Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Yamaha MOTIF ES6 Gebruikershandleiding pagina 89

Inhoudsopgave

Advertenties

● Effectgerelateerde parameters........
[COMMON] → [F6] EFFECT
[COMMON] → [F2] OUT/MEF → [SF3] MEF (mastereffect)
De effecten gebruiken DSP (Digital Signal Processing) om het
geluid van een performance te wijzigen en verbeteren. U kun
de effectgerelateerde parameters bewerken in de display
Common Edit.
● Master-EQ-gerelateerde parameters
Deze parameters laten u de vijf-bands master-EQ gebruiken
om het totale geluid van de performance te bewerken.
Master-EQ beschikt ook over afzonderlijke EQ-vormparame-
ters voor de lage en hoge frequentiebanden, alsook over
frequentie-, versterkings- en Q-regelaars voor elke band.
● Regelaargerelateerde parameters
[COMMON] → [F4] CTL ASN (regelaar toewijzen)
Voor elk van de performances, kunt u het besturingswijzigings-
nummer toewijzen aan de ingebouwde regelaars zoals ribbon-
controller, KN-draaiknoppen (ASSIGN 1 en 2) en de optionele
aangesloten regelaars, zoals een voetregelaar en breathcon-
troller.
n
De functies die aan de regelaars zijn toegewezen, zijn afhankelijk van
OPM.
de instellingen van de voices van elk van de parts, die in de modus
Voice Edit zijn bewerkt.
● Arpeggiogerelateerde parameters
Voor elke performance kunt u de arpeggiogerelateerde
parameters, zoals arpeggiotype en -afspeeltempo instellen.
Deze kunnen worden bewerkt in de display Common Edit.
Functie Compare (vergelijken)
Net als in de modus Voice Edit, kunt u de functie Compare (vergelijken) ook in de modus Performance Edit gebruiken.
Deze handige functie laat u schakelen tussen de bewerkte voice en zijn originele, onbewerkte toestand – waardoor u naar
het verschil tussen de twee kunt luisteren en beter kunt horen hoe uw bewerkingen het geluid beïnvloeden.
1
Druk op de knop [EDIT] in de modus Performance Edit (als de aanduiding [EDIT] aan is) zodat zijn aanduiding knippert.
De aanduiding [C] wordt bovenin display aangegeven (in plaats van de aanduiding [E]), en de originele, onbewerkte
performance wordt teruggeroepen voor beluisteren.
2
Druk nogmaals op de knop [EDIT] om de functie Compare uit te schakelen en de instellingen van uw bewerkte
performance terug te roepen.
Vergelijk desgewenst het bewerkte geluid met het onbewerkte geluid door de stappen 1 en 2 te herhalen.
n
OPM.
Terwijl de functie Compare actief is, kunt u geen wijzigingen in de performance aanbrengen.
blz. 177 en 215
5
6
Voer een naam in voor de performance via de display Name
([COMMON] → [F1] GENERAL → [SF1] NAME).
Voor gedetailleerde instructies over het benoemen, raadpleeg
blz. 53 in de sectie Basisbediening.
.. blz. 178 en 214
... blz. 155 en 214
7
De bewerkte performance kan worden opgeslagen in de
modus Performance Store. Zie blz. 91 voor details.
8
Vergeet niet dat bewerkte performancedata worden opgesla-
gen in het interne usergeheugen (flash-rom) en zelfs worden
.. blz. 169 en 214
vastgehouden als het instrument wordt uitgezet. Als zodanig is
het niet noodzakelijk de data weg te schrijven naar een Smart-
Media-kaart of ander apparaat; het kan echter zijn dat u de
data naar andere media weg wilt schrijven als back-up of om
organisatorische redenen. Voor meer informatie, zie blz. 91.
Herhaal desgewenst de stappen 3 - 4.
De bewerkte performance benoemen.
Voer de gewenste performancenaam in.
Sla de bewerkte performance op in het interne
usergeheugen (blz. 186).
Schrijf desgewenst de bewerkte en opgeslagen
performances weg naar een SmartMedia/USB-
opslagapparaat.
Een performance bewerken
89
Gebruikershandleiding

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Motif es7Motif es8

Inhoudsopgave