Inhoudsopgave
Advertenties
98
Hoofdstuk 4 Functies voor afdrukken
De afdrukpositie aanpassen
[PRINT POSITION]
U kunt de afdrukpositie aanpassen.
De afdrukpositie per afdruktrommel
aanpassen
U kunt de afdrukpositie aanpassen met de [PRINT
POSITION]-toetsen op het bedieningspaneel.
U kunt de afdrukpositie niet alleen vóór maar ook tij-
dens de afdrukprocedure aanpassen.
1
Druk op de [PRINT POSITION]-
toetsen ([M], [V], [O] of [N]) voor
de afdruktrommel die u wilt aan-
passen.
Elke keer dat u op een van deze toetsen drukt,
wordt het drukbeeld 0,5 mm verplaatst.
BDruk op de toets [P] om het druk-
beeld op de standaardpositie terug
te zetten.
BAls u het drukbeeld tijdens de
afdrukprocedure op de standaard-
positie terug wilt zetten, houdt u de
toets [P] ingedrukt.
BWanneer de [Fijninstel. mode] is
ingeschakeld op het tabblad [Func-
ties], kunt u de afdrukpositie in stap-
pen van ongeveer 0,1 mm
aanpassen. Als [Fijninstel. mode]
niet wordt weergegeven, neemt u
contact op met uw dealer of een
erkend reparateur.
Verticale
richting
Horizontale richting
2
Controleer de afstand van de ver-
plaatsing.
Op het touchpaneelscherm wordt aangegeven
hoe ver het drukbeeld is verplaatst.
BDe weergegeven afstand is een
referentiewaarde. Druk na het aan-
passen van de afdrukpositie op de
toets [PROOF] om de afdruk te con-
troleren.
BDirect nadat de afdrukpositie is aan-
gepast voor een van de afdruktrom-
mels, blijft het nabeeld van de
vorige afdrukpositie mogelijk nog
langs het printpad aanwezig . Dit
nabeeld kan een afdrukafwijking
veroorzaken. Druk in dat geval
enkele testkopieën af tot het
nabeeld verdwenen is.
BAls de volgende handelingen
worden uitgevoerd, wordt de
afdrukpositie teruggezet op de
standaardinstelling.
CDruk op de toets [RESET].
CSchakel de machine uit.
Advertenties
Inhoudsopgave
Probleemoplossen
