De positie van beide afdruktrommels
uitlijnen
1
Wijzig de positie van een van de
afdruktrommels.
2
Raak [1=2 Uitlijning] aan op het
tabblad [Functies].
3
Controleer op het tabblad [Basis]
of beide trommels zijn uitgelijnd.
BAls u de positie van beide trommels
afzonderlijk wijzigt, worden de posi-
ties uitgelijnd met de laatst gewij-
zigde positie van de trommel.
Hoofdstuk 4 Functies voor afdrukken
Inktvlekken op afdrukken vermin-
deren [Interval]
Deze machine voert op hoge snelheid afdrukken
uit. Afhankelijk van het papier kan het gebeuren dat
de inkt op een afdruk niet goed gedroogd is. Deze
inkt kan de achterkant van de volgende afdruk
besmeuren.
Verleng in dat geval het interval totdat de volgende
afdruk wordt uitgevoerd. Hierdoor kan de inkt dro-
gen en worden inktvlekken voorkomen.
U kunt het interval tot de uitvoer van de volgende
afdruk wijzigen met behulp van de lege rotaties van
de afdruktrommel.
BDeze functie is niet beschikbaar wanneer
u de volgende functie gebruikt:
C[Slipsheet sorteren]
1
Raak [Interval] op het tabblad
[Functies] aan.
2
Raak [AAN] aan.
3
Geef de waarde voor [Overslaanro-
tatie] op.
U kunt de waarde voor [Overslaanrotatie] op
een van de volgende manieren opgeven:
• Door een numerieke waarde in te voeren met
de numerieke toetsen.
• Door [F] of [G] aan te raken.
BDruk op de toets [C] drukt om de
waarde op [1] terug te zetten.
4
Raak [OK] aan.
99
(A
114)
4