Opnametips
Wanneer u een diafragma met een hoog f-getal gebruikt of opnamen
maakt bij weinig licht, kan er bewegingsonscherpte optreden.
Bij een hoger f-getal van het diafragma is de sluitertijd langer. In
omstandigheden met weinig licht kan de sluitertijd maar liefst 30 seconden
bedragen. Verhoog in zo'n geval de ISO-snelheid en houd de camera stil of
gebruik een statief.
De scherptediepte is niet alleen afhankelijk van het diafragma,
maar ook van de lens en de afstand tot het onderwerp.
Aangezien groothoeklenzen van zichzelf een grote scherptediepte hebben
(d.w.z. het gebied voor en achter het scherpgestelde punt dat nog scherp
is), hoeft u geen hoog f-getal van het diafragma in te stellen om een opname
te krijgen die van voor tot achter scherp is. Een telelens daarentegen heeft
een kleine scherptediepte.
En hoe dichterbij het onderwerp, hoe kleiner de scherptediepte. Een
onderwerp dat zich verder weg bevindt, heeft een grotere scherptediepte.
Stel het diafragma zo in dat de weergave van de sluitertijd niet knippert.
Wanneer u de ontspanknop half indrukt en het
diafragma wijzigt terwijl de sluitertijd wordt
weergegeven, wordt de sluitertijd ook gewijzigd.
Op die manier wordt dezelfde belichting (de
hoeveelheid licht die op de beeldsensor valt)
gehandhaafd. Wanneer u het aanpasbare
sluitertijdbereik overschrijdt, knippert de sluitertijd om
aan te geven dat de standaardbelichting niet kan
worden verkregen.
Bij onderbelichting knippert de sluitertijd van '30"' (30 seconden).
Als dit gebeurt, draait u het instelwiel <6> naar links om een lager
f-getal in te stellen of verhoogt u de ISO-snelheid.
Bij overbelichting knippert de sluitertijd van '4000' (1/4000 seconden).
Als dit gebeurt, draait u het instelwiel <6> naar rechts om een
hoger f-getal in te stellen of verlaagt u de ISO-snelheid.
f: De scherptediepte wijzigen
163