9.6
Parametermodus
9.6.1
Overzicht
Groep 07
Controlewoorden
Groep 08
Statuswoorden
Groep 09
Storing- & alarmwoorden
Groep 11
Start / stop / richting / MCB-besturing
Groep 12
Referentieselectie
Groep 16
Systeembesturing ingave
Groep 17
Tussenkringbesturing
Groep 18
Nut
Groep 19
Gegevensopslag
Groep 20
Grenzen
Groep 21
Start / stop / processtop
Groep 22
Integratorfuncties
Groep 23
Snelheidsreferentie
ACS2000 DFE UM
KENNISGEVING
Het gebruiken van het aandrijfsysteem met onjuiste gegevens kan resulteren
in slecht functioneren, vermindering van de besturingsnauwkeurigheid en
beschadiging van de apparatuur.
De parameters mogen alleen door gekwalificeerd personeel worden
ingesteld. Verander geen enkele parameter als u de betekenis van de
parameters en de effecten van de veranderingen niet volledig begrijpt.
Als het parameterslot uitgeschakeld of ontgrendeld is (zie
meterslot inschakelen /
parameterinstellingen in te voeren voor de benodigde aandrijfconfiguratie,
afhankelijk van de toepassing.
De parameters zijn in functionele groepen, de zogenaamde parameter-
groepen, ingedeeld.
Voor details over de parameters, hun instellingen en functies, zie
parametertabel.
Wanneer u voor de eerste keer de parametermodus opent, zal het CDP-
besturingsspaneel - nadat de hulpvoedingsspanning van de aandrijving is
ingeschakeld - de eerste parameter van de parametergroep 11 weergeven.
De volgende keer dat u in de parametermodus komt, wordt de eerder gese-
lecteerde parameter weergegeven.
3BHS360367 ZAB NL1 Rev. F
ontgrendelen) laat de parametermodus u toe de
21.01
Startfunctie
21.02
Startfunctie
21.03
Off1 stopmodus
21.04
Processtop selectie
21.05
Processtop signaal
21.06
Processtop MCB-besturing
21.07
Processtop modus
.
.
.
21.17
MCB sluittijdlimiet
21.17
21.19
MCB beschikbaar signaal
9.6.3 Een para-
signaal-en
131