26
Hoofdstuk 1 Informatie over de machine
Basisscherm voor afdrukken
In dit scherm kunt u functies voor de afdrukprocedure
instellen.
Bij gebruik van een papieren origineel worden niet
dezelfde items weergegeven als bij gebruik van een
elektronisch origineel.
■ Voor een papieren origineel
1
1 [Afdrukpositie]
Toont de aanpassingswaarde van de afdrukposi-
tie.
(A
98 "De afdrukpositie aanpassen [PRINT POSI-
TION]")
■ Voor een elektronisch origineel
1 Bewerkingen
[Vernieuw]: U kunt opnieuw een master maken als
de master die voor afdrukken wordt gebruikt, niet
goed genoeg meer is.
(A
100 "Opnieuw een master maken [Vernieuw]")
Het gedeelte over het basisscherm voor het
maken van masters bevat informatie over andere
items op het scherm.
1
Basisscherm voor scannen
Via dit scherm kunt u instellingen configureren voor
het scannen van een papieren origineel op deze
machine, en voor het opslaan hiervan in elektronische
indeling.
1
2
3
4
5
1 Meldingengebied
Hier ziet u de status van de machine en gebruiks-
instructies.
Raak [End] aan om de gescande origineeldata op
te slaan.
2 Basisinformatie
U kunt instellingen configureren voor de origineel-
data die u wilt opslaan.
• [Bestandsnaam]
(A
• [Directory]
(A
131)
• [Eigenaar]
(A
132)
3 Tabknoppen
U kunt van scherm wisselen door de gewenste
tabknop aan te raken.
4 Functies
Hier ziet u de functieknoppen die kunnen worden
ingesteld.
5 Gebied voor Directe Toegang
Het is handig om in dit gebied veelgebruikte func-
ties te registreren.
(A
120 "Veelgebruikte functies voor elke gebrui-
ker registreren [Mijn dir. toegang]")
(A
144 "Veelgebruikte functies registreren op het
tabblad [Basis] [Invoer DirectToeg.]")
131)