Uitschakelende bewerkingen
De vijf bewerkingen
(
) schakelen het optillen van de stapel uit. Een getal ingetoetst na een van
deze uitgeschakelde bewerkingen schrijft het getal over dat zich nu in het X–register
bevindt. De Y–, Z– en T–registers blijven.
Verder, als
en
uit.
De INPUT-functie schakelt het optillen uit als hij een programma onderbreekt voor
invoer (elk getal overschrijft dus het X register), maar het optillen wordt weer
ingeschakeld als het programma verder gaat.
Neutrale bewerkingen
De volgende bewerkingen hebben geen invloed op het optillen van de stapel:
DEG, RAD,
GRAD
PSE
h
(1
)**
EQN
Binaire vensters
schuiven
Behalve indien gebruikt als CLx.
Inclusief alle bewerkingen die worden uitgevoerd als de catalogus wordt
weergegeven, behalve {
inschakelen.
/
-
,
,
zich gedragen als CLx, dan schakelen ze ook het optillen
FIX, SCI,
ENG, ALL
SHOW
en STOP
(2
)**
FDISP
Cijferinvoer
}
Het gebruikersgeheugen en de stapel
,
DEC, HEX,
OCT, BIN
RADIX . RADIX , CLΣ
×
Ø
en
Fouten
θ
xiy r
a
en {
}
(
) en
CLVARS
* en
*
label nnn
en
programmainvoer
:
, die het optillen
B-5