Download Print deze pagina
Canon EOS M6 Mark II Uitgebreide Gebruikershandleiding
Verberg thumbnails Zie ook voor EOS M6 Mark II:

Advertenties

Deze handleiding hoort bij de EOS M6 Mark II met firmwareversie 1.1.0
of hoger.
NEDERLANDS
Uitgebreide gebruikershandleiding
1

Advertenties

loading

Samenvatting van Inhoud voor Canon EOS M6 Mark II

  • Pagina 1 Deze handleiding hoort bij de EOS M6 Mark II met firmwareversie 1.1.0 of hoger. NEDERLANDS Uitgebreide gebruikershandleiding...
  • Pagina 2 Bekijk de opnamen nadat u deze hebt gemaakt en controleer of ze goed zijn vastgelegd. Wanneer de camera of de geheugenkaart gebreken vertoont en de opnamen niet kunnen worden vastgelegd of naar een computer kunnen worden gedownload, is Canon niet verantwoordelijk voor eventueel verlies of ongemak. Copyright...
  • Pagina 3 Bewaar bovengenoemde zaken zorgvuldig. Wanneer u lensinstructiehandleidingen nodig hebt, downloadt u deze van de website van Canon ( = 4). De lensinstructiehandleidingen (PDF-bestanden) zijn voor lenzen die apart worden verkocht. Indien u de lenzenset koopt, komen sommige accessoires die met de lens zijn meegeleverd, mogelijk niet overeen met de accessoires die...
  • Pagina 4 Wi-Fi-functies. U kunt de Uitgebreide gebruikershandleiding (dit PDF-bestand) die volledige aanwijzingen bevat, downloaden vanaf de website van Canon naar een computer of ander apparaat. De Uitgebreide gebruikershandleiding/ Instructiehandleidingen downloaden U kunt de Uitgebreide gebruikershandleiding en instructiehandleidingen voor lenzen en software (PDF-bestanden) downloaden vanaf de website van Canon naar een computer of ander apparaat.
  • Pagina 5 U kunt de Uitgebreide gebruikershandleiding en instructiehandleidingen voor lenzen en software (PDF-bestanden) naar een smartphone of tablet downloaden met de QR-code. www.canon.com/icpd Voor het lezen van de QR-code is een software-app nodig. Selecteer het land of de regio van uw verblijfplaats en download de Uitgebreide gebruikershandleiding/Instructiehandleidingen.
  • Pagina 6 Verkorte handleiding Plaats de accu ( = 42). Laad na aankoop de accu om deze te kunnen gebruiken ( = 40). Plaats de kaart ( = 42). Plaats de kaart met de etiketzijde naar de voorzijde van de camera gericht. Bevestig de lens ( = 49).
  • Pagina 7 Verkorte handleiding Zet de aan-uitschakelaar op <1> ( = 47). Stel de scherpstelmodusknop in op <AF>. <AF> staat voor Auto Focus, of automatische scherpstelling. <MF> staat voor Manual Focus, of handmatige scherpstelling. Automatisch scherpstellen werkt dan niet. Stel het programmakeuzewiel in op <...
  • Pagina 8 Verkorte handleiding Maak de opname ( = 58). Druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken. Bekijk de opname. De gemaakte opname wordt circa 2 seconden op het scherm weergegeven. Druk op de knop <x> om de opname nogmaals weer te geven ( = 304).
  • Pagina 9 Over deze handleiding Pictogrammen in deze handleiding : Geeft het hoofdinstelwiel aan. <6> : Geeft het snelinstelwiel aan. <5> < W > < X > < Y > < Z > : Geeft de bijbehorende richting op de pijltjestoetsen < V > aan. : Geeft de controleknop aan.
  • Pagina 10 Over deze handleiding Uitgangspunten voor bedieningsinstructies, voorbeeldfoto's Voordat u de instructies volgt, moet u de aan-uitschakelaar instellen op <1> ( = 47). Aangenomen wordt dat alle menu-instellingen en aangepaste functies op de standaardinstellingen zijn ingesteld. Op de illustraties in deze handleiding is een EF-M15-45mm f/3.5-6.3 IS STM-lens op de camera bevestigd als voorbeeld.
  • Pagina 11 Compatibele geheugenkaarten De volgende kaarten kunnen met de camera worden gebruikt, ongeacht de capaciteit. Als de kaart nieuw is of eerder is geformatteerd (geïnitialiseerd) met een andere camera of computer, moet u de kaart met deze camera formatteren ( = 490). SD/SDHC/SDXC-geheugenkaarten UHS-II- en UHS-I-kaarten worden ondersteund.
  • Pagina 12 Hoofdstukken Inleiding Voorbereiding en basisbediening Basismodi Creatieve modi Opnamen maken Opnamen maken met de flitser Afspelen Draadloze functies Instellen Persoonlijke voorkeuze/My Menu Referentie...
  • Pagina 13 Inhoudsopgave Inleiding Controlelijst onderdelen .................3 Instructiehandleidingen ................4 Verkorte handleiding ................6 Over deze handleiding ................9 Compatibele geheugenkaarten ............11 Hoofdstukken ..................12 Inhoudsopgave ..................13 Functie-index..................23 Veiligheidsinstructies ................28 Tips en waarschuwingen voor het gebruik ...........31 Namen van onderdelen ................34 Voorbereiding en basisbediening De accu opladen ..................40 De accu en de kaart plaatsen/verwijderen ...........42 Het scherm gebruiken ................46 De camera inschakelen ...............47...
  • Pagina 14 Inhoudsopgave Basismodi Automatisch/scène/Hybride automatisch (Volautomatisch) ....70 Modus Speciale scène (SCN) ..............78 Modus Zelfportret .................80 Modus Portret..................81 Modus Egale huid ................82 Modus Landschap ................83 Modus Sport ..................84 Modus Pannen ..................85 Modus Close-up ...................87 Modus Voedsel ..................88 Modus Nachtportret ................89 Modus Nachtopnamen uit hand ............90 Modus HDR-tegenlicht .................91 Aandachtspunten voor de modi <SCN>...
  • Pagina 15 Inhoudsopgave Opnamen maken Foto-opnamen Tabbladmenu's: foto-opnamen ............117 Beeldkwaliteit ..................122 Hoogte/breedte foto ................125 Kijktijd ....................127 Lensafwijkingscorrectie ..............128 Transportmodus .................133 Zelfontspanner ...................135 RAW-burstmodus ................137 Belichtingscompensatie ..............140 Automatische belichtingsbracketing ...........141 ISO-snelheidsinstellingen ..............143 Automatische helderheidsoptimalisatie ..........149 Prioriteit voor lichte tonen ..............150 Meetmethode ..................151 Meettimer ...................153 Belichtingssimulatie ................154 Witbalans ...................155 Witbalanscorrectie/bracketing ............160...
  • Pagina 16 Inhoudsopgave Hoge ISO-ruisreductie ...............172 Stofwisdata verkrijgen ................174 HDR-modus ..................176 Scherpstelbracketing .................180 Touch Shutter ..................184 Ontspanmethode voor de sluiter ............186 Intervaltimer ..................187 Lange belichtingstijden (bulb) ............190 Antiknipperopname ................193 AF-werking ..................195 AF-methode ..................198 Oogdetectie-AF ..................209 Continue AF ..................211 AF aanraken en verslepen ..............212 Handmatig scherpstellen met een lens na AF ........214 AF-hulplicht ..................215 Beeldstabilisatie .................216...
  • Pagina 17 Inhoudsopgave Filmopname Tabbladmenu's: filmopname ..............228 Filmmodus..................232 HDR-filmmodus ..................239 Filmopnamekwaliteit................241 Geluidsopname ..................248 Time-lapsefilms ..................250 Videosnapshots ..................261 Miniatuureffectfilm ................266 Digitale beeldstabilisatie voor films ............268 Automatisch corrigeren voor films ............270 Servo AF voor films ................271 Overige menufuncties ................276 Algemene aandachtspunten bij het maken van filmopnamen ...280 Opnamen maken met de flitser Opnamen maken met de ingebouwde flitser ........284 Flitsfunctie-instellingen ...............289...
  • Pagina 18 Inhoudsopgave Afspelen Tabbladmenu's: afspelen ..............302 Beelden afspelen ................304 Vergrote beeldweergave ..............307 Indexweergave (Meerdere opnamen weergeven) ......308 Film afspelen ..................309 De eerste en laatste scènes uit een film snijden ........313 Beeld extraheren ................315 Digest-films bewerken ................317 Foto extraheren vanuit RAW-burstbeelden ........319 Afspelen op een tv ................321 Beelden beveiligen ................323 Beelden draaien .................326...
  • Pagina 19 Inhoudsopgave Beeldzoekvoorkeuren instellen ............363 Bladeren met het hoofdinstelwiel ............365 Weergave met afspeelinformatie ............367 Overbelichtingswaarschuwing ............369 AF-puntweergave ................370 Weergaveraster ..................371 Vanaf laatst gezien ................372 Vergroting (circa) ................373 Draadloze functies Tabbladmenu's: tabblad Draadloos ............376 Selectie van Wi-Fi-/Bluetooth-verbinding ...........377 Verbinden met een smartphone ............379 Verbinden met een computer via Wi-Fi ..........408 Verbinden met een printer via Wi-Fi ...........416 Beelden naar een webservice verzenden ..........426...
  • Pagina 20 Inhoudsopgave Standaardinstellingen voor draadloze communicatie-instellingen herstellen....................460 Scherm Info bekijken .................461 Het virtuele toetsenbord gebruiken ............462 Reageren op foutmeldingen ...............463 Opmerkingen over de draadloze communicatiefunctie ......474 Beveiliging ..................476 Netwerkinstellingen controleren ............477 Draadloze communicatiestatus ............478 Instellen Tabbladmenu's: instellingen ...............482 Map selecteren ..................484 Bestandsnummering ................486 Automatisch draaien ................489 Kaart formatteren ................490...
  • Pagina 21 Inhoudsopgave Aanraakbediening ................507 Pieptoon .....................508 HDMI-resolutie ...................509 HDMI HDR-uitgang ................510 Functie van ontspanknop voor films ..........511 Weergave met opname-informatie .............512 Weergaveprestaties ................515 Zoekerweergaveformaat ..............515 Weergave-instellingen ................516 Omgekeerde weergave ..............517 Hulpfuncties ..................518 Aangepaste opnamemodi (C1/C2) ............519 Camera resetten ................520 Copyrightinformatie ................521 Andere informatie ................523 Persoonlijke voorkeuze/My Menu Tabbladmenu's: aanpassen ...............526...
  • Pagina 22 Inhoudsopgave Referentie Software .....................550 Opnamen importeren naar een computer ..........552 Opladen in de camera ................554 Accessoire voor gewoon stopcontact ..........555 Problemen oplossen ................556 Foutcodes ..................575 Prestatiegegevens ................576 Informatiedisplay ................583 Index ....................596...
  • Pagina 23 Functie-index Voeding Scherm De accu opladen ( = 40) Kantelen ( = 46) Accuniveau ( = 48) Aanraakbediening ( = 66) Eco-modus ( = 494) Uitleg ( = 493) Energiebesparing ( = 495) Helderheid ( = 496) Digitale horizon ( = 512) Kaarten Help ( = 518) Formatteren ( = 490)
  • Pagina 24 Functie-index Beeldopname-instellingen Opnamen maken Een map maken/selecteren ( = 484) Opnamemodus ( = 36) Bestandsnummering ( = 486) Snel instellen ( = 67) Creatieve hulp ( = 76) Beeldkwaliteit Creatieve filters ( = 96) Beeldkwaliteit ( = 122) Scherptedieptecontrole ( = 109) Hoogte/breedte foto ( = 125) RAW-burstmodus ( = 137) Lensafwijkingscorrectie ( = 128)
  • Pagina 25 Functie-index Belichting Filmopname Belichtingscompensatie met M+ISO Opname met automatische Auto ( = 111) belichting ( = 232) Belichtingscompensatie ( = 140) Opname met handmatige belichting ( = 234) AEB ( = 141) HDR-film ( = 239) Belichtingssimulatie ( = 154) Filmopnameformaat ( = 241) AE-vergrendeling ( = 217) Geluidsopname ( = 248)
  • Pagina 26 Functie-index Afspelen HDR-uitgang ( = 510) Weergave met opname-informatie Kijktijd ( = 127) ( = 588) Eén beeld weergeven ( = 304) Afspelen via touchscreen ( = 306) Opnamen bewerken Vergrote weergave ( = 307) Creatieve filters ( = 338) Indexweergave ( = 308) RAW-beeldverwerking ( = 341) Film afspelen ( = 309)
  • Pagina 27 Functie-index Sensorreiniging en stof verwijderen Draadloze functies Stofwisdata verkrijgen ( = 174) Verbinden met smartphones ( = 379) Sensorreiniging ( = 503) Automatisch vastgelegde beelden Handmatige sensorreiniging naar smartphones sturen ( = 394) ( = 505) Afstandsbediening (EOS Utility) Software ( = 408) Beelden automatisch naar Downloaden en installeren ( = 550)
  • Pagina 28 Veiligheidsinstructies Zorg dat u deze instructies leest om het product veilig te kunnen gebruiken. Volg deze instructies om letsel of schade aan de gebruiker van het product of anderen te voorkomen. Hiermee wordt gewezen op het risico van WAARSCHUWING: ernstig letsel of levensgevaar. Houd het product buiten bereik van jonge kinderen.
