46
Hoofdstuk 2 Basishandelingen
5
Raak [Opslaggeheugen] op het
tabblad [Functies] aan.
6
Raak de gewenste origineeldata
aan.
• Als u origineeldata wilt kiezen die in een
andere map zijn opgeslagen, raakt u de tab
van die map aan.
• Als er 6 of meer bestanden met origineeldata
zijn, raakt u [F] of [G] aan om andere
bestanden weer te geven.
BAfhankelijk van het soort origineel-
data wordt een van de volgende pic-
togrammen weergegeven:
de [Opmaker]
7
Raak [Details] aan.
8
Controleer de af te drukken origi-
neeldata.
BZie de volgende pagina voor infor-
matie over het afdrukken van origi-
neeldata.
(A
beheren [Opslaggeheugen], [USB-
Takenlijst]")
9
Raak [Opzoeken] aan.
: Tweekleurige origineeldata
: Origineeldata die zijn bewerkt met
89 "De opgeslagen origineeldata
10
Controleer de instelling van
[Auto.verwerk].
De instellingen die kunnen worden gekozen,
komen overeen met die voor "Afdrukken vanaf
de computer"
(A
11
Geef andere instellingen op.
Zie de volgende pagina voor informatie over
het gebruik van het basisscherm voor het
maken van masters.
(A
24 "Schermen op het touchpaneel")
12
Geef met de numerieke toetsen op
hoeveel kopieën moeten worden
afgedrukt.
13
Druk op de toets [START].
• Als [Auto.verwerk] [AAN] is:
Na het maken van de master wordt de afdruk-
procedure uitgevoerd.
• Als [Auto.verwerk] is ingesteld op een andere
waarde dan [AAN]:
Voer de nodige stappen uit, al naar gelang de
instellingen.
(A
41 "Als [Auto Afdrukken] op een andere
waarde is ingesteld dan [AAN]")
BMogelijk wordt automatisch inktver-
deling uitgevoerd (om de bruikbaar-
heid en stabiliteit van de inkt te
waarborgen). U kunt de instelling
wijzigen bij [Auto-inktverdeling]
(A
142) onder [Admin.].
40).