Inhoudsopgave
Advertenties
36
Hoofdstuk 2 Basishandelingen
BHet formaat van het geplaatste
papier wordt bij [Papier] in het basis-
scherm voor het maken van mas-
ters weergegeven. Als het
weergegeven formaat afwijkt van
dat van het geplaatste papier,
plaatst u het papier opnieuw.
BDe stand van de instelhendel voor
de papierinvoer
[Papier] in het basisscherm voor het
maken van masters weergegeven.
6
Controleer de papierontvangst-
lade.
(A
31 "De papierontvangstlade gebruiksklaar
maken")
7
Controleer de instelling van [Auto
verwerking].
(A
28 "Wat is [Auto verwerking]?")
BWanneer u originelen in de optio-
nele automatische documentinvoer
plaatst, wordt [Auto verwerking]
automatisch ingeschakeld.
U kunt de standaardinstelling wijzi-
gen bij [ADF Auto verwerking]
(A
8
Geef de instellingen voor het
maken van masters op.
(A
52 "Functies voor het maken van masters")
(A
108 "Nuttige functies")
9
Geef met de numerieke toetsen op
hoeveel kopieën moeten worden
afgedrukt.
10
Druk op de toets [START].
Er wordt een master van het origineel gemaakt
voor afdruktrommel 1 en er wordt een testkopie
voor deze trommel afgedrukt.
BMogelijk wordt automatisch inktver-
deling uitgevoerd (om de bruikbaar-
heid en stabiliteit van de inkt te
waarborgen). U kunt de instelling
wijzigen bij [Auto-inktverdeling]
(A
11
Plaats een origineel voor afdruk-
trommel 2.
(A
33 "Plaatsing van originelen")
(A
31) wordt naast
138) onder [Admin.].
142) onder [Admin.].
12
Geef de instellingen op voor het
maken van een master voor
afdruktrommel 2.
De instellingen die worden opgegeven voor
afdruktrommel 1 (stap 8) worden doorgegeven
naar afdruktrommel 2.
U kunt de instellingen naar wens wijzigen.
13
Druk op de toets [START].
Er wordt een master van het origineel gemaakt
voor afdruktrommel 2 en er wordt een testkopie
voor deze trommel afgedrukt.
• Als [Auto verwerking] aan is, gaat u naar stap
16.
• Als [Auto verwerking] uit is, gaat u naar stap
14.
14
Geef de afdrukinstellingen op.
Controleer de afdrukpositie en afdrukzwarting
op de testkopie.
(A
96 "Functies voor afdrukken")
BDruk op de toets [PROOF] om de
uitvoer aan de hand van een andere
testkopie te controleren.
BAls de machine langere tijd niet
wordt gebruikt, droogt de inkt op de
afdruktrommel op, wat in kopieën
met vage of fletse kleuren resulteert.
Maak in dat geval meerdere testko-
pieën om de bruikbaarheid en stabi-
liteit van de inkt te controleren. U
kunt meerdere testkopieën na
elkaar maken door herhaaldelijk op
de toets [PROOF] te drukken.
15
Druk op de toets [START].
De afdrukprocedure wordt gestart.
BAls u de afdrukprocedure wilt stop-
pen, drukt u op de toets [STOP].
16
Verwijder de uitgevoerde kopieën.
Klap de geleiders van de papierontvangstlade
naar beneden, zodat u het papier gemakkelijk
kunt verwijderen.
Advertenties
Inhoudsopgave
Probleemoplossen
