TIP
Een mix bewerken met de KN-knoppen (in de modus Song/modus Pattern)
De vier knoppen linksboven op het instrument kunnen worden gebruikt om de song-/patroonmixinstellingen aan te passen
terwijl ze worden afgespeeld (in de modi Song Play/Pattern Play). Beter nog, u kunt ze gebruiken om de mixinstellingen te
bewerken, in de modi Song Mixing Edit en Pattern Mixing Edit.
Voor details over de parameters die u met de knoppen kunt bewerken, raadpleegt u de beschrijvingen in de modus
Performance (blz. 90).
● Als de aanduiding [PAN/SEND] wordt aangezet:
[SONG] of [PATTERN] → Selectie song/patroon → [MIXING] → [EDIT] → Selectie part → [F2] OUTPUT →
PAN
[SF1] VOL/PAN → Pan
[SONG] of [PATTERN] → Selectie song/patroon → [MIXING] → [EDIT] → Selectie part → [F2] OUTPUT →
REVERB
[SF2] EF SEND → RevSend
[SONG] of [PATTERN] → Selectie song/patroon → [MIXING] → [EDIT] → Selectie part → [F2] OUTPUT →
CHORUS
[SF2] EF SEND → ChoSend
TEMPO
Tempo van de huidige song/het huidige patroon
● Als de aanduiding [TONE] wordt aangezet:
[SONG] of [PATTERN] → Selectie song/patroon → [MIXING] → [EDIT] → Selectie part → [F4] TONE → [SF2] FILTER →
CUTOFF
Cutoff
[SONG] of [PATTERN] → Selectie song/patroon → [MIXING] → [EDIT] → Selectie part → [F4] TONE → [SF2] FILTER →
RESONANCE
Resonance
[SONG] of [PATTERN] → Selectie song/patroon → [MIXING] → [EDIT] → Selectie part → [F4] TONE → [SF4] AEG →
ATTACK
Attack
[SONG] of [PATTERN] → Selectie song/patroon → [MIXING] → [EDIT] → Selectie part → [F4] TONE → [SF4] AEG →
RELEASE
Release
● Als de aanduiding [ARP FX] wordt aangezet:
[SONG] of [PATTERN] → Selectie song/patroon → [MIXING] → [EDIT] → [COMMON] → [F3] ARP → [SF3] PLAY FX →
SWING
Swing
[SONG] of [PATTERN] → Selectie song/patroon → [MIXING] → [EDIT] → [COMMON] → [F3] ARP → [SF3] PLAY FX →
GATE TIME
GateTimeRate
[SONG] of [PATTERN] → Selectie song/patroon → [MIXING] → [EDIT] → [COMMON] → [F3] ARP → [SF3] PLAY FX →
VELOCITY
VelocityRate
UNITMULTIPLY [SONG] of [PATTERN] → Selectie song/patroon → [MIXING] → [EDIT] → [COMMON] → [F3] ARP → [SF3] PLAY FX →
UnitMultiply
● Als de aanduiding [EQ] wordt aangezet:
[SONG] of [PATTERN] → Selectie song/patroon → [MIXING] → [EDIT] → Selectie part → [F3] EQ → Low Gain
LO
[SONG] of [PATTERN] → Selectie song/patroon → [MIXING] → [EDIT] → Selectie part → [F3] EQ → Mid Gain
LO MID
HI MID
[SONG] of [PATTERN] → Selectie song/patroon → [MIXING] → [EDIT] → Selectie part → [F3] EQ → High Gain
HI
● Als zowel de aanduidingen [PAN/SEND], als [TONE] worden aangezet (door ze tegelijkertijd in te drukken):
Past de parameters aan die aan deze knoppen zijn toegewezen [UTILITY] → [F4] CTL ASN → [SF2] ASSIGN-display.
ASSIGN A
ASSIGN B
ASSIGN 1
Hangt af van de instellingen van de voice die is toegewezen aan de momenteel geselecteerde part.
ASSIGN 2
n
Naast naar de bovenstaande functies, kunnen mastereffect gerelateerde parameters ([SONG] of [PATTERN] → Selectie song/patroon → [MIXING]
OPM.
→ [EDIT] → [COMMON] → [F2] MEQ/MEF → [SF2] MEF) worden toegewezen aan deze vier knoppen, en de knoppen kunnen worden gebruikt
voor deze toewijzingen door tegelijk op de knoppen [ARP FX] en [EQ] te drukken om ze aan te zetten. De specifieke parameters die aan de vier
knoppen zijn toegewezen, kunnen worden ingesteld in de [UTILITY] → [F4] CTL ASN → [SF5] MEF-display.
De functie Compare en Edit Recall (in de modus Song/modus Pattern)
Deze zijn hetzelfde als in de modus Voice en modus Performance. Zie blz. 80 en 82.
—
Een song creëren op de MOTIF ES
blz. 235
blz. 235
blz. 235
blz. 57 en
59
blz. 236
blz. 236
blz. 236
blz. 236
blz. 234
blz. 234
blz. 234
blz. 234
blz. 236
blz. 236
-
blz. 236
blz. 263
blz. 263
blz. 192
blz. 192
Gebruikershandleiding
129