Dodehoek- of actieve dodehoekassistent in-
of uitschakelen
Multimediasysteem:
Voertuig
k Assistentie
4
5
Dodehoekassistent
5
De functie in- O of uitschakelen ª.
#
Spoorassistent
Functie van de spoorassistent
De spoorassistent bewaakt het gebied vóór de
auto met een multifunctionele camera
(
pagina 134). Deze moet voorkomen dat u
/
ongewild de rijstrook verlaat. Daartoe kunt u
door een trilling in het stuurwiel worden gewaar‐
schuwd.
De spoorassistent is beschikbaar in het snel‐
heidsbereik tussen 60 km/h en 200 km/h.
De spoorassistent kan het gevaar voor ongeval‐
len als gevolg van een niet aangepaste rijstijl niet
verminderen en de natuurkundige grenzen niet
verleggen. Hij kan geen rekening houden met de
weg- en weersomstandigheden en de verkeerssi‐
tuatie. De spoorassistent is slechts een hulpmid‐
del. De bestuurder is zelf verantwoordelijk voor
de veilige afstand, de gereden snelheid, het tijdig
remmen en het aanhouden van de rijstrook.
U wordt gewaarschuwd door een trilling in het
stuurwiel als aan de volgende voorwaarden
wordt voldaan:
De spoorassistent herkent rijstrookmarke‐
R
ring.
Een voorwiel rijdt over de rijstrookmarkering.
R
Of een waarschuwing wordt gegeven en op welk
tijdstip, hangt bovendien af van de ingestelde
gevoeligheid (standaard of adaptief).
Systeemgrenzen
Het systeem kan in de volgende situaties moge‐
lijk niet correct werken of buiten werking zijn:
Bij slecht zicht, bijvoorbeeld door onvol‐
R
doende verlichting van de weg, bij sterk wis‐
selende schaduwen of door regen, sneeuw,
mist of veel spatwater
Bij verblinding, bijvoorbeeld door tegemoet‐
R
komend verkeer, directe zonnestraling of
reflecties
Rijden en parkeren 163
Bij vervuiling van de voorruit in het gebied
R
van de multifunctionele camera of als de
camera beslagen, beschadigd of afgedekt is
Als er geen of meerdere, niet duidelijk her‐
R
kenbare rijstrookmarkeringen aanwezig zijn,
bijvoorbeeld in de omgeving van wegwerk‐
zaamheden
Als de rijstrookmarkeringen versleten, donker
R
of bedekt zijn
Als de afstand tot de voorligger te klein is en
R
daardoor de rijstrookmarkeringen niet wor‐
den herkend
Wanneer rijstrookmarkeringen snel wijzigen,
R
bijvoorbeeld bij aftakkingen, kruisingen of
wegversmallingen
Bij zeer smalle en bochtige rijbanen
R
Gevoeligheid van de spoorassistent
Met de instelling Standaard of Adaptief kunt u
beïnvloeden wanneer de vibratiewaarschuwing
van de spoorassistent plaatsvindt.