Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Modus Master; Masters Creëren - Basisprocedure; Modus Master Play; Modus Master Edit - Yamaha MOTIF ES6 Gebruikershandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

Modus Master

■ Masters creëren — basisprocedure
Met de modus Master kunt u speciale programmacombinaties bespelen en bewerken die 'Masters' worden genoemd. Een master kan tot vier
verschillende voices of performances bevatten, die elk aan een afzonderlijke MIDI-zone zijn toegewezen. Het kan ook bepaalde songs of patro-
nen bevatten. Daardoor kunt u het instrument precies zo instellen als u nodig heeft voor live-optredens, door de masters schakelen in de volg-
orde dat u ze nodig heeft.
Om een master te maken, stelt u de verschillende parameters hieronder in, in de modi Master Play en Master Edit. Gebruik de modus Master
Job om data te initialiseren of naar een ander apparaat over te dragen.
Als u eenmaal een master heeft bewerkt, kunt u deze in een userbank in het interne geheugen (flash-rom) opslaan in de modus Performance
Store en alle bewerkte masters naar een SmartMedia/USB-opslagapparaat in de modus File wegschrijven.

Modus Master Play

Met de modus Master Play kunt u een verscheidenheid aan algemene bewerkingshandelingen uitvoeren op de geselecteerde master. Voor
gedetailleerdere en uitgebreide bewerkingshandelingen, gebruikt u de modus Master Edit. Bewerkte parameters, met uitzondering van enkele
parameters, worden in intern flash-rom opgeslagen als usermaster.
[F1] PLAY
OCT (octavering)
ASA (ASSIGN A = toewijzing A),
ASB (ASSIGN B = toewijzing B)
n
De instellingen OCT (octavering), ASA (Assign A = toewijzing A) en ASB (Assign B = toewijzing B) zijn niet afzonderlijk voor elke master toe te wijzen. Daarom worden ze
OPM.
ook niet als afzonderlijke master opgeslagen in de modus Master Store (blz. 137).
AS1 (ASSIGN 1 = toewijzing 1),
AS2 (ASSIGN 2 = toewijzing 2)
[SF1] ARP1 (arpeggio 1) -
[SF5] ARP5 (arpeggio 5)
[F2] MEMORY
Via deze display kunt u basisparameters voor de master instellen, waaronder de modus die met de master en het programmanummer wordt opgeroepen.
Modus
Memory (geheugen)
ZoneSwitch (zoneschakelaar)

Modus Master Edit

De modus Master Edit is verdeeld in Common Edit (gemeenschappelijk bewerken), voor het instellen van parameters voor alle vier zones
gezamenlijk, en Zone Edit, voor het instellen van parameters van afzonderlijke zones.
Als de zoneschakelaar is aangezet in de display [F2] MEMORY in de modus Master Play, is alleen Common Edit (gemeenschappelijk bewerken)
beschikbaar.
[MASTER] → Selectie master
Geeft de octavering van het toetsenbord aan die via de knoppen [OCTAVE] is ingesteld.
Dit kan ook via de volgende handelingen worden gewijzigd: [UTILITY] → [F1] GENERAL → [SF2] KBD → Octave.
Geeft de functies aan die aan de respectievelijke knoppen (met bijschrift 'ASSIGN A' en 'ASSIGN B') zijn toegewezen
als het lampje van zowel de knop [PAN/SEND] als de knop [TONE] is aangezet. De functies zijn toegewezen via de
display [UTILITY] → [F4] CTL ASN → [SF2] ASSIGN.
Geeft de waarden aan die zijn verkregen door aan de respectievelijke knoppen (met bijschrift 'ASSIGN A' en 'ASSIGN B')
te draaien als het lampje van zowel de knop [PAN/SEND] als de knop [TONE] is aangezet. De functies die aan deze
knoppen zijn toegewezen, zijn afhankelijk van de instelling van de voice die als masterprogramma is geselecteerd.
U kunt de arpeggio-typen oproepen door op deze knoppen te drukken, waaraan de arpeggiotypen zijn toegewezen.
Het arpeggiotype dat aan elk van de knoppen is toegewezen, is afhankelijk van het programma (voice, performance,
song, patroon) dat als master is geselecteerd.
Bepaalt de modus die wordt opgeroepen als het masternummer wordt geselecteerd.
Instellingen: Voice, Performance, Pattern, Song
Bepaalt het programmanummer dat wordt opgeroepen als de master wordt geselecteerd.
Instellingen:
Als de modus is ingesteld op Voice: selecteer een voicebank en -nummer. Raadpleeg de instructies op blz. 60.
Als de modus is ingesteld op Performance: selecteer een performancebank en -nummer. Raadpleeg de instructies op blz. 67.
Als de modus is ingesteld op Pattern: selecteer een patroon en sectie. Raadpleeg de instructies op blz. 57.
Als de modus is ingesteld op Song: selecteer een songnummer. Raadpleeg de instructies op blz. 56.
Bepaalt of de functie Zone wordt gebruikt (on) of niet (off). Zie blz. 137 voor details over de functie Zone.
n
Als de modus is ingesteld op 'Voice' of 'Performance' en de zoneschakelaar is aangezet, kan alleen zone 1 worden gebruikt
OPM.
bij de standaardinstelling (het bespelen van de zones 2-4 zal geen geluid geven). U kunt deze zones gebruiken door diverse
parameters in de modus Master Edit in te stellen.
[MASTER] → Selectie master → [EDIT]
Modus Master Play
271
Gebruikershandleiding

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Motif es7Motif es8

Inhoudsopgave