9.2
Functies van het CDP-bedieningspaneel
9.3
Modi van het CDP-bedieningspaneel
120
Het CDP-bedieningspaneel fungeert als de basisgebruikersinterface voor
de bediening en controle van de aandrijving wanneer de lokale modus is
geselecteerd.
Het CDP-bedieningspaneel kan bevestigd worden aan of losgemaakt
worden van de aandrijving zonder eerst de hulpvoeding uit te schakelen.
Met behulp van het CDP-bedieningspaneel is het mogelijk om
■
de opstartgegevens in te voeren,
■
de aandrijving te bedienen met een referentiewaarde en met start-,
stop- en richtingscommando's,
■
de werkelijke waarden weer te geven (drie waarden kunnen gelijktijdig
worden gelezen),
■
parameters weer te geven en aan te passen,
■
informatie over de veertig meest recente storingsgebeurtenissen
weer te geven,
■
volledige parametersets te uploaden en te downloaden van de ene
aandrijving naar de andere.
Het CDP-bedieningspaneel biedt de volgende modi aan:
■
Identificatiemodus
■
Modus werkelijke signalen
■
Parametermodus
■
Functiemodus
3BHS360367 ZAB NL1 Rev. F
ACS2000 DFE UM