Integratie in een programma
Integratie kan vanuit ieder programma gestart worden. Denk eraan dat u de
integratiegrenzen opgeeft voordat u de integratie uitvoert, en houd er rekening mee
dat de nauwkeurigheid van het resultaat afhankelijk is van de nauwkeurigheid van
de schermweergave op het moment dat het programma draait. De twee integratie-
instructies verschijnen in het programma als:
label
∫
variabele
De geprogrammeerde ∫ FN-instructie geeft geen waarde weer met een label (∫ =
waarde), omdat dit misschien niet de significante uitvoer is van uw programma (dat
wil zeggen, u wilt misschien nog verdere berekeningen met het getal uitvoeren
voordat u het weergeeft). Wilt u het resultaat weergeven, schrijf dan een PSE-(
) instructie om het resultaat in het X-register na de ∫ FN-
) of STOP-(
instructie weer te geven.
Als de PSE instructie onmiddelijk een weergegeven vergelijking volgt (Flag 10
gezet) telkens elke herhaling van integratie of oplossing, zal de vergelijking worden
getoond voor 1 seconde en de uitvoering zal doorgaan tot het einde van elke
herhaling. Tijdens de weergave van de vergelijking, is scrollen of toetsenbord
gebruik niet mogelijk.
∫ FN in een programma.
Voorbeeld:
Het programma "Normale en inverse verdelingen" in hoofdstuk 16 bevat een
integratie van de vergelijking van de functie van normale dichtheid
−
D
M
2
−
1
(
)
/
2
D
∫
S
e
dD
.
M
π
S
2
−
÷
÷
e
2
((
D
M
)
S
)
2
De
functie is berekend met de routine F. Andere routines vragen voor
de bekende waarden en doen de andere berekeningen voor het vinden van Q(D),
het bovenstaartgedeelte van een normale curve. De integratie zelf is gezet en
uitgevoerd vanuit routine Q:
15-10
Programma's oplossen en integreren