
Voorzichtig rijden.
#
Nooit meer dan een noodwiel of reser‐
#
vewiel monteren dat afwijkt van het te
verwisselen wiel.
Het noodwiel of het reservewiel slechts
#
kortstondig gebruiken.
Het ESP
®
niet uitschakelen.
#
Een noodwiel of reservewiel met ver‐
#
schillende afmetingen bij de eerstvol‐