  • Pagina 29 Veiligheidsinstructies Indien een batterij/accu lekt en het materiaal in contact komt met uw huid of kleding, moet u het getroffen gebied grondig afspoelen met stromend water. In geval van contact met de ogen moet u de ogen grondig spoelen met ruime hoeveelheden schoon, stromend water en onmiddellijk medische hulp inroepen.
  • Pagina 30 Veiligheidsinstructies VOORZICHTIG: Hiermee wordt gewezen op het risico van letsel. Gebruik de flitser niet in de buurt van de ogen. Dit kan pijn doen aan de ogen. Kijk niet langdurig naar het scherm of door de zoeker. Dit kan symptomen veroorzaken die vergelijkbaar zijn met wagenziekte. Stop in dat geval onmiddellijk met het gebruik van het product en rust enige tijd voordat u het gebruik hervat.
  • Pagina 31 De camera is niet waterdicht en kan niet onder water worden gebruikt. Als de camera nat wordt, neem dan onmiddellijk contact op met een Canon Service Center. Veeg eventuele waterdruppels weg met een schone, droge doek. Is de camera blootgesteld aan zoute lucht, veeg de camera dan af met een schone, goed uitgewrongen, vochtige doek.
  • Pagina 32 Canon Service Center of zelf te controleren of de camera goed functioneert. De camera kan warm worden na herhaaldelijk continu opnemen of fotograferen/filmen gedurende een langere periode.
  • Pagina 33 Zijn er vlekken te zien op beelden, laat de sensor dan reinigen door een Canon Service Center. Lens Nadat u de lens hebt losgedraaid van de camera,...
  • Pagina 34 Namen van onderdelen ( 8 ) ( 9 ) ( 10 ) ( 1 ) ( 2 ) ( 3 ) ( 11 ) ( 19 ) ( 4 ) ( 12 ) ( 5 ) ( 20 ) ( 13 ) ( 6 ) ( 14 ) ( 7 )
  • Pagina 35 Namen van onderdelen ( 11 ) ( 12 ) ( 3 ) ( 3 ) ( 5 ) ( 6 ) ( 4 ) ( 1 ) ( 2 ) ( 18 ) ( 19 ) ( 20 ) ( 13 ) ( 21 ) ( 14 ) ( 15 )
  • Pagina 36 Namen van onderdelen Programmakeuzewiel Op het programmakeuzewiel vindt u basismodi, de creatieve modi en de filmopnamemodus. ( 1 ) (1) Basismodi U hoeft alleen maar de ontspanknop in te drukken. De camera stelt alles in en zorgt dat de instellingen zijn afgestemd op het onderwerp of de scène. A / D : Automatisch/scène/Hybride automatisch ( = 70) 8 : Speciale scène ( = 78) Zelfportret ( = 80)
  • Pagina 37 Namen van onderdelen ( 2 ) ( 3 ) ( 4 ) (2) Creatieve modi Met deze modi is het eenvoudiger om verschillende onderwerpen naar wens vast te leggen. AE met flexibele prioriteit ( = 112) AE-programma ( = 104) AE met sluitervoorkeur ( = 106) AE met diafragmavoorkeur ( = 108) Handmatige belichting ( = 110)
  • Pagina 38 Namen van onderdelen Acculader LC-E17E Lader voor accu LP-E17 ( = 40). (1) Accucompartiment (2) Lampje “volledig opgeladen' (3) Oplaadlampje (4) Netsnoer (5) Netsnoeraanslui- ting De riem bevestigen Haal het uiteinde van de riem van onderaf door het oog van het bevestigingspunt van de draagriem.
  • Pagina 39 Voorbereiding en basisbediening In dit hoofdstuk worden de voorbereidende stappen voor het maken van opnamen en de basis camerahandelingen beschreven.
  • Pagina 40 De accu opladen Verwijder het beschermkapje van de accu. Steek de accu volledig in de lader. Verwijder de accu in omgekeerde volgorde. Laad de accu op. Sluit het netsnoer aan op de lader en steek de stekker in het stopcontact. Het opladen begint automatisch en het oplaadlampje (1) wordt oranje.
  • Pagina 41 De accu opladen Bij aankoop is de accu niet volledig opgeladen. Laad de accu voor gebruik op. Het verdient aanbeveling om de accu op te laden op de dag dat u deze gaat gebruiken of een dag ervoor. Zelfs wanneer de camera is opgeborgen, raakt een opgeladen accu geleidelijk aan leeg.
  • Pagina 42 De accu en de kaart plaatsen/verwijderen Plaats een volledig opgeladen accu LP-E17 in de camera. Zorg ervoor dat het schrijfbeveiligingsschuifje (1) van de kaart omhoog staat, zodat schrijven en wissen mogelijk is. Plaatsen Schuif de vergrendeling van het kaartsleuf-/accucompartimentklepje en open het klepje. Plaats de accu.
  • Pagina 43 De accu en de kaart plaatsen/verwijderen Sluit het klepje. Druk op het klepje totdat het dichtklikt. U kunt geen andere accu's gebruiken dan de accu LP-E17. Let erop dat u het kaartsleuf-/accucompartimentklepje bij het openen niet verder naar achteren drukt. Het scharnier zou anders kunnen breken. Verwijderen Open het kaartsleuf-/ ( 1 )
  • Pagina 44 De accu en de kaart plaatsen/verwijderen Verwijder de kaart. Druk de kaart voorzichtig in de camera en laat de kaart vervolgens los om deze uit te werpen. Trek de kaart recht uit de camera. Sluit het klepje. Druk op het klepje totdat het dichtklikt.
  • Pagina 45 De accu en de kaart plaatsen/verwijderen De kaart formatteren Als de kaart nieuw is of eerder is geformatteerd (geïnitialiseerd) met een andere camera of computer, moet u de kaart met deze camera formatteren ( = 490). Het maximum aantal opnamen varieert, afhankelijk van de resterende capaciteit van de kaart, de instellingen voor de beeldkwaliteit, de ISO-snelheid, enzovoort.
  • Pagina 46 Het scherm gebruiken U kunt de richting en hoek van het scherm wijzigen. Het scherm omlaag kantelen Trek de bovenkant van het scherm omlaag naar u toe. Het scherm kan tot ongeveer 45 graden worden opengeklapt. Het scherm omhoog kantelen Het scherm kan omhoog worden getild en tot ongeveer 180°...
  • Pagina 47 De camera inschakelen <1> De camera wordt ingeschakeld. <2> De camera is uitgeschakeld en werkt niet. Zet de aan-uitschakelaar op deze positie wanneer u de camera niet gebruikt. De datum, tijd en tijdzone instellen Als na de aan-uitschakelaar van de camera het scherm met datum/tijd/zone wordt weergegeven, raadpleegt u = 497 voor het instellen van de datum, tijd en tijdzone.
  • Pagina 48 De camera inschakelen Indicator accuniveau : De accu is vol. : Accuniveau is laag, maar de camera kan nog worden gebruikt. : De accu is bijna leeg. (Knippert) : Laad de accu op. De accu raakt sneller leeg wanneer u een van de volgende handelingen verricht: y Wanneer de ontspanknop voor langere tijd half wordt ingedrukt.
  • Pagina 49 Een lens bevestigen en verwijderen De camera is compatibel met EF-M-lenzen. Door een optionele vattingadapter EF-EOS M te bevestigen, kunt u ook EF- en EF-S-lenzen gebruiken. Een lens bevestigen Verwijder de doppen. Verwijder de achterste lensdop en de cameradop door ze los te draaien in de richting die door de pijlen wordt aangegeven.
  • Pagina 50 Een lens bevestigen en verwijderen De lens verwijderen Druk op de lensontgrendelingsknop en draai de lens in de richting van de pijl. Draai de lens totdat deze niet meer verder kan en koppel deze vervolgens los. Bevestig de achterste lensdop op de losgekoppelde lens.
  • Pagina 51 EF/EF-S-lenzen bevestigen en verwijderen U kunt EF- en EF-S-lenzen gebruiken door de optionele vattingadapter EF-EOS M te bevestigen. Een lens bevestigen Verwijder de doppen. Verwijder de doppen op de lens, adapter en behuizing. Bevestig de lens aan de adapter. ( 1 ) ( 2 ) Zorg ervoor dat de rode of witte bevestigingsmarkering op de lens zich...
  • Pagina 52 EF/EF-S-lenzen bevestigen en verwijderen Stel de scherpstelmodusknop op de lens in op <AF>. <AF> staat voor Auto Focus, of automatische scherpstelling. <MF> staat voor Manual Focus, of handmatige scherpstelling. Automatisch scherpstellen werkt dan niet. Verwijder de voorste lensdop.
  • Pagina 53 EF/EF-S-lenzen bevestigen en verwijderen De lens verwijderen Druk op de lensontgrendelingsknop en draai de adapter in de richting van de pijl. Draai de adapter totdat deze niet meer verder kan en maak hem los. De lens van de adapter ontkoppelen. Houd de ontgrendelknop op de adapter ingedrukt en draai de lens linksom.
  • Pagina 54 Een elektronische zoeker gebruiken (afzonderlijk verkrijgbaar) Opnamen maken is eenvoudiger met een elektronische zoeker, die u helpt om u te concentreren op de scherpgestelde onderwerpen. Houd er rekening mee dat u minder foto's en opnametijd tot uw beschikking hebt dan bij het gebruik van het LCD-scherm op de achterkant van de camera.
  • Pagina 55 Een elektronische zoeker gebruiken (afzonderlijk verkrijgbaar) Zet de camera aan en schakel naar behoefte over tussen het scherm en de zoeker. Door de zoeker bij uw oog te houden, wordt de weergave ervan geactiveerd en wordt het scherm van de camera uitgeschakeld.
  • Pagina 56 Een elektronische zoeker gebruiken (afzonderlijk verkrijgbaar) De zoekerweergave en het camerascherm kunnen niet tegelijk worden ingeschakeld. Het aanraakscherm van de camera kan niet worden bediend als de zoekerweergave wordt gebruikt. Hoewel de zoeker onder productieomstandigheden voor uitzonderlijk hoge precisie is vervaardigd en meer dan 99,99% van de pixels voldoet aan de ontwerpspecificaties, kunnen pixels in zeldzame gevallen gebreken vertonen of als rode en zwarte punten zichtbaar zijn.
  • Pagina 57 Basisbediening De camera vasthouden Terwijl u een opname maakt, kunt u het scherm kantelen om het in te stellen. Zie = 46 voor meer informatie. Normale hoek Lage hoek Hoge hoek...
  • Pagina 58 Basisbediening Ontspanknop De ontspanknop heeft twee stappen. U kunt de ontspanknop half indrukken. Vervolgens kunt u de ontspanknop helemaal indrukken. Half indrukken Hiermee activeert u de automatische scherpstelling en het automatische belichtingssysteem dat de sluitertijd en het diafragma instelt. De belichtingsinstelling (sluitertijd- en diafragmawaarde) wordt weergegeven gedurende circa 8 seconden of gedurende de tijd die is ingesteld voor de meettimer.*...
  • Pagina 59 Basisbediening Als u de ontspanknop helemaal indrukt zonder deze eerst half in te drukken of als u de ontspanknop half indrukt en direct daarna volledig, treedt er een kleine vertraging op in het maken van de opname. Zelfs bij menuweergave of het afspelen van beelden kunt u direct teruggaan naar de opnamemodus door de ontspanknop half in te drukken.
  • Pagina 60 Basisbediening <B> Multifunctieknop U kunt de ISO-snelheid aanpassen door op de knop <B> te drukken en aan het instelwiel <5> te draaien. < 5 > Controleknop Een van de manieren om instelitems te kiezen, van beeld te wisselen of andere handelingen uit te voeren, is aan de controleknop draaien.
