De functie Arpeggio gebruiken
Net als in de modus Voice/Performance, kunt u arpeggio-
afspelen gebruiken in de modus Song/Pattern.
Stel de parameter ArpSwitch voor de huidige part in
1
op 'on' ([SONG] of [PATTERN]→ → → → [MIXING] → → → → [EDIT]
→ → → → Selectie part → → → → [F1] VOICE → → → → [SF2] MODE).
Deze parameter kan voor meerder parts tegelijk op 'on' worden
ingesteld, maar alleen als de parts dezelfde MIDI-ontvangst-
kanaalinstellingen hebben.
Selecteer een arpeggiotype ([SONG] of [PATTERN]
2
→ → → → [MIXING] → → → → [EDIT] → → → → [COMMON] → → → → [F3] ARP → → → →
[SF1] TYPE).
Druk, terwijl het lampje [ARPEGGIO ON/OFF]
3
aanstaat, op een willekeurige toets van het toet-
senbord om het Arpeggio-afspelen te triggeren.
n
Net als in de modus Voice en modus Performance, kunt u in de modus
OPM.
Song en modus Pattern het gewenste arpeggiotype registreren onder
de knoppen [SF1] - [SF5].
n
OPM.
Arpeggio-gerelateerde parameters (zoals Type, enz.) zijn onderdeel
van de song-/patroonmixdata.
Het audio-invoergeluid gebruiken
Net als in de modus Performance, kan de audio-invoer worden
gebruikt als een audiopart in de mixinstellingen in de modus
Song/modus Pattern. De gerelateerde parameters kunnen wor-
den ingesteld via de volgende handeling: [SONG] of [PATTERN]
→ Selectie song/patroon → [MIXING] → [EDIT] → [COMMON]
→ [F5] AUDIO IN.
Mixvoices exclusief voor de songs/patterns
creëren
Als u uservoices aan uw song of patroon toewijst en ze vervol-
gens bewerkt (in de modus Voice Edit), kunnen de voices an-
ders klinken dan verwacht. Deze handige eigenschap laat u
mixvoices specifiek voor uw songs en patronen creëren — om
ervoor te zorgen dat de voices precies zo zullen spelen als toen
ze voor de song/het patroon werden bewerkt.
n
OPM.
Alleen normale voices kunnen worden gecreëerd/bewerkt als mixvoices.
Druk op de knop [SONG]/knop [PATTERN] om de
modus Song/modus Pattern te activeren en selec-
1
teer vervolgens de/het gewenste song/patroon
waarvan de mixinstellingen zullen worden bewerkt.
Zie blz. 56 voor instructies over hoe een song of patroon te
selecteren.
Druk op de knop [MIXING] (het lampje licht op)
om de modus Song Mixing/modus Pattern Mixing
2
te activeren en selecteer vervolgens de part die
de gewenste voice bevat.
1
2
3
4
ELEMENT/PERF. PART/ZONE
9
10
11
12
Druk op de knop [F5] VCE ED (Voice Edit) om de
3
modus Mixing Voice Edit te activeren.
n
U kunt de modus Mixing Voice Edit alleen activeren als er een normale
OPM.
voice aan de huidige part is toegewezen.
Roep naar wens de display Common Edit of
4
Element Edit op.
Deze displays zijn hetzelfde als in de modus Voice. Zie blz. 79.
Selecteer het gewenste menu voor bewerking
5
door op de knoppen [F1] - [F6] en [SF1] - [SF5] te
drukken en bewerk vervolgens de parameters.
De daadwerkelijke parameters en procedures voor bewerking
zijn hetzelfde als in de modus Voice Edit. Zie blz. 80.
6
Herhaal de stappen 4 en 5 desgewenst.
Een song creëren op de MOTIF ES
MIXING
TRACK
5
6
7
8
SELECT
13
14
15
16
MUTE
SOLO
F5
Gebruikershandleiding
105