Bedieningsterminal
9. Roep met het functiekader
op "Waarde van regelconstante van de
spuitdruk invoeren". Geef de waarde van
de regelconstante van de spuitdruk op.
10. Met het functiekader
"kantdoppen" in- en uitgeschakeld.
→ Op het display verschijnt het woord "aan"
(kantdop aanwezig en ingeschakeld) of "uit"
(geen kantdop aanwezig of uitgeschakeld).
11. Met het functiekader
"schuimmarkeur" in- en uitschakelen.
12. Met het functiekader
"comfortpakket" in – en uitschakelen.
13. Met het functiekader
van meervoudige doppen" in- en
uitschakelen.
14. Met het functiekader
toebehoren "Distance Control" in- en
uitschakelen.
15. Met het functiekader
Tron - besturing" in- en uitgeschakeld.
16. Met het functiekader
"Afwijkingsfactor Trail Tron" aan, bijv. 8.
17. Met het functiekader
"regelconstante Trail Tron" aan, bijv. 1,25.
18. Met het functiekader
opklapsysteem invoeren.
122
de invoer
worden de
de
Fig. 133
het
de "besturing
de extra
wordt de "Trail
geeft ude
Fig. 134
geeft u de
het aanwezige