  • Pagina 61 Basisbediening INFO-knop Elke druk op de knop < B > verandert de weergegeven informatie. De volgende voorbeeldschermen zijn voor foto's.
  • Pagina 62 Menubewerkingen en instellingen ( 6 ) ( 1 ) ( 2 ) ( 7 ) ( 4 ) ( 5 ) ( 3 ) Knop < B > Knop <M> Scherm Knop < 0 > < V > Pijltjestoetsen/controleknop Hoofdinstelwiel Snelinstelwiel Menuscherm basismodi * In de basismodi worden sommige tabbladen en menuopties niet weergegeven.
  • Pagina 63 Menubewerkingen en instellingen Menuscherm creatieve modi (10) Hoofdtabblad k: draadloze functies Secundaire tabbladen 5 : instellingen Menu-items 8 : aangepaste functies z: opnamen maken 9 : My Menu 3 : afspelen (10) Menu-instellingen Procedure voor het instellen van het menu Geef het menuscherm weer.
  • Pagina 64 Menubewerkingen en instellingen Selecteer een item. Draai aan het instelwiel <5> om een item te selecteren en druk vervolgens op < 0 >. Selecteer een optie. Draai aan het instelwiel <5> om een optie te selecteren. De huidige instelling wordt blauw weergegeven.
  • Pagina 65 Menubewerkingen en instellingen Gedimde menu-items Voorbeeld: prioriteit voor lichte tonen Gedimde menu-items kunnen niet worden ingesteld. Menu-items worden gedimd weergegeven als een andere functie- instelling voorrang heeft. U kunt de functie die voorrang heeft, weergeven door het gedimde menu-item te selecteren en op < 0 > te drukken, herkennen.
  • Pagina 66 Bediening via het touchscreen U kunt de camera bedienen door met uw vingers op het scherm (touchscreen-paneel) te tikken of slepen. Tikken Voorbeeldscherm (Snel instellen) Tik met uw vinger op het scherm (kort aanraken en dan weer loslaten). Als u bijvoorbeeld op [Q] tikt, verschijnt het scherm Snel instellen.
  • Pagina 67 Snel instellen U kunt de instellingen die worden weergegeven op het scherm, rechtstreeks selecteren en instellen. Deze snelle instelfunctie heet Quick Control (behalve in de modus < A >). Druk op de knop <Q> (7). Selecteer een instelitem. Druk op de pijltjestoetsen < W > en < X > om te selecteren.
  • Pagina 69 Basismodi In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de basismodi op het programmakeuzewiel kunt gebruiken voor de beste resultaten. In de basismodi hoeft u de camera alleen maar op het onderwerp te richten en de opname te maken; de camera stelt alles automatisch in.
  • Pagina 70 Automatisch/scène/Hybride automatisch (Volautomatisch) < A > < D > is een volautomatische modus. De camera analyseert de scène en stelt automatisch de optimale instellingen in. De camera past de scherpstelling automatisch aan op het niet-bewegende of bewegende onderwerp door de beweging van het onderwerp te detecteren. Met <...
  • Pagina 71 Automatisch/scène/Hybride automatisch (Volautomatisch) Stel scherp op het onderwerp. Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen. Knippert [D], gebruik dan de hendel <D> om de ingebouwde flitser uit te klappen. U kunt ook scherpstellen door op het gezicht van een persoon of een ander onderwerp op het scherm te tikken (Touch AF) wanneer [z: Continue AF] ingesteld is op [Uitschak.].
  • Pagina 72 Automatisch/scène/Hybride automatisch (Volautomatisch) AF-werking (1-beeld AF of Servo AF) wordt automatisch ingesteld als u de ontspanknop half indrukt. Zelfs als de camera automatisch ingesteld is op 1-beeld AF, schakelt de camera over naar Servo AF als beweging van het onderwerp wordt gedetecteerd terwijl u de ontspanknop half indrukt (alleen <...
  • Pagina 73 Omdat het te donker is, kan het onderwerp onscherp worden door beweging van de camera (bewegingsonscherpte). Het gebruik van een statief of een Canon Speedlite uit de EL/EX-serie (afzonderlijk verkrijgbaar, = 300) wordt aanbevolen. De externe flitser is gebruikt, maar het onderste gedeelte van de opname is onnatuurlijk donker.
  • Pagina 74 Automatisch/scène/Hybride automatisch (Volautomatisch) De compositie opnieuw bepalen Door het onderwerp afhankelijk van de scène links of rechts in beeld te plaatsen om een uitgebalanceerde achtergrond vast te leggen, wordt een opname met een beter perspectief bereikt. Om scherp te stellen op een stilstaand onderwerp wordt door de ontspanknop half in te drukken de scherpstelling op dat onderwerp vergrendeld.
  • Pagina 75 Automatisch/scène/Hybride automatisch (Volautomatisch) Scènepictogrammen De camera detecteert het scènetype en alles wordt automatisch ingesteld. Het gedetecteerde scènetype wordt linksboven op het scherm weergegeven. Zie = 587 voor informatie over pictogrammen. Instellingen aanpassen door het scherm aan te raken U kunt instellingen aanpassen door op pictogrammen te tikken.
  • Pagina 76 Automatisch/scène/Hybride automatisch (Volautomatisch) Opnemen met toegepaste effecten (Creatieve hulp) Druk op de knop <Q>. Lees de melding en selecteer [OK]. Selecteer een effect. Gebruik de pijltjestoetsen < Y > en < Z > om een effect te selecteren en druk vervolgens op <...
  • Pagina 77 Automatisch/scène/Hybride automatisch (Volautomatisch) [ ] Helderheid Pas de helderheid van de opname aan. [ ] Contrast Pas het contrast aan. [ ] Verzadiging Pas de levendigheid van kleuren aan. ] Kleurtoon 1 Pas de kleurtoon voor amber/blauw aan. ] Kleurtoon 2 Pas de kleurtoon voor groen/magenta aan.
  • Pagina 78 Modus Speciale scène (SCN) De camera kiest automatisch de juiste instellingen wanneer u een opnamemodus voor uw onderwerp of scène selecteert. * < 8 > staat voor Speciale scène. Stel het programmakeuzewiel in op <8>. Druk op <0>. Selecteer een opnamemodus. Druk op de toetsen <...
  • Pagina 79 Modus Speciale scène (SCN) Beschikbare opnamemodi in de modus 8 Opnamemodus Pagina Opnamemodus Pagina J Zelfportret Close-up = 80 = 87 2 Portret Voedsel = 81 = 88 Egale huid Nachtportret = 82 = 89 Nachtopnamen 3 Landschap = 83 = 90 uit hand 5 Sport...
  • Pagina 80 Modus Zelfportret Wilt u opnamen maken van uzelf, gebruik dan de modus [ J ] (Zelfportret). Draai het scherm richting de lens. U kunt diverse beeldverwerkingsinstellingen aanpassen. Zo kunt u uw huid egaler laten lijken op het beeld of de helderheid en de achtergrond aanpassen zodat u beter opvalt.
  • Pagina 81 Modus Portret De modus [ 2 ] (Portret) maakt de achtergrond onscherp, zodat personen duidelijker naar voren komen. Ook worden de tinten van de huid en het haar zachter gemaakt. Tips voor het maken van opnamen Selecteer de locatie waar de afstand tussen het onderwerp en de achtergrond het grootst is.
  • Pagina 82 Modus Egale huid Gebruik [ K ] (Egale huid) om huid er aantrekkelijker te laten uitzien. Door beeldverwerking lijkt de huid egaler. Tips voor het maken van opnamen Pas de grootte van het gezicht aan. Rond hoofdonderwerpen die worden gedetecteerd voor huidegalisatie worden kaders weergegeven.
  • Pagina 83 Modus Landschap Gebruik de modus [ 3 ] (Landschap) voor panoramafoto's of om alles van dichtbij tot veraf scherp in beeld te krijgen. Voor levendige blauwe en groene tinten en zeer scherpe en heldere opnamen. Tips voor het maken van opnamen Gebruik bij een zoomlens de groothoekzijde.
  • Pagina 84 Modus Sport Gebruik de modus [ 5 ] (Sport) om bewegende onderwerpen te fotograferen, bijvoorbeeld rennende mensen of een rijdende auto. Tips voor het maken van opnamen Gebruik een telelens. Om opnamen vanaf een afstand mogelijk te maken, wordt het gebruik van een telelens aanbevolen.
  • Pagina 85 Modus Pannen Wilt u een opname maken met het gevoel van snelheid en een wazig bewegingseffect op de achtergrond van het onderwerp, gebruik dan [ r ] (Pannen). Als u een lens gebruikt die de modus [ r ] ondersteunt, worden onscherpe opnamen gedetecteerd, gecorrigeerd en gereduceerd.
  • Pagina 86 Wilt u zien welke lenzen de modus [r] ondersteunen, raadpleeg dan de website van Canon. Met lenzen die de modus [r] ondersteunen, corrigeert de camera automatisch onscherpte van het onderwerp en past deze (op basis van de [Effect]-instelling) de sluitertijd aan, ongeacht de IS-instelling van de lens.
  • Pagina 87 Modus Close-up Wanneer u bloemen of kleine onderwerpen van dichtbij wilt fotograferen, gebruikt u de modus [ 4 ] (Close-up). Gebruik een macrolens (afzonderlijk verkrijgbaar) om kleine onderwerpen veel groter te laten uitkomen. Tips voor het maken van opnamen Gebruik een eenvoudige achtergrond. Met een eenvoudige achtergrond komen kleine objecten zoals bloemen beter tot hun recht.
  • Pagina 88 Modus Voedsel Gebruik [ P ] (Voedsel) om opnamen van voedsel te maken. De foto wordt scherp en aantrekkelijk. Afhankelijk van de lichtbron wordt bovendien de roodachtige tint onderdrukt in opnamen die bij kunstlicht enzovoort worden gemaakt. Tips voor het maken van opnamen Pas de kleurtoon aan.
  • Pagina 89 Modus Nachtportret Gebruik de modus [ 6 ] (Nachtportret) als u 's avonds mensen wilt fotograferen en een natuurlijk uitziende achtergrond wilt hebben. Houd er rekening mee dat u de ingebouwde flitser of een externe Speedlite nodig hebt om in deze modus opnamen te maken. U wordt aangeraden een statief te gebruiken.
  • Pagina 90 Modus Nachtopnamen uit hand Met de modus [ F ] (Nachtopnamen uit hand) kunt u prima nachtopnamen maken terwijl u de camera in de hand houdt. In deze opnamemodus worden vier continue opnamen gemaakt voor elke foto, en vervolgens wordt een opname met minder cameratrilling opgeslagen.
  • Pagina 91 Modus HDR-tegenlicht Als u opnamen maakt van een tafereel met zowel lichte als donkere gebieden, gebruikt u de modus [ G ] (HDR-tegenlicht). Wanneer u één foto in deze modus maakt, worden drie opvolgende opnamen met verschillende belichting gemaakt. Het resultaat is één opname met een breed kleurtoonbereik waarbij de schaduwen, veroorzaakt door tegenlicht, tot een minimum zijn beperkt.
  • Pagina 92 Aandachtspunten voor de modi <SCN> J : Zelfportret Het is mogelijk dat andere gebieden dan de huid van mensen worden aangepast, afhankelijk van de opnameomstandigheden. Instellingen voor het [Egale-huideffect] die in de modus [ J ] worden geselecteerd, worden niet toegepast in de modus [ K ]. [Achtrgr.
  • Pagina 93 Aandachtspunten voor de modi <SCN> r : Pannen (voortgezet) Met een lens die de modus [r] ondersteunt, worden onscherpe opnamen mogelijk niet goed gecorrigeerd wanneer u opnamen maakt van de volgende onderwerpen of onder de volgende opnameomstandigheden. y Onderwerpen met zeer weinig contrast. y Onderwerpen bij weinig licht.
  • Pagina 94 Aandachtspunten voor de modi <SCN> 6 : Nachtportret Vraag onderwerpen zich even niet te bewegen nadat er is geflitst. Scherpstellen kan moeilijk zijn wanneer gezichten van de gefotografeerde personen er donker uitzien. Stel in dergelijke gevallen de scherpstelmodusknop in op MF en stel handmatig scherp ( = 7, = 52). Automatisch scherpstellen bij avond of met een donkere achtergrond kan moeilijk zijn als er lichtpunten in het AF-punt aanwezig zijn.
