Voor het maken van movie-opnamen kan de ISO-snelheid niet worden
uitgebreid naar L (gelijk aan ISO 50) of H3 (gelijk aan ISO 409600).
Wanneer u overschakelt van foto's naar movie-opnamen, moet u de
instellingen voor de ISO-snelheid controleren voordat u movie-opnamen
gaat maken.
Tijdens movie-opnamen kunt u de sluitertijd of het diafragma beter niet
aanpassen. Als u dit wel doet, kan de veranderde belichting zichtbaar
zijn in de opname of tot meer ruis leiden bij hoge ISO-snelheden.
Bij het opnemen van een movie of een bewegend onderwerp wordt een
sluitertijd van 1/25 tot 1/125 seconde aanbevolen. Hoe korter de
sluitertijd, hoe minder vloeiend de beweging van het onderwerp eruit zal
zien.
De minimale sluitertijd voor movie-opnamen bij een hoge framerate is
1/125 seconde voor NTSC en 1/100 seconde voor PAL.
Als u de sluitertijd verandert terwijl u opnamen maakt bij TL- of
ledverlichting, kan er een flikkerend beeld worden opgenomen.
Als u de sluitertijd of het diafragma niet kunt instellen in stap 4, stelt u de
aan-uitschakelaar in op <1> en draait u vervolgens aan het instelwiel
<6> of <5>.
Als bij [86: Aangepaste bediening] de optie [
dr.
)] is ingesteld (pag. 456), kunt u de belichtingscompensatie
instellen terwijl ISO auto is ingesteld.
Wanneer ISO auto is ingesteld, kunt u op de knop <A> drukken om de
ISO-snelheid te vergrendelen. Als u de ISO-snelheid hebt vergrendeld
tijdens de movie-opname, kunt u dit annuleren door op de knop <S> te
drukken. (De ISO-snelheid blijft vergrendeld tot u op de knop <S>
drukt.)
Wanneer u op de knop <A> drukt en vervolgens een nieuwe
beeldcompositie maakt, kunt u op de belichtingsniveau-indicator
(pag. 305) het verschil in het belichtingsniveau zien in vergelijking met
de eerste keer dat u op de knop <A> drukte.
Door op de knop <B> te drukken wanneer de camera gereed is voor
opname, kunt u het histogram weergeven.
k Movie-opnamen
: Bel.comp. (vasth.,
303