8.4.1
Lampentest
8.5
Statusberichten
8.5.1
Overzicht statusberichten
NotReadyOn
(Niet Klaar Voor Bedrijf)
ReadyOn
(Klaar Voor Bedrijf)
Charging
(Opladen)
ReadyRun
(Klaar Voor Bedrijf)
ReadyRef
(Klaar Ref.)
Stopping
(Stopzetten)
108
De lamp test wordt via het CDP-bedieningspaneel geactiveerd door para-
meter 16.7 op LAMPENTEST te zetten. De functie lampentest herstelt zich
na een bepaalde tijd.
Hieronder worden de statusmeldingen van de belangrijkste operationele
toestanden van de aandrijving weergegeven wanneer deze wordt opge-
start (zie
8.5.2 Startvolgorde van de
Stopvolgorde van de
De statusmeldingen worden naar het overkoepelende besturingssysteem
verzonden en worden weergegeven op het CDP-bedieningspaneel van de
aandrijving.
Voor informatie over andere statusmeldingen, zoals storingsmeldingen in
het bijzonder, raadpleegt u de statuswoorden in de Signaal- en parame-
tertabel van de aandrijving.
NotReadyOn (Niet Klaar Voor Bedrijf) betekent dat de tussenkring niet
kan worden opgeladen en de aandrijving niet kan niet worden aange-
sloten op de netspanning, wat wil zeggen dat de hoofdschakelaar niet
gesloten kan worden. De statusmelding wordt weergegeven, bijvoorbeeld
wanneer de deuren van middenspanningscompartimenten nog open zijn,
de aardingsschakelaar van de aandrijving in geaarde positie is, of de
motorstarter van de ventilator is uitgeschakeld.
Het statusbericht signaleert dat de aandrijving in goede staat is en klaar
voor het AAN-commando. Het AAN-commando initieert het opladen van
de tussenkringcondensatoren en het sluiten van de hoofdschakelaar van
de aandrijving. Afhankelijk van de besturingsplaats kan het commando
zowel vanuit de overkoepelende besturingssysteem naar de aandrijving
worden gezonden of worden gestart door op de drukknop SUPPLY ON op
de deur van het bedieningspaneel te drukken.
Het statusbericht ReadyOn verandert in Charging wanneer de tussenkring-
condensatoren van de aandrijving worden opgeladen.
Het statusbericht ReadyRun (Klaar Voor Bedrijf) vertelt de operator dat de
aandrijving onder spanning staat en klaar voor gebruik is. Zodra het
startcommando wordt geïnitieerd, wordt de motor gemagnetiseerd en
begint de aandrijving te moduleren.
Wanneer de aandrijving in ReadyRef staat, is deze draaiende en werkt hij
volgens de ingestelde snelheid of de koppelreferentiewaarde. Wanneer
deze op afstand bediend wordt, wordt de referentiewaarde ingesteld op de
overkoepelende besturing. In lokale bediening, wordt de waarde in het
CDP-bedieningspaneel ingevoerd.
Stopping geeft aan dat de aandrijving een stopcommando heeft ontvangen
en dat er een integrator- of stop met uitloop is gestart. De stopmodus is
3BHS360367 ZAB NL1 Rev. F
aandrijving), stopgezet (zie
aandrijving) of wanneer een storing zich voordoet.
8.5.3
ACS2000 DFE UM