  • Pagina 95 Aandachtspunten voor de modi <SCN> F : Nachtopnamen uit hand (voortgezet) Als u een opname van een bewegend onderwerp maakt, kunnen door de beweging van het onderwerp nabeelden ontstaan en kan het gebied om het onderwerp heen donker worden. De opnamen sluiten mogelijk niet goed op elkaar aan bij zich herhalende patronen (rasters, strepen, enzovoort), opnamen in één kleur of bij opnamen die erg zijn verschoven door cameratrillingen.
  • Pagina 96 Modus Creatieve filters U kunt opnamen maken terwijl filtereffecten worden toegepast. U kunt een voorbeeld van filtereffecten bekijken voordat u de opname maakt. Stel het programmakeuzewiel in op <U>. Druk op <0>. Selecteer een filtereffect. Gebruik de toetsen < W > en < X > om een filtereffect te selecteren ( = 98–...
  • Pagina 97 Modus Creatieve filters RAW en RAW+JPEG zijn niet beschikbaar. Wanneer RAW-beeldkwaliteit is ingesteld, worden beelden vastgelegd met de beeldkwaliteit 73 . Wanneer RAW+JPEG-beeldkwaliteit is ingesteld, worden beelden vastgelegd met de opgegeven JPEG-beeldkwaliteit. Continue opname is niet beschikbaar wanneer [I], [G], [X], [ K ], [H] of [c] ingesteld is.
  • Pagina 98 Modus Creatieve filters Kenmerken van creatieve filters I Korrelig zwart-wit Maakt het beeld korrelig en zwart-wit. Door het contrast aan te passen, kunt u het zwart-witeffect wijzigen. G Softfocus Geeft het beeld een zachte uitstraling. Door de wazigheid aan te passen, kunt u de mate van zachtheid wijzigen.
  • Pagina 99 Modus Creatieve filters c Miniatuureffect Geeft het effect van een kijkdoos. Als u opnamen maakt met de standaardinstelling blijft het midden er scherp uitzien. U kunt het gebied dat er scherp uitziet (het scènekader) verplaatsen volgens de beschrijving bij “Bediening voor miniatuureffect” ( = 101). 1-punt AF wordt gebruikt als AF-methode.
  • Pagina 100 Modus Creatieve filters Opmerkingen over [ A ], [ B ], [ C ] en [ D ] Vergeleken met andere opnamemodi is het beeldgebied kleiner. Filtereffectvoorbeelden zien er niet precies hetzelfde uit als uw opnamen. Als u een opname van een bewegend onderwerp maakt, kunnen door de beweging van het onderwerp nabeelden ontstaan en kan het gebied om het onderwerp heen donker worden.
  • Pagina 101 Modus Creatieve filters Bediening voor miniatuureffect Verplaats het AF-punt. Druk tweemaal op de knop <S> om verplaatsing van het AF-punt in te schakelen, dat oranje wordt. Gebruik de pijltjestoetsen < V > om het AF-punt te verplaatsen naar de positie waarop u wilt scherpstellen.
  • Pagina 103 Creatieve modi Creatieve modi geven u de vrijheid om diverse opnamen te maken door de sluitertijd, diafragmawaarde, belichting enzovoort van uw keuze te maken. Als u de beschrijving van de opnamemodus die wordt weergegeven wanneer u aan het programmakeuzewiel draait, wilt wissen, drukt u op <...
  • Pagina 104 Modus AE-programma (P) De camera stelt automatisch de sluitertijd en het diafragma in die het beste bij de helderheid van het onderwerp passen. * < d > staat voor programma. * AE staat voor automatische belichting (Auto Exposure). Stel het programmakeuzewiel in op <d>.
  • Pagina 105 Modus AE-programma (P) Verschillen tussen de modi < d > en < A > In de modus < A > worden veel functies, zoals de AF-methode en de meetmethode, automatisch ingesteld om mislukte opnamen te voorkomen. U kunt slechts een beperkt aantal functies instellen. In de modus < d > worden daarentegen alleen de sluitertijd en het diafragma automatisch ingesteld.
  • Pagina 106 Modus AE met sluitervoorkeur (Tv) In deze modus stelt u de sluitertijd in en stelt de camera automatisch het diafragma in om de standaardbelichting te verkrijgen die bij de helderheid van het onderwerp past. Een kortere sluitertijd kan de actie van een bewegend onderwerp als het ware bevriezen.
  • Pagina 107 Modus AE met sluitervoorkeur (Tv) Als het laagste f-getal knippert, is sprake van onderbelichting. Draai aan het instelwiel <6> om een langere sluitertijd in te stellen totdat de diafragmawaarde niet meer knippert, of stel een hogere ISO-snelheid in. Als het hoogste f-getal knippert, is sprake van overbelichting. Draai aan het instelwiel <6>...
  • Pagina 108 Modus AE met diafragmavoorkeur (Av) In deze modus stelt u het gewenste diafragma in en stelt de camera automatisch de sluitertijd in om de standaardbelichting te verkrijgen die overeenkomt met de helderheid van het onderwerp. Bij een hoger f-getal (een kleiner diafragma) vallen de voorgrond en achtergrond meer samen binnen de acceptabele scherpstelling.
  • Pagina 109 Modus AE met diafragmavoorkeur (Av) Als de sluitertijd “30"” knippert, is er sprake van onderbelichting. Draai aan het instelwiel <6> om een groter diafragma (lager f-getal) in te stellen totdat het knipperen van de sluitertijd stopt of stel een hogere ISO-snelheid in.
  • Pagina 110 Modus Handmatige belichting (M) In deze modus stelt u zowel de sluitertijd als het diafragma naar wens in. Raadpleeg de indicator voor het belichtingsniveau of gebruik een in de handel verkrijgbare belichtingsmeter om de belichting te bepalen. * < a > staat voor handmatig. Stel het programmakeuzewiel in op <a>.
  • Pagina 111 Modus Handmatige belichting (M) Belichtingscompensatie met ISO auto Als de ISO-snelheid is ingesteld op [AUTO] voor opnamen met handmatige belichting, kunt u belichtingscompensatie ( = 140) als volgt instellen: Raak de indicator voor het belichtingsniveau aan [z: Bel.comp./AEB] Scherm Snel instellen Als ISO Auto is ingesteld, wordt de instelling van de ISO-snelheid aangepast aan de sluitertijd en het diafragma om de standaardbelichting te verkrijgen.
  • Pagina 112 AE met flexibele voorkeur (Fv) In deze modus kunt u de sluitertijd, het diafragma en de ISO-snelheid handmatig of automatisch instellen en deze instellingen combineren met uw keuze aan belichtingscompensatie. Opnamen maken in de modus < t >, met beheer over elk van deze parameters, komt overeen met opnamen maken in de modus <...
  • Pagina 113 AE met flexibele voorkeur (Fv) Combinaties van functies in de modus < t > Diafragma- Belichtings- Opnamemo- Sluitertijd ISO-snelheid waarde compensatie [AUTO] [AUTO] [AUTO] Beschikbaar Gelijk aan < d > Handmatige selectie [AUTO] Handmatige Gelijk aan [AUTO] Beschikbaar Handmatige selectie <...
  • Pagina 115 Opnamen maken In dit hoofdstuk worden het maken van opnamen evenals menu- instellingen op het tabblad Opnamen ([z]) beschreven.
  • Pagina 116 Foto-opnamen Een pictogram M rechts van een paginatitel geeft aan dat de functie alleen beschikbaar is in de creatieve modi < t >, < d >, < s >, < f > of < a >.
  • Pagina 117 Tabbladmenu's: foto-opnamen Opname 1 = 122 = 125 = 127 = 128 = 289 = 133 = 137 Opname 2 = 140, 141 = 143 = 277 = 149 = 150 Opname 3 = 151 = 153 = 154...
  • Pagina 118 Tabbladmenu's: foto-opnamen Opname 4 = 155 = 158 = 160 = 162 = 163, 166, 169 Opname 5 = 171 = 172 = 174 = 176 = 180 Opname 6 = 184 = 186 = 187 = 190 = 193...
  • Pagina 119 Tabbladmenu's: foto-opnamen Opname 7 = 195 = 198 = 209 = 211 = 212 = 214 = 215 Opname 8 = 220 = 216 = 270 = 221 Opname 9 = 241 = 248 = 271 = 279 [Inst. AF aanraken & verslepen] wordt alleen weergegeven indien een optionele elektronische zoeker is bevestigd.
  • Pagina 120 Tabbladmenu's: foto-opnamen In de Basismodi verschijnen de volgende schermen. Opname 1 = 78, 96 = 122 = 125 = 127 = 289 = 133 Opname 2 = 76 = 184 = 187 = 222 [Opnamemodus] of [AF-methode] is beschikbaar in de modus < 8 > of <U>. [Geg.
  • Pagina 121 Tabbladmenu's: foto-opnamen Opname 3 = 198 = 209 = 211 = 212 = 215 Opname 4 = 220 = 216 = 270 = 221 Opname 5 = 241 = 248 = 271 [Inst. AF aanraken & verslepen] wordt alleen weergegeven indien een optionele elektronische zoeker is bevestigd.
  • Pagina 122 Beeldkwaliteit U kunt het aantal pixels en de beeldkwaliteit selecteren. Selecteer [z: Beeldkwalit.] Stel de beeldkwaliteit in. Draai aan het instelwiel <6> om de RAW-kwaliteit te selecteren, en druk op de pijltjestoetsen < Y > en < Z > om de JPEG-kwaliteit te selecteren.
  • Pagina 123 4.x) op uw computer is geïnstalleerd, downloadt en installeert u de nieuwste versie van de website van Canon om deze bij te werken ( = 550). (De vorige versie wordt overschreven.) Met DPP Ver.3.x of vroeger kunt u de RAW- beelden die met deze camera zijn gemaakt niet verwerken.
  • Pagina 124 Beeldkwaliteit Maximale opnamereeks voor continue opnamen De geschatte maximale opnamereeks wordt bovenaan het opnamescherm aangegeven. Als de maximale opnamereeks 99 of hoger is, wordt “99” weergegeven. De waarde neemt af zodra 98 of minder is bereikt. [BUSY] wordt weergegeven om aan te geven dat het interne geheugen vol is en dat het maken van opnamen tijdelijk wordt gestopt.
  • Pagina 125 Hoogte/breedte foto U kunt de beeldverhouding wijzigen. Selecteer [z: Hoogte/breedte foto]. Stel de beeldverhouding in. Selecteer een beeldverhouding en druk vervolgens op < 0 >. JPEG-beelden De beelden worden vastgelegd met de ingestelde verhouding. RAW-beelden De beelden worden altijd vastgelegd met een beeldververhouding van [3:2].
  • Pagina 126 Hoogte/breedte foto Beeldverhouding 16:9 Wanneer u RAW-beelden afspeelt die zijn vastgelegd met een beeldverhouding van [4:3], [16:9], of [1:1], worden ze weergegeven met lijnen die de desbetreffende beeldverhouding aangeven. (Deze lijnen worden niet in het beeld vastgelegd.)
  • Pagina 127 Kijktijd Stel in op [Vastzetten] als u opnamen direct nadat u ze gemaakt heeft, op het scherm wilt blijven weergeven. Stel in op [Uit] als u opnamen liever niet weergeeft. Selecteer [z: Kijktijd]. Stel een tijdoptie in. Als [Vastzetten] is ingesteld, worden beelden zo lang weergegeven als de tijd die is ingesteld in [ 5 : Spaarstand].
  • Pagina 128 Lensafwijkingscorrectie Vignettering, beeldvervorming en andere problemen kunnen worden veroorzaakt door de optische eigenschappen van een lens. De camera kan deze fenomenen compenseren door [Lensafwijkingscorrectie] te gebruiken. Selecteer [z: Lensafwijkingscorrectie]. Selecteer een item. Selecteer [Inschak.]. Bevestig dat de naam van de gebruikte lens en (met uitzondering van diffractiecorrectie) [Correctiegegevens beschikbaar] worden weergegeven.
  • Pagina 129 Lensafwijkingscorrectie Correctie helderheid randen Vignettering (donkere beeldhoeken) kan worden gecorrigeerd. Afhankelijk van de opnameomstandigheden kan er mogelijk ruis aan de randen van een opname ontstaan. Hoe hoger de ISO-snelheid, hoe lager de mate van correctie. De toegepaste mate van correctie is lager dan de maximale correctie die kan worden toegepast met Digital Photo Professional (EOS-software).
