1-7. Veiligheidsinformatie
WAARSCHUWING
■
Voorzorgsmaatregelen airbags
Neem met betrekking tot de airbags de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
●
Alle inzittenden dienen hun veiligheidsgordels op de juiste manier te dragen.
De airbags vormen een aanvullend veiligheidssysteem, dat gebruikt moet wor-
den in combinatie met de veiligheidsgordels.
●
De bestuurdersairbag wordt met een aanzienlijke kracht opgeblazen waardoor
ernstig letsel kan ontstaan, vooral wanneer de bestuurder zich dicht bij de air-
bag bevindt.
Het gevaarlijkst bij de activering van de airbag zijn de eerste 50 - 75 mm; door
een afstand van minimaal 250 mm tot het stuurwiel aan te houden, hanteert u
een veilige marge. Dit is de afstand gemeten vanaf het midden van het stuur-
wiel tot aan uw borstbeen. Als u nu minder dan 250 mm van de airbag zit, kunt
u uw zitpositie op verschillende manieren wijzigen:
• Plaats uw stoel zo ver mogelijk naar achteren terwijl de pedalen nog goed
kunnen worden bediend.
• Zet de rugleuning iets achterover.
Hoewel het een beetje afhankelijk is van het ontwerp van de auto, kunnen
de meeste bestuurders een afstand van 250 mm tot het stuur in acht
nemen, ook al staat de stoel in zijn voorste stand, door de rugleuning van
de stoel iets naar achteren te zetten. Als u door het achterover zetten van
uw stoel de weg niet goed meer kunt zien, kunt u een stevig, niet-glad kus-
sen gebruiken om hoger te zitten, of uw stoel hoger zetten wanneer uw
auto deze mogelijkheid biedt.
• Als het stuurwiel verstelbaar is, kantel het dan naar beneden. Hierdoor
wordt de airbag op uw borst gericht in plaats van op uw hoofd en hals.
Stel de stoel in zoals hierboven is aangegeven en let er daarbij op dat u de peda-
len en het stuurwiel goed kunt bedienen en voldoende zicht hebt op het instru-
mentenpaneel en de bedieningsorganen in het dashboard.
130