De opnamekwaliteit instellen
U kunt het beeldformaat (aantal vastgelegde pixels voor JPEG/RAW)
en de JPEG-kwaliteit (compressie) instellen.
H Het beeldformaat selecteren
JPEG wordt aangegeven met 3, K, 5 en 6, en RAW is 1, 41
en 61. Nadat u de opname hebt gemaakt, kunt u RAW-opnamen
verwerken met Digital Photo Professional (EOS-software, pag. 550).
U kunt 1-bestanden ook verwerken met de camera (pag. 394).
U kunt het beeldformaat op een van de twee onderstaande manieren instellen.
Het achterste LCD-paneel gebruiken om het beeldformaat te selecteren
Als [Opn.functie] is ingesteld op [Apart [opslaan] (pag. 153), draait u
aan het instelwiel <6> om een kaart te selecteren en het beeldformaat
voor de betreffende kaart in te stellen.
In deze handleiding worden het beeldformaat en de JPEG-kwaliteit
(pag. 162) gebruikt als de opnamekwaliteit.
Druk op de knop <H>
1
Selecteer het gewenste
2
beeldformaat.
Draai aan het instelwiel <5> om het
beeldformaat te selecteren.
Als 1/41/61 en 3/K/5/6
tegelijkertijd worden weergegeven,
worden de RAW- en JPEG-opnames
tegelijkertijd op de kaart opgeslagen.
Draai aan het instelwiel <6> om de kaart te
selecteren waarop opnamen moeten worden
opgeslagen of waarvan opnamen moeten worden
weergegeven (pag. 154).
.
(9)
155