  • Pagina 130 Lensafwijkingscorrectie Digitale lensoptimalisatie Diverse afwijkingen van de optische eigenschappen van een lens kunnen worden gecorrigeerd, samen met diffractie en door low-passfilter veroorzaakt scherpteverlies. Als [Correctiegeg. niet beschikbaar] of [ ] wordt weergegeven door [Digit. lensoptimalisatie], kunt u EOS Utility om de lenscorrectiegegevens aan de camera toe te voegen.
  • Pagina 131 Lensafwijkingscorrectie Correctie chromatische aberratie Chromatische aberratie (kleurranden rond onderwerpen) kan worden gecorrigeerd. [Corr. chromat. afw.] wordt niet weergegeven als [Digit. lensoptimalisatie] is ingeschakeld. Diffractiecorrectie Diffractie (scherpteverlies door de belichting) kan worden gecorrigeerd. Afhankelijk van de opnameomstandigheden kan de ruis toenemen door de effecten van correctie.
  • Pagina 132 JPEG-opnamen die al zijn gemaakt. Wanneer u een lens van een ander merk dan Canon gebruikt, wordt aanbevolen om de correcties in te stellen op [Uitschakelen], zelfs als [Correctiegegevens beschikbaar] wordt weergegeven.
  • Pagina 133 Transportmodus De camera heeft transportmodi voor enkele opnamen en continue opnamen. U kunt de transportmodus selecteren die bij de scène of het onderwerp past. Selecteer [z: Transportmodus]. Stel de transportmodus in. [ u ] Enkelbeeld Wanneer u de ontspanknop helemaal indrukt, wordt slechts één opname gemaakt.
  • Pagina 134 Transportmodus [ m / Q ] Zelfontspanner: 10 sec./afstandsbediening [ l / k ] Zelfontspanner: 2 sec./afstandsbediening [ q ] Zelfontspanner: Continue opname De voorwaarden voor de maximale snelheid bij continue opnamen ( = 133) voor [E] of [ o ] zijn als volgt:: opnamen maken met een volledig opgeladen accu bij een sluitertijd van 1/1000 sec.
  • Pagina 135 Zelfontspanner Gebruik de zelfontspanner wanneer u zelf op de foto wilt, zoals bij een herdenkingsfoto. Selecteer [z: Transportmodus]. Stel de zelfontspanner in. m ( Q ): opname na 10 sec. l ( k ): opname na 2 sec. q : continue opname na 10 sec. voor het opgegeven aantal opnamen* * Draai aan het instelwiel <6>...
  • Pagina 136 Zelfontspanner Met [ q ] kan het opname-interval langer worden, afhankelijk van de beeldkwaliteit, het gebruik van een externe flitser en andere opnameomstandigheden. Met [ l ] kunt u opnemen zonder de camera aan te raken als deze op een statief staat.
  • Pagina 137 RAW-burstmodus Maakt snelle continue opname van RAW-beelden mogelijk. Handig als u de beste opname die precies op het juiste moment is gemaakt, wilt kiezen uit de beelden die u hebt vastgelegd. Vastgelegde beelden worden opgeslagen als één bestand (fotorolletje). U kunt elk beeld uit het fotorolletje extraheren en afzonderlijk opslaan ( = 319).
  • Pagina 138 RAW-burstmodus Stel een optie in. [Inschak.]: De opname begint net voordat (tot ongeveer 0,5 seconde ervoor) u de ontspanknop volledig indrukt, nadat u de ontspanknop eerst half ingedrukt hebt gehouden. ] wordt weergegeven wanneer u een opname maakt. [Uitschak.]: de eerste opname wordt gemaakt wanneer u de ontspanknop volledig indrukt.
  • Pagina 139 In de RAW-burstmodus kan het, zelfs bij sommige zoomlenzen die geen variabel maximaal diafragma hebben, voorkomen dat de diafragmawaarde verandert als u inzoomt terwijl u de ontspanknop half of volledig indrukt. Raadpleeg de website van Canon voor meer informatie. UHS-II-SD-geheugenkaarten met een snelheidsklasse van 10 of hoger worden aanbevolen.
  • Pagina 140 Belichtingscompensatie Belichtingscompensatie wordt gebruikt om de standaardbelichting die door de camera is ingesteld lichter (langere belichting) of donkerder (kortere belichting) te maken. Belichtingscompensatie kan worden ingesteld in de opnamemodi < t >, < d >, < s >, < f > en < a >. U kunt belichtingscompensatie instellen tot maximaal ±3 stops met tussenstappen van 1/3 stop.
  • Pagina 141 Automatische belichtingsbracketing U kunt drie beelden vastleggen met verschillende sluitertijden, diafragmawaarden en ISO-snelheden, aangepast door de camera. Dit heet AEB. * AEB staat voor “Auto Exposure Bracketing” (automatische belichtingsbracketing). Selecteer [z: Bel.comp./AEB]. Stel het AEB-bereik in. Draai aan het instelwiel <6> om het AEB-bereik (1) in te stellen.
  • Pagina 142 Automatische belichtingsbracketing Als [z: Auto optimalisatie helderheid] ( = 149) op een andere optie dan [Uitschakelen] wordt ingesteld, wordt het effect van AEB mogelijk beperkt. [A] knippert linksonder in het scherm tijdens AEB-opnamen. Als de transportmodus is ingesteld op [ u ], moet u de ontspanknop driemaal indrukken voor elke opname.
  • Pagina 143 ISO-snelheidsinstellingen Stel de ISO-snelheid (de lichtgevoeligheid van de beeldsensor) in op de waarde die voor het omgevingslicht gewenst is. In de basismodi wordt de ISO-snelheid automatisch ingesteld. Raadpleeg = 277, = 581 voor meer informatie over de ISO-snelheid tijdens filmopnamen. Druk op de knop <B>...
  • Pagina 144 ISO-snelheidsinstellingen Richtlijnen voor de ISO-snelheid Lage ISO-snelheden beperken de beeldruis maar kunnen het risico vergroten van het trillen van camera/onderwerp of het gebied waarop is scherpgesteld beperken (minder scherptediepte) onder sommige opnameomstandigheden. Hoge ISO-snelheden maken opnemen bij weinig licht mogelijk, een groter scherpstelgebied (meer scherptediepte) en een groter flitsbereik maar ze kunnen ook de beeldruis versterken.
  • Pagina 145 ISO-snelheidsinstellingen ISO-snelheidsbereik bij handmatige instelling Selecteer [z: zISO- snelheidsinst.]. Selecteer [ISO-snelh.bereik]. Stel de minimumlimiet in. Selecteer het vak voor de minimumlimiet en druk vervolgens op < 0 >. Selecteer de ISO-snelheid en druk op < 0 >. Stel de maximumlimiet in. Selecteer het vak voor de maximumlimiet en druk vervolgens op <...
  • Pagina 146 ISO-snelheidsinstellingen ISO-snelheidsbereik voor ISO auto Selecteer [Autom. bereik]. Stel de minimumlimiet in. Selecteer het vak voor de minimumlimiet en druk vervolgens op < 0 >. Selecteer de ISO-snelheid en druk op < 0 >. Stel de maximumlimiet in. Selecteer het vak voor de maximumlimiet en druk vervolgens op <...
  • Pagina 147 ISO-snelheidsinstellingen Maximale sluitertijd voor ISO auto U kunt de maximale sluitertijd voor ISO auto instellen. Dit kan cameratrillingen of een onscherp onderwerp verminderen in de modus < d > of < f > wanneer u een groothoeklens gebruikt om een opname te maken van een bewegend onderwerp of wanneer u een telelens gebruikt.
  • Pagina 148 ISO-snelheidsinstellingen Indien geen juiste belichting kan worden verkregen wanneer de maximumlimiet voor ISO-snelheid is ingesteld op [Autom. bereik], wordt een sluitertijd ingesteld die langer is dan de [Max. sluitertijd] om de standaardbelichting te verkrijgen. Deze functie wordt niet toegepast bij flitsfotografie en filmopnamen. Als [Auto(Standaard)] is ingesteld, is de maximale sluitertijd omgekeerd evenredig aan de brandpuntsafstand van de lens.
  • Pagina 149 Automatische helderheidsoptimalisatie Helderheid en contrast kunnen automatisch worden gecorrigeerd als opnamen donker lijken of het contrast te hoog of te laag is. Selecteer [z: Auto optimalisatie helderheid]. Stel een correctie-optie in. Ruis kan toenemen en de scherpte kan veranderen onder bepaalde opnameomstandigheden.
  • Pagina 150 Prioriteit voor lichte tonen U kunt overbelichte, vervaagde highlights verminderen. Selecteer [z: Lichte tonen prioriteit]. Stel een optie in. [Inschak.]: verbetert de gradatie in highlights. De overgang tussen grijstinten en highlights wordt geleidelijker. [Vergroot]: beperkt overbelichte highlights nog meer dan [Inschak.] onder bepaalde opnameomstandigheden.
  • Pagina 151 Meetmethode U kunt een van vier methoden selecteren om de helderheid van het onderwerp te meten. In de basismodi wordt meervlaksmeting automatisch ingesteld. Selecteer [z: Meetmethode]. Stel de meetmethode in. [ q ] Meervlaksmeting Een algemene meetmethode die zelfs geschikt is voor onderwerpen met tegenlicht.
  • Pagina 152 Meetmethode De camera zal de belichting standaard als volgt instellen. Bij [ q ] houdt u de ontspanknop half ingedrukt om de belichtingsinstelling te vergrendelen (AE-vergrendeling) na scherpstelling met 1-beeld AF. In de modus [ w ], [ r ] of [ e ] wordt de belichting ingesteld op het moment dat de opname wordt gemaakt.
  • Pagina 153 Meettimer U kunt instellen hoe lang de meettimer actief is (wat de duur van de belichtingsweergave/AE-vergrendeling bepaalt) nadat hij is geactiveerd door een actie zoals het half indrukken van de ontspanknop. Selecteer [z: Meettimer]. Stel een tijdoptie in.
  • Pagina 154 Belichtingssimulatie Belichtingssimulatie toont en simuleert hoe de helderheid (belichting) van de daadwerkelijke opname zal zijn. Selecteer [z: Bel.simulatie]. Stel een optie in. Inschakelen ( g ) De helderheid van de weergegeven opname is bijna gelijk aan de werkelijke helderheid (belichting) van de gemaakte opname. Wanneer u belichtingscompensatie instelt, wordt de helderheid van de opname dienovereenkomstig aangepast.
  • Pagina 155 Witbalans Witbalans (WB) zorgt ervoor dat witte gebieden er wit uitzien. Bij de instelling Auto [ Q ] (Sfeerprioriteit) of [ Q w] (Witprioriteit) zal doorgaans automatisch de juiste witbalans worden ingesteld. Als u met de instelling Auto geen natuurlijke kleuren krijgt, kunt u een witbalans selecteren die bij de lichtbron past of de witbalans handmatig instellen door een opname van een wit voorwerp te maken.
  • Pagina 156 Witbalans Witbalans Het menselijk oog ziet elk wit object altijd als wit, ongeacht het soort licht. Met een digitale camera is het wit als basis voor de kleurcorrectie afhankelijk van de kleurtemperatuur van de verlichting en wordt de kleur aangepast met software om de witte gebieden er ook wit te laten uitzien. Met deze functie kunt u foto's met natuurlijke kleurtonen maken.
  • Pagina 157 Witbalans [Q] Automatische witbalans Met [ Q ] (Sfeerprioriteit) kunt u de intensiteit van de warme kleurzweem van de opname vergroten wanneer u scènes in kunstlicht opneemt. Als u [ Q w] selecteert, kunt u de intensiteit van de warme kleurzweem van de opname verkleinen.
  • Pagina 158 Witbalans [ O ] Handmatige witbalans Met handmatige witbalans kunt u de witbalans handmatig instellen voor de specifieke lichtbron van de opnamelocatie. Zorg ervoor dat u deze procedure uitvoert onder de lichtbron op de plaats van opname. Fotografeer een wit voorwerp. Richt de camera op een vlak wit onderwerp zodat het scherm met wit is gevuld.
  • Pagina 159 Witbalans Als de bij stap 1 verkregen belichting sterk afwijkt van de standaardbelichting, kan dit een incorrecte witbalansinstelling tot gevolg hebben. Deze beelden kunnen niet worden geselecteerd: beelden die zijn vastgelegd terwijl de beeldstijl was ingesteld op [Monochroom], beelden waarop voor of na de opname een creatief filter is toegepast, bijgesneden beelden en beelden die met een andere camera zijn gemaakt.
