Event
RecTrack
(Tempo)
Meas (maat)
[F2] VOICE
In deze display kunt u de voicegerelateerde parameters instellen voor de trackopname. De instellingen hier beïnvloeden de part waarvoor het ontvangstkanaal
(ingesteld in de modus Mixing) overeenkomt met het verzendkanaal (uitvoer) van het trackopnemen.
Voice
Volume
Pan
InsEF
(insertie-effectpartschakelaar)
(Tempo)
Meas (maat)
[F3] ARP (arpeggio)
Via deze display kunt u de parameters instellen die gerelateerd zijn aan de arpeggio van de opnametrack.
Bank, Ctgr (categorie), Type
VelLimit (aanslagbegrenzing)
Hold
PartSw (partschakelaar)
Meas (maat)
[SF1] ARP1 (arpeggio 1) -
[SF5] ARP5 (arpeggio 5)
[F4] RECARP (arpeggio opnemen)
RecArp (arpeggio opnemen)
OutputSwitch
TransmitCh (zendkanaal)
[F5] CLICK
Door op de knop [F5] te drukken, kunt u het klikgeluid (metronoom) voor het opnemen aan- of uitzetten.
Deze parameter is beschikbaar als het opnametype op 'step' is ingesteld. Hier kunt u het eventtype aangeven dat
moet worden ingevoerd.
Instellingen: note (noot), p.bend (pitchbend), CC#000~#119 (besturingswijzigingsnr.)
Bepaalt de track die moet worden opgenomen.
Door op de knop [F6] te drukken kunt u schakelen tussen Single Track-opname (enkele track) en All Track-opname
(alle tracks).
Instellingen: tempo, scene, 1~16, multi
Bepaalt het songtempo.
Instellingen: 001.0 ~300.0
Bepaalt de maat waarop het songopnemen zal beginnen.
Bepaalt de voice die bij het trackopnemen wordt gebruikt. Als de cursor zich hier bevindt, kunt u een voice selecter en
via de knoppen BANK, GROUP, NUMBER en de functie Category Search (blz. 62). U kunt ook een samplevoice selec-
teren die via de functie Sampling is verkregen.
Bepaalt het volume van de opnametrack.
Instellingen: 0 ~ 127
Bepaalt de stereo panpositie van de opnametrack.
Instellingen: L63 (links) ~ C (midden) ~ R63 (rechts)
Bepaalt of de insertie-effecten wel of niet op de opnametrack worden toegepast.
Instellingen: on, off
Bepaalt het songtempo.
Instellingen: 001.0 ~300.0
Bepaalt de maat waarop het songopnemen zal beginnen.
Deze drie parameters bepalen het arpeggiotype. De drie letters aan het begin van de typenaam geven het nummer
binnen de geselecteerde categorie aan.
Instellingen: Raadpleeg de afzonderlijke Data List.
Bepaalt de laagste en hoogste aanslagsnelheid die het afspelen van de arpeggio kunnen triggeren. De arpeggio
speelt als u noten met aanslagsnelheden binnen dit bereik speelt.
Instellingen: 1 ~ 127
Bepaalt of het arpeggioafspelen wordt 'vastgehouden' of niet . Als dit is ingesteld op 'on' gaat de arpeggio automatisch
door, zelfs als u uw vingers van de toetsen haalt, en het gaat door tot de volgende toets wordt ingedrukt.
Instellingen: sync-off, off, on
n
OPM.
Over sync-off, zie blz. 191.
Bepaalt of arpeggio aan of uit is voor de toongeneratorpart die overeenkomt met de opnametrack.
Instellingen: off, on
Bepaalt de maat waarop het songopnemen zal beginnen. Deze parameter is gelijk aan de parameter Meas in de
display [F1] SETUP.
U kunt de gewenste arpeggiotypen aan deze knoppen toewijzen en ze op elk willekeurige moment tijdens uw spel
oproepen. Raadpleeg blz. 123 in de sectie Beknopte handleiding.
Bepaalt of de door arpeggio gespeelde sequencedata wel of niet op de songtrack worden opgenomen. Als dit op
aan is ingesteld, worden de gespeelde sequencedata opgenomen.
Instellingen: off, on
Bepaalt of de door arpeggio gespeelde sequencedata tijdens opnemen wel of niet via MIDI wor den uitgevoerd. Als dit
op aan is ingesteld, worden de door arpeggio gespeelde sequencedata tijdens het opnemen via MIDI uitgevoer d.
Instellingen: off, on
Bepaalt het MIDI-zendkanaal van het arpeggio-afspelen tijdens het opnemen.
Instellingen: 1 ~ 16, KbdCh
Modus Song Record
Modus Song Record Standby
Gebruikershandleiding
223