Uitvoering
UF02 BAG0184.3 08.19
•
Bereken zorgvuldig de benodigde hoeveelheid spuitvloeistof of
de navulhoeveelheid om de restvloeistof na het spuiten te be-
perken, omdat een milieuvriendelijke verwerking van de rest-
vloeistof erg moeilijk is.
ο
Gebruik voor de berekening van de benodigde navulhoe-
veelheid voor de laatst spuitvloeistoftankvulling de "Vultabel
voor resterende oppervlakken". Trek hierbij de technische,
onverdunde resthoeveelheid uit de spuitbomen van de be-
rekende navulhoeveelheid af.
Zie hiervoor hoofdstuk "Vultabel voor resterende opper-
vlakken"
1. Bepaal de vereiste water- en preparaatdosering aan de hand
van de gebruiksaanwijzing van het gewasbeschermingsmiddel.
2. Bereken de vul- en navulhoeveelheden voor het te behandelen
oppervlak.
3. Vul de machine en spoel het preparaat in.
4. Roer de spuitvloeistof voor het spuiten conform de aanwijzingen
van de fabrikant van de spuitvloeistof.
Vul de machine bij voorkeur met de zuigslang en spoel tijdens het
vullen het preparaat in.
Zo wordt de doseringszone permanent met water gespoeld.
•
Begin tijdens het vullen met het doseren van het preparaat wan-
neer 20% van het tankniveau is bereikt.
•
Bij gebruik van meerdere preparaten:
ο
Reinig de containers telkens direct na het doseren van een
preparaat.
ο
Spoel de doseersluis telkens na het doseren van een pre-
paraat.
•
Bij het vullen mag geen schuim ontsnappen uit de spuitvloeistof-
tank.
De toevoeging van een antischuim-preparaat voorkomt even-
eens dat de spuitvloeistoftank schuimend overloopt.
De roerwerken blijven normaal gezien vanaf het vullen tot u klaar bent
met spuiten ingeschakeld. Doorslaggevend zijn hierbij de aanwijzin-
gen van de fabrikant van het preparaat.
Werken met de machine
131