Fijnafstelling automatische belichting
Gewoonlijk is deze aanpassing niet nodig. Voer deze aanpassing
alleen uit als het nodig is. Deze aanpassing kan tot gevolg hebben dat
er geen nauwkeurige belichting kan worden verkregen.
U kunt het standaardbelichtingsniveau nauwkeurig afstellen. Dit kan
helpen als het 'standaardbelichtingsniveau' altijd lijkt te zorgen voor
onder- of overbelichting.
OFF: Uitschakelen
ON: Inschakelen
Selecteer [Inschakelen] en druk vervolgens op de knop <Q>.
Het scherm voor aanpassing verschijnt. U kunt met tussenstappen
van 1/8 stop een aanpassing maken van maximaal ± 1 stop.
Indien de opnamen naar onderbelichting neigen, stelt u deze in op
de pluszijde. Indien ze naar overbelichting neigen, stelt u deze in
op de minzijde.
Zelfs als u Fijnafstelling automatische belichting gebruikt om het
standaardbelichtingsniveau aan te passen, blijft het effectieve
belichtingscompensatiebereik dat u kunt instellen voor movie-opnamen
ongewijzigd, terwijl het standaardbelichtingsniveau wel wordt gewijzigd. Als bij
het maken van movie-opnamen het effectieve belichtingscompensatiebereik
wordt overschreden, wordt de belichtingscompensatiewaarde die overeenkomt
met de waarde voor Fijnafstelling automatische belichting niet gereflecteerd in
de resulterende opname. (Bijvoorbeeld: als Fijnafstelling automatische
belichting is ingesteld op +1 stop en belichtingscompensatie is ingesteld op
+3 stops, wordt een belichtingscompensatiewaarde van +1 stop niet toegepast.)
Voor opnamen met de zoeker of Live View-opnamen kunt u de
belichtingscompensatie instellen tot ±5 stops van de aangepaste
standaardbelichting.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingen
C.Fn3
431