  • Pagina 160 Witbalanscorrectie/bracketing Witbalanscorrectie heeft hetzelfde effect als het gebruik van een in de handel verkrijgbaar kleurtemperatuurconversiefilter of kleurcompensatiefilter. Witbalanscorrectie Selecteer [z: WB Shift/Bkt.]. Stel de witbalanscorrectie in. Druk op de pijltjestoetsen < V > om de markering [■] naar de door u gewenste positie te verplaatsen.
  • Pagina 161 Witbalanscorrectie/bracketing Automatische witbalansbracketing Met witbalansbracketing (WB-BKT) kunt u drie beelden tegelijk vastleggen met verschillende kleurtonen. Stel de witbalansbracketing in. B/A ±3 niveaus Als u bij stap 2 van “Witbalanscorrectie” ( = 160) aan de knop < 5 > draait, verandert de markering [■] op het scherm in [■...
  • Pagina 162 Kleurruimte Het bereik van reproduceerbare kleuren wordt “kleurruimte” genoemd. Voor normale opnamen wordt sRGB aanbevolen. Selecteer [z: Kleurruimte]. Stel een optie voor de kleurruimte in. Adobe RGB Deze kleurruimte wordt voornamelijk gebruikt voor commercieel drukwerk en andere bedrijfsmatige toepassingen. Aanbevolen bij het gebruik van apparatuur zoals schermen die compatibel zijn met Adobe RGB of printers die compatibel zijn met DCF 2.0 (Exif 2.21 of later).
  • Pagina 163 Een beeldstijl kiezen Door een beeldstijl te selecteren, kunt u opnamekenmerken verkrijgen die bij uw fotografische expressie of bij het onderwerp passen. Selecteer [z: Beeldstijl]. Selecteer een beeldstijl. Kenmerken van beeldstijlen [ D ] Automatisch De kleurtoon wordt automatisch aangepast aan de omstandigheden. In natuur- en buitenopnamen en opnamen van zonsondergangen zien de kleuren er echt levendig uit, zoals voor blauwe luchten, bomen en struiken, en zonsondergangen.
  • Pagina 164 Een beeldstijl kiezen [ R ] Landschap Voor levendige blauwe en groene tinten en zeer scherpe en heldere opnamen. Gebruik deze instelling voor indrukwekkende landschappen. [ u ] Gedetailleerd Geschikt voor de weergave van gedetailleerde contouren en een fijne structuur van het onderwerp. De kleuren zullen iets levendiger zijn. [ S ] Neutraal Geschikt om het beeld met een computer te verwerken.
  • Pagina 165 Een beeldstijl kiezen Symbolen Het selectiescherm voor beeldstijlen heeft pictogrammen voor [Sterkte], [Details] of [Drempel] voor [Scherpte], [Contrast] en andere instellingen. De nummers geven de waarden weer voor deze instellingen voor de betreffende beeldstijl. Scherpte A Sterkte B Details C Drempel Contrast Verzadiging Kleurtoon...
  • Pagina 166 Een beeldstijl aanpassen U kunt elke beeldstijl aanpassen door de standaardinstellingen ervan te wijzigen. Wilt u [Monochroom] aanpassen, raadpleeg dan = 168. Selecteer [z: Beeldstijl]. Selecteer een beeldstijl. Selecteer de beeldstijl die u wilt aanpassen en druk vervolgens op de knop <...
  • Pagina 167 Een beeldstijl aanpassen Stel het effectniveau in. Druk op de knop <M> om de aangepaste instellingen op te slaan en terug te keren naar het keuzescherm Beeldstijl. Alle instellingen waarvoor u de standaardwaarden wijzigt, worden weergegeven in blauw. Instellingen en effecten Scherpte 0: zwak benadrukken van 7: sterk benadrukken van...
  • Pagina 168 Een beeldstijl aanpassen [ V ] Monochroom aanpassen Biedt de opties [Filtereffect] en [Toningeffect], naast de opties [Sterkte], [Details] en [Drempel] voor [Scherpte] en de opties voor [Contrast] die worden beschreven op = 167. [ k ] Filtereffect U kunt op een monochrome opname witte wolken of groene bomen meer laten afsteken door een filtereffect toe te passen.
  • Pagina 169 Een beeldstijl vastleggen U kunt een basisbeeldstijl selecteren zoals [Portret] of [Landschap], de parameters daarvan naar wens aanpassen en de stijl vervolgens vastleggen onder [Gebruiker 1], [Gebruiker 2] of [Gebruiker 3]. Dat is handig wanneer u meerdere beeldstijlen maakt met verschillende instellingen. Beeldstijlen die u aan de camera hebt toegevoegd via EOS Utility (EOS-software) kunnen ook worden aangepast.
  • Pagina 170 Een beeldstijl vastleggen Selecteer een item. Stel het effectniveau in. Zie “Een beeldstijl aanpassen” ( = 166) voor meer informatie. Druk op de knop <M> om de aangepaste instellingen op te slaan en terug te keren naar het keuzescherm Beeldstijl. De basisbeeldstijl ziet u rechts naast [Gebruiker *].
  • Pagina 171 Ruisreductie lange sluitertijd Voor opnamen die worden belicht gedurende 1 seconde of langer, kan ruis (lichtpuntjes en strepen) veroorzaakt door lange belichting worden verminderd. Selecteer [z: Ruisred. lange sluitertijd]. Stel een reductie-optie in. [AUTO] Automatisch Bij een belichtingstijd van 1 seconde of langer wordt ruisreductie automatisch uitgevoerd wanneer ruis wordt gedetecteerd die wordt veroorzaakt door lange belichting.
  • Pagina 172 Hoge ISO-ruisreductie Met deze functie vermindert u de ruis die in een opname ontstaat. Deze functie is met name effectief bij het maken van opnamen met hoge ISO- snelheden. Bij opnamen met lage ISO-snelheden kan de ruis in de donkere gedeelten van de opname (de schaduwpartijen) verder worden gereduceerd.
  • Pagina 173 Hoge ISO-ruisreductie Aandachtspunten voor het instellen van ruisonderdrukking bij meerdere opnamen Als de opnamen door beweging van de camera erg zijn verschoven, is het effect van de ruisonderdrukking mogelijk kleiner. Wanneer u de camera in de hand houdt, dient u deze goed stil te houden om cameratrilling te voorkomen.
  • Pagina 174 Stofwisdata verkrijgen Stofwisdata die worden gebruikt om stofvlekken te verwijderen, kunnen worden toegepast op beelden wanneer bij sensorreiniging stof op de sensor achterblijft. Digital Photo Professional (EOS-software) gebruikt de stofwisdata om stofvlekken automatisch te verwijderen. Voorbereiding Zorg voor een effen wit voorwerp, zoals een vel papier. Stel de brandpuntsafstand van de lens in op 50 mm of meer.
  • Pagina 175 Stofwisdata verkrijgen Fotografeer een effen wit object. Fotografeer een effen wit object (zoals een nieuw vel wit papier) dat het scherm vult op een afstand van 20–30 cm. Aangezien de opname niet wordt opgeslagen, kunnen de gegevens nog altijd worden opgehaald, ook al is er geen kaart in de camera geplaatst.
  • Pagina 176 HDR-modus U kunt foto's met vervaagde highlights en verminderde schaduwen maken voor een groter dynamisch bereik zelfs bij zeer contrastrijke scènes. HDR- opnamen zijn effectief bij het fotograferen van landschappen en stillevens. Bij het maken van HDR-opnamen worden voor elke foto drie opnamen na elkaar met verschillende belichtingstijden (standaardbelichting, onderbelichting en overbelichting) vastgelegd.
  • Pagina 177 HDR-modus Effecten [ P ] Natuurlijk Voor opnamen met een breed kleurtoonbereik waarbij details in highlights en schaduwen anders verloren zouden gaan. Vervaagde highlights en schaduwen worden verminderd. [ A ] Kunst Hoewel de vervaagde highlights en schaduwen meer worden verminderd dan met [Natuurlijk], zal het contrast lager en de gradatie vlakker zijn, waardoor de opname er meer als een schilderij uitziet.
  • Pagina 178 HDR-modus Stel [Continue HDR] in. Met [1 opname] wordt het maken van HDR-opnamen automatisch geannuleerd nadat de opname is gemaakt. Met [Elke opname] blijft u HDR- opnamen maken tot de instelling in stap 2 wordt ingesteld op [HDR uitsch.]. Stel [Beeld aut. uitl.] in en maak de opname.
  • Pagina 179 HDR-modus Als u HDR-opnamen maakt terwijl [Beeld aut. uitl.] is ingesteld op [Inschak.], worden geen gegevens over de AF-puntweergave ( = 370) en geen stofwisdata ( = 174) aan de opname toegevoegd. Als u HDR-opnamen uit de hand maakt terwijl [Beeld aut. uitl.] is ingesteld op [Inschak.], worden de beeldranden iets bijgesneden en de resolutie iets verlaagd.
  • Pagina 180 Scherpstelbracketing Met scherpstelbracketing* kunt u continue opnamen maken waarbij de brandpuntafstand automatisch wijzigt na één opname. Vanaf deze opnamen kunt u één opname maken waarbij op een groot gebied is scherpgesteld met behulp van een toepassing die dieptecompositie ondersteunt, zoals Digital Photo Professional (EOS-software).
  • Pagina 181 Scherpstelbracketing Stel [Scherpstelstap] in. Geef op hoeveel de scherpstelling verplaatst moet worden. Deze hoeveelheid wordt automatisch aangepast volgens de diafragmawaarde op het moment van de opnamen. Omdat bij grotere diafragmawaarden de scherpstelverschuiving verhoogt, dekt de scherpstelbracketing in dit geval een groter bereik onder de instellingen [Scherpstelstap] en [Aantal opnamen].
  • Pagina 182 Scherpstelbracketing Scherpstelbracketing is bedoeld voor foto-opnamen op een statief. Opnamen met een grotere beeldhoek worden aanbevolen. Na de dieptecompositie kunt u het beeld indien nodig bijsnijden. U kunt de volgende lenzen gebruiken (vanaf april 2019). y EF16-35mm f/4L IS USM y EF24-70mm f/4L IS USM y EF100mm f/2.8L MACRO IS USM y EF180mm f/3.5L MACRO USM...
  • Pagina 183 Scherpstelbracketing Het gebruik van een statief, afstandsbediening (apart verkrijgbaar, = 223) of een draadloze afstandsbediening (apart verkrijgbaar, = 223) wordt aanbevolen. Voor de beste resultaten stelt u de diafragmawaarde in op een bereik van f/5.6–11 voordat u opnamen maakt. Details zoals de sluitertijd, de diafragmawaarde en de ISO-snelheid worden bepaald door voorwaarden voor de eerste opname.
  • Pagina 184 Touch Shutter Door op het scherm te tikken, kunt u scherpstellen en automatisch een opname maken. Schakel de Touch Shutter in. Tik op [y] linksonder op het scherm. Elke keer dat u op het pictogram tikt, schakelt u tussen [y] en [x]. [x] (Touch Shutter: Inschakelen) De camera zal scherpstellen op het gebied waarop u tikt en de opname zal...
  • Pagina 185 Touch Shutter Zelfs als u de transportmodus instelt op[E], [ o ] of [ i ], zal de camera nog steeds opnamen maken in de enkelbeeldmodus. Zelfs als [AF-werking] is ingesteld op [Servo AF], kunt u door op het scherm te tikken, scherpstellen op de opname met [1-beeld AF].
  • Pagina 186 Ontspanmethode voor de sluiter U kunt kiezen hoe de sluiter wordt ontspannen. Selecteer [z: Sluitermodus]. Selecteer een item. Mechanisch Wanneer u een opname maakt, wordt de mechanische sluiter geactiveerd. Zorg dat u deze optie instelt op [Mechanisch] als u een TS-E-lens gebruikt (met uitzondering van TS-E17mm f/4L of TS-E24mm f/3.5L II) om de lens te verschuiven of te kantelen of als u een tussenring gebruikt.
  • Pagina 187 Intervaltimer Met de intervaltimer kunt u het opname-interval en het aantal opnamen instellen zodat de camera herhaaldelijk afzonderlijke opnamen maakt volgens uw interval totdat het door u opgegeven aantal opnamen is gemaakt. Selecteer [z: Intervaltimer]. Selecteer [Inschak.]. Selecteer [Inschak.] en druk vervolgens op de knop <...
  • Pagina 188 Intervaltimer Selecteer [OK]. De intervaltimerinstellingen worden weergegeven op het menuscherm. (1) Interval (2) Aantal opnamen Maak de opname. De eerste opname wordt gemaakt en het maken van opnamen gaat door volgens de instellingen voor de intervaltimer. Tijdens intervaltimeropnamen knippert [ H ]. Nadat het ingestelde aantal opnamen is gemaakt, worden de intervaltimeropnamen stopgezet en...
  • Pagina 189 Intervaltimer Richt de camera niet op een intense lichtbron, zoals de zon of een intense kunstmatige lichtbron. Hierdoor kan schade ontstaan aan de beeldsensor of de interne onderdelen van de camera. Door over te schakelen naar de AF-scherpstelmodusknop, voorkomt u dat de camera opnamen maakt tenzij op onderwerpen is scherpgesteld.
  • Pagina 190 Lange belichtingstijden (bulb) In deze modus blijft de sluiter open zolang u de ontspanknop volledig ingedrukt houdt. Zodra u de ontspanknop loslaat, gaat de sluiter dicht. Gebruik de instelling voor bulbbelichting voor nachtopnamen, opnamen van vuurwerk, de sterrenhemel en andere opnamen waarvoor een lange belichting is vereist.
  • Pagina 191 Lange belichtingstijden (bulb) Met [z: Ruisred. lange sluitertijd] kunt u de beeldruis beperken die optreedt tijdens langdurige belichting ( = 171). Om cameratrilling te verminderen, kunt u overwegen om een statief te gebruiken met een optionele afstandsbediening (afstandsbediening RS-60E3 of draadloze afstandsbediening BR-E1) of de bulbtimer. Bulbtimer Met de bulbtimer hoeft u de ontspanknop niet ingedrukt te houden tijdens het belichten.
  • Pagina 192 Lange belichtingstijden (bulb) Stel de gewenste belichtingstijd in. Selecteer uur, minuut of seconde. Druk op < 0 > om [ r ] weer te geven. Stel het gewenste nummer in en druk vervolgens op < 0 >. (U keert terug naar [ s ].) Selecteer [OK].
  • Pagina 193 Antiknipperopname Als u bij fel licht zoals tl-licht een opname maakt met hogere sluitertijd, veroorzaakt het flikkeren van de lichtbron flikkeringen in de opname en kan deze verticaal ongelijk belicht zijn. Als onder deze omstandigheden continue opname wordt gebruikt, kan dit resulteren in ongelijke belichtingen of kleuren op de opnamen.
  • Pagina 194 Antiknipperopname Met [Inschak.] ingesteld wordt de ontspanvertraging groter als u bij een flikkerende lichtbron opneemt. Ook kan de snelheid bij continue opname afnemen en kan het opname-interval onregelmatig worden. Deze functie wordt niet toegepast bij filmopnamen. Flikkering bij een andere frequentie dan 100 Hz of 120 Hz kan niet worden gedetecteerd.
  • Pagina 195 AF-werking U kunt selecteren met welke eigenschappen AF werkt, om bij de opnameomstandigheden en het onderwerp te passen. Selecteer [z: AF-werking]. Selecteer een instelitem. Als niet kan worden scherpgesteld, wordt het AF-punt oranje. In dit geval kan er geen opname worden gemaakt, ook al drukt u de ontspanknop helemaal in.
  • Pagina 196 AF-werking 1-beeld AF voor niet-bewegende onderwerpen (ONE SHOT) Deze AF-werking is geschikt voor stilstaande onderwerpen. Wanneer u de ontspanknop half indrukt, stelt de camera slechts één keer scherp. Als de scherpstelling is bereikt, wordt het AF-punt groen en klinkt er een pieptoon.
  • Pagina 197 AF-werking AF-hulplicht Het AF-hulplicht ( = 34) kan herhaaldelijk aangaan wanneer u de ontspanknop half indrukt bij weinig licht of onder soortgelijke omstandigheden. Dit vereenvoudigt het scherpstellen. Het AF-hulplicht gaat niet aan als [z: AF-werking] ingesteld is op [Servo AF]. Wanneer u een Speedlite gebruikt die uitgerust is met een led-AF-hulplicht, activeert de Speedlite een AF-hulplicht wanneer dat nodig is.
  • Pagina 198 AF-methode U kunt de AF-methode selecteren die bij de opnameomstandigheden en het onderwerp past. De camera probeert scherp te stellen op de gezichten van iedereen binnen een AF-punt of zone AF-kader. In de modus < A > is [u+volgen] automatisch ingesteld. Zie = 200 voor instructies voor het selecteren van een AF-methode.
  • Pagina 199 AF-methode : Zone-AF Gebruikt automatische selectie-AF in Zone- AF-kaders om een groot gebied te dekken, waardoor scherpstellen gemakkelijker gaat. Geeft voorrang aan scherpstellen op het dichtstbijzijnde onderwerp. Er wordt bij het scherpstellen ook voorrang gegeven aan gezichten van personen in het zone-AF-kader. AF-punten waarop is scherpgesteld, worden weergegeven met [ S ].
  • Pagina 200 AF-methode De AF-methode selecteren U kunt de AF-methode selecteren die bij de opnameomstandigheden en het onderwerp past. Zie = 218 als u de voorkeur geeft aan handmatig scherpstellen. Selecteer [z: AF-methode]. Selecteer een instelitem. Om de AF-methode in te stellen, kunt u het AF-methodescherm ook bereiken door op de knop <S>...
  • Pagina 201 AF-methode u(gezicht)+volgen: c De camera detecteert en stelt scherp op gezichten van mensen. Indien een gezicht beweegt, beweegt het AF-punt [p] mee om het gezicht te volgen. Controleer het AF-punt. Op elk gedetecteerd gezicht verschijnt [p] (een AF-punt). U kunt een gezicht kiezen met de pijltjestoetsen <...
  • Pagina 202 AF-methode Op een gezicht tikken om scherp te stellen Als u op een gezicht of onderwerp tikt om hierop scherp te stellen, verandert het AF-punt in [ ] en wordt er scherpgesteld op de plek waarop u hebt getikt. Zelfs als het gezicht of het onderwerp op het scherm beweegt, beweegt het AF-punt [ ] om dit te volgen.
  • Pagina 203 AF-methode Spot AF/1-punt AF/Zone-AF U kunt het AF-punt of het zone AF-kader handmatig instellen. Hier worden 1 punt AF-schermen als voorbeeld gebruikt. Controleer het AF-punt. Het AF-punt (1) wordt weergegeven. Met Zone-AF wordt het zone-AF-kader weergegeven. Verplaats het AF-punt. Druk op de knop <S>. Gebruik de pijltjestoetsen<...
  • Pagina 204 AF-methode Stel scherp op het onderwerp. Richt het AF-punt op het onderwerp en druk de ontspanknop half in. Als de scherpstelling is bereikt, wordt het AF-punt groen en klinkt er een pieptoon. Als de scherpstelling niet wordt bereikt, wordt het AF-punt oranje. Maak de opname.
  • Pagina 205 AF-methode Vergrote weergave U kunt de scherpstelling controleren door op [ u ] te tikken om de weergave met ca. 5× of 10× te vergroten. Vergrote weergave is niet mogelijk met [u+volgen]. De vergroting wordt gecentreerd rond het AF-punt voor [Spot AF] of [1-punt AF] en op het zone-AF-kader voor [Zone-AF].
  • Pagina 206 AF-methode De aanvankelijke Servo AF-positie instellen 1. Stel [ 8 : C.Fn II-3: Init. servo-AF-pt voor c] in op een andere optie dan [Automatisch]. 2. Een gebieds-AF-kader (1) en een AF-punt (2) verschijnen. 3. Wilt u het AF-punt verplaatsen naar de positie voor scherpstelling, druk dan op de knop <S>...
  • Pagina 207 AF-methode Tips voor het maken van AF-opnamen Zelfs als er al is scherpgesteld, wordt er nogmaals scherpgesteld wanneer u de ontspanknop half indrukt. Tijdens het scherpstellen kan de helderheid van het beeld veranderen. Afhankelijk van het onderwerp en de opnameomstandigheden kan het langer duren voordat de camera scherpstelt of kan de snelheid bij continue opnamen lager liggen.
  • Pagina 208 AF-methode Opnameomstandigheden waarin moeilijk kan worden scherpgesteld Onderwerpen met weinig contrast, zoals een blauwe lucht en effen, platte oppervlakken of wanneer highlights of schaduwpartijen geen detail meer hebben. Onderwerpen bij weinig licht. Strepen en andere patronen met alleen een horizontaal contrast. Onderwerpen met zich herhalende patronen (bijvoorbeeld: ramen van wolkenkrabbers, computertoetsenborden enz.).
  • Pagina 209 Oogdetectie-AF Met de AF-methode ingesteld op [u+volgen] kan de camera scherpstellen op de ogen van personen. Selecteer [z: Oogdetectie-AF]. Selecteer [Inschak.]. Richt de camera op het onderwerp. Er wordt een AF-punt weergegeven rond de ogen. U kunt op het scherm tikken om een oog te selecteren waarop u wilt scherpstellen.
  • Pagina 210 Oogdetectie-AF Mogelijk worden ogen van onderwerpen niet goed gedetecteerd. Dit hangt af van het onderwerp en de opnameopstandigheden. Om Oogdetectie-AF uit te schakelen zonder menubewerkingen te gebruiken, drukt u een voor een op deze knoppen: <S>, <B> en < B >. Druk nogmaals op de knop <...
  • Pagina 211 Continue AF Deze functie houdt het onderwerp algemeen scherp. De camera is klaar om direct scherp te stellen als u de ontspanknop half indrukt. Selecteer [z: Continue AF]. Selecteer [Inschak.]. Het inschakelen van deze functie beperkt het aantal beschikbare opnamen, omdat de lens voortdurend wordt bediend en het accuvermogen snel terugloopt.
  • Pagina 212 AF aanraken en verslepen AF-punten of zone-AF-kaders kunt u verplaatsen door op te scherm te tikken of over het scherm te slepen terwijl u door een optionele elektronische zoeker kijkt. AF aanraken en verslepen inschakelen Selecteer [z: Inst. AF aanraken & verslepen].
  • Pagina 213 AF aanraken en verslepen Actief aanraakgebied U kunt het gebied van het scherm opgeven dat gebruikt wordt voor aanraken en slepen. Stel het actieve aanraakgebied in. Als u op het scherm tikt wanneer [u+volgen] is ingesteld, verschijnt een rond oranje kader [ ]. Nadat u uw vinger optilt van de positie waar u het AF- punt naartoe wilt verplaatsen, wordt [ ] weergegeven en wordt dat onderwerp gevolgd.
  • Pagina 214 Handmatig scherpstellen met een lens na AF Voor EF-M-, EF- of EF-S-lenzen die zijn uitgerust met elektronische handmatige scherpstelling, kunt u opgeven hoe de aanpassing van handmatige scherpstelling wordt gebruikt met 1-beeld AF. Selecteer [z: Objectief elektronische MF]. Selecteer een item. ] Uitschakelen na One-Shot AF Handmatig scherpstellen nadat de AF-werking is uitgeschakeld.
  • Pagina 215 AF-hulplicht U kunt het AF-hulplicht van de camera of een Speedlite gebruiken. Selecteer [z: AF-hulplicht]. Selecteer een item. [ON] Inschakelen Schakelt de activering in van het AF-hulplicht van de camera of een Speedlite die is uitgerust met een led-AF-hulplicht, indien nodig. [OFF] Uitschakelen Schakelt gebruik van het AF-hulplicht uit.
  • Pagina 216 Beeldstabilisatie U kunt de IS-instelling (Image Stabilizer) aanpassen bij lenzen die zijn uitgerust met optische beeldstabilisatie. Zie = 268 voor informatie over [k Digitale IS]. Selecteer [z: IS-instellingen]. Selecteer [IS modus]. Stel een optie in. [Uit] Schakelt de beeldstabilisatie uit. [Aan] Cameratrillingen worden gecorrigeerd.
  • Pagina 217 Belichtingsvergrendeling (AE-vergrendeling) U kunt de belichting vergrendelen als u de opname afzonderlijk wilt scherpstellen en meten of een aantal opnamen wilt maken met dezelfde belichtingsinstelling. Druk op de knop < A > om de belichting te vergrendelen, maak een nieuwe compositie en maak de opname. AE-vergrendeling is geschikt voor het opnemen van bijvoorbeeld onderwerpen met tegenlicht.
  • Pagina 218 Handmatig scherpstellen Als scherpstellen niet mogelijk is met automatische scherpstelling, kunt u het beeld vergroten en handmatig scherpstellen. Stel de scherpstelmodusknop in op <MF>. Draai aan de scherpstelring van de lens om ruw scherp te stellen. Bepaal een gebied om te vergroten. Druk op de knop <S>...
  • Pagina 219 Handmatig scherpstellen Stel handmatig scherp. Draai terwijl u naar het vergrote beeld kijkt aan de scherpstelring van de lens om scherp te stellen. Nadat u hebt scherpgesteld, drukt op < 0 > om naar de normale weergave terug te keren. Maak de opname.
  • Pagina 220 MF-peaking (benadrukken van de contouren) Randen van onderwerpen waarop is scherpgesteld kunnen in kleur worden weergegeven terwijl u handmatig scherpstelt. Dit vereenvoudigt het scherpstellen. U kunt de omtrekkleuren instellen en de gevoeligheid (niveau) van de randdetectie aanpassen (behalve in de modus < A >). Selecteer [z: MF-peaking- instellingen].
  • Pagina 221 Van scherpstelmodus wisselen Door de scherpstelmodusknop van EF-M-lenzen uit te schakelen, kunt u via het menu van scherpstelmodus wisselen. Selecteer [5: -schakel. (AF/MF)]. Selecteer [Uitschakelen]. De menu-instelling [z: Scherpstelmodus] wordt nu toegepast in plaats van de scherpstelmodusknop, die uitgeschakeld is. Selecteer [z: Scherpstelmodus].
  • Pagina 222 Type digest-film Wanneer u opnamen maakt in de modus < D > worden zowel foto's als clips vastgelegd, maar u kunt instellen of de foto's al dan niet moeten worden opgenomen in de resulterende digest-film. Open de modus <D>. Selecteer [z: Digest-type]. Stel een optie in.
  • Pagina 223 Opnamen maken met de afstandsbediening Opnamen maken met een afstandsbediening wordt ondersteund voor de draadloze afstandsbediening BR-E1 of afstandsbediening RS-60E3 (respectievelijk via Bluetooth of met een kabel te verbinden; afzonderlijk verkrijgbaar). Draadloze afstandsbediening BR-E1 U kunt op maximaal ongeveer 5 meter afstand van de camera opnamen maken.
  • Pagina 224 Algemene aandachtspunten bij het maken van foto's Richt de camera niet op een intense lichtbron, zoals de zon of een intense kunstmatige lichtbron. Hierdoor kan schade ontstaan aan de beeldsensor of de interne onderdelen van de camera. Beeldkwaliteit Wanneer u opnamen maakt bij hoge ISO-snelheden, kan er ruis (zoals lichte puntjes en strepen) op de opname zichtbaar zijn.
  • Pagina 225 Algemene aandachtspunten bij het maken van foto's Opnamen en weergave Bij weinig of juist heel fel licht wordt in het weergegeven beeld mogelijk niet de helderheid van de daadwerkelijke opname weergegeven. Bij weinig licht kan ruis merkbaar zijn bij beeldweergave ook bij lage ISO- snelheden, maar de opname bevat minder ruis omdat de beeldkwaliteit verschilt tussen weergegeven en opgenomen beelden.
  • Pagina 226 Algemene aandachtspunten bij het maken van foto's Informatiedisplay Zie = 583 voor informatie over de pictogrammen die voor foto-opnamen worden weergegeven. Als [g] wit wordt weergegeven, betekent dit dat het beeld wordt weergegeven met een helderheidsniveau dat vrijwel gelijk is aan dat van het feitelijke beeld dat u wilt vastleggen.
  • Pagina 227 Filmopname Voor filmopnamen stelt u het programmakeuzewiel in op <k>. U kunt ook films opnemen door tijdens het fotograferen op de filmopnameknop te drukken. U kunt de filmopnamemodus ook instellen vanaf [z: Opnamemodus] nadat u het programmakeuzewiel hebt ingesteld op <k>.
  • Pagina 228 Tabbladmenu's: filmopname Opname 1 = 232 = 241 = 248 = 128 = 223 = 250 = 261 Opname 2 = 140 = 277 = 149 = 150 = 153 Opname 3 = 155 = 158 = 160 = 163 = 172...
  • Pagina 229 Tabbladmenu's: filmopname Opname 4 = 198 = 209 = 212 = 214 Opname 5 = 220 = 216 = 270 = 221 = 278 Opname 6 = 271 = 279 = 273 = 274...
  • Pagina 230 Tabbladmenu's: filmopname In de modus [ u ] verschijnen de volgende schermen. Opname 1 = 239 = 248 = 223 = 261 Opname 2 = 198 = 209 = 212 Opname 3 = 220 = 216 = 221...
  • Pagina 231 Tabbladmenu's: filmopname Opname 4 = 271...
  • Pagina 232 Filmmodus Opnamen maken met [Autom. moviebelich.] De camera schakelt over naar automatische belichting die geschikt is voor de huidige lichtomstandigheden van de scène. Stel het programmakeuzewiel in op <k>. Druk op <0>. Selecteer [k]. Gebruik de pijltjestoetsen < W > en < X > om [k (Autom.
  • Pagina 233 Filmmodus Neem de film op. Druk op de filmopnameknop om een filmopname te starten. Tijdens de filmopname wordt de markering [oREC] (1) rechtsboven in het scherm weergegeven. Het geluid wordt opgenomen via de microfoons (2). Druk nogmaals op de filmopnameknop om de filmopname te beëindigen.
  • Pagina 234 Filmmodus Opnamen maken met [Handm. moviebelich.] U kunt de sluitertijd, het diafragma en de ISO-snelheid voor filmopname instellen. Stel het programmakeuzewiel in op <k>. Druk op <0>. Selecteer [M]. Gebruik de pijltjestoetsen < W > < X > om [M (Handm. moviebelich.)] te selecteren en druk vervolgens op <...
  • Pagina 235 Filmmodus Stel de sluitertijd (1) en diafragmawaarde (2) in. Draai aan het instelwiel <6> om de sluitertijd in te stellen. Draai het instelwiel <5> om de diafragmawaarde in te stellen. U kunt de sluitertijd instellen binnen het bereik van 1/4000 sec. tot 1/8 sec. Stel scherp en start de filmopname.
  • Pagina 236 Filmmodus Wanneer u overschakelt van foto's naar filmopnamen, moet u de camera- instellingen controleren voordat u filmopnamen gaat maken. Tijdens filmopnamen kunt u de sluitertijd of het diafragma beter niet aanpassen. Als u dit wel doet, kan de veranderde belichting zichtbaar zijn in de opname of tot meer ruis leiden bij hoge ISO-snelheden.
  • Pagina 237 Filmmodus Aandachtspunten bij het maken van filmopnamen Richt de camera niet op een intense lichtbron, zoals de zon of een intense kunstmatige lichtbron. Hierdoor kan schade ontstaan aan de beeldsensor of de interne onderdelen van de camera. Als u opnamen maakt van iets met fijne details, kunnen moiré en valse kleuren ontstaan.
  • Pagina 238 Filmmodus Opmerkingen bij het maken van filmopnamen Telkens wanneer u een film opneemt, wordt een nieuw filmbestand gemaakt op de kaart. De dekking van de zichthoek van de film voor 4K-, Full HD- en HD-films is circa 100%. U kunt ook scherpstellen door op de AF-startknop te drukken. Om het starten of stoppen van filmopnamen mogelijk te maken door de ontspanknop geheel in te drukken, stelt u [Voll.
  • Pagina 239 HDR-filmmodus U kunt films met een hoog dynamisch bereik opnemen die details in highlights of scènes met een hoog contrast behouden. Stel het programmakeuzewiel in op <k>. Druk op <0>. Selecteer [u]. Gebruik de pijltjestoetsen < W > en < X > om [ u (HDR-Movie)] te selecteren en druk vervolgens op <...
  • Pagina 240 HDR-filmmodus Aangezien meerdere frames worden samengevoegd om een HDR-film te maken, kunnen sommige delen van de film vervormd lijken. Bij opnamen uit de hand kan de vervorming die wordt veroorzaakt door cameratrilling meer opvallen. U wordt aangeraden een statief te gebruiken. Houd er rekening mee dat zelfs als u een statief gebruikt voor de opnamen, nabeelden of ruis meer zichtbaar kunnen zijn wanneer u de HDR-film frame voor frame of vertraagd afspeelt, terwijl dit niet het geval is wanneer u de film op de normale manier...
  • Pagina 241 Filmopnamekwaliteit Selecteer op het tabblad [z: Movie-opn. kwal.] de optie [Movie-opn.form.] om het beeldformaat, de beeldsnelheid, en de compressiemethode in te stellen. De film wordt opgenomen als een MP4-bestand. De op het scherm [Movie-opn.form.] weergegeven beeldsnelheid wisselt automatisch, afhankelijk van de instelling voor [ 5 : Videosysteem] ( = 502).
  • Pagina 242 Filmopnamekwaliteit 4K-filmopname Voor 4K-filmopnamen is een high-performance-kaart vereist. Zie “Kaarten waarop films kunnen worden opgeslagen” ( = 579) voor meer informatie. Bij het opnemen van 4K-films ligt de belasting van de verwerking aanzienlijk hoger, waardoor de interne temperatuur van de camera sneller kan stijgen of hoger kan worden dan voor normale films.
  • Pagina 243 Filmopnamekwaliteit Beeldsnelheid (fps: frames per seconde) [ 2 ] 119,88 fps/[8] 59,94 fps/[6] 29,97 fps/ [4] 23,98 fps Voor regio's waar gebruik wordt gemaakt van NTSC (Noord-Amerika, Japan, Korea, Mexico, enzovoort). [ 3 ] 100,00 fps/[7] 50,00 fps/[5] 25,00 fps Voor regio's waar gebruik wordt gemaakt van PAL (Europa, Rusland, China, Australië, enzovoort).
  • Pagina 244 Filmopnamekwaliteit Kaarten waarop films kunnen worden opgeslagen Zie = 579 voor meer informatie over kaarten die u kunt gebruiken voor verschillende filmopnameformaten. Gebruik bij het opnemen van films een kaart met een grote capaciteit met een lees-/schrijfsnelheid (zoals opgegeven in de vereisten voor kaartprestaties) zoals in de tabel op = 579 of hoger dan de standaardspecificaties.
  • Pagina 245 Filmopnamekwaliteit Hoge beeldsnelheid U kunt films in Full HD opnemen met een hoge beeldsnelheid van 119,88 fps of 100,00 fps door de optie [Hoge framerate] onder [z: Movie- opn.kwal.] in te stellen op [Inschakelen]. Dat is ideaal voor filmopnamen die in slow motion worden afgespeeld. De maximale opnametijd per film is 7 minuten en 29 seconden.
  • Pagina 246 Filmopnamekwaliteit Filmbestanden die groter zijn dan 4 GB Wanneer u een film opneemt die groter is dan 4 GB, kunt u zonder onderbreking blijven opnemen. SD/SDHC-kaarten gebruiken die zijn geformatteerd met de camera Als u de camera gebruikt om een SD/SDHC-kaart te formatteren, dan formatteert de camera deze als FAT32.
  • Pagina 247 Filmopnamekwaliteit Totale opnametijd voor films en bestandsgrootte per minuut Zie = 580 voor details over bestandsgroottes en de beschikbare opnametijd voor elk filmopnameformaat. Limiet voor filmopnametijd Wanneer u films zonder een hoge beeldsnelheid opneemt De maximale opnametijd per film is 29 minuten en 59 seconden. Nadat 29 minuten en 59 seconden zijn bereikt, stopt het opnemen automatisch.
  • Pagina 248 Geluidsopname U kunt films opnemen terwijl u geluid opneemt met de ingebouwde stereomicrofoons of een externe stereomicrofoon. U kunt het geluidsopnameniveau naar wens instellen. Gebruik [z: Geluidsopname] om geluidsopnamefuncties in te stellen. Geluidsopname/Geluidsopnameniveau Automatisch Het geluidsopnameniveau wordt automatisch aangepast. Automatische niveauregeling werkt automatisch in reactie op het geluidsniveau.
  • Pagina 249 Geluidsopname Demper Onderdrukt automatisch geluidsvervorming die door harde geluiden ontstaat. Ook als u [Geluidsopname] instelt op [Automatisch] of [Handmatig] om opnamen te maken, kan geluidsvervorming optreden indien er een zeer hard geluid is. In dat geval wordt het aanbevolen om de instelling [Inschakelen] te gebruiken.
  • Pagina 250 Time-lapsefilms Foto's die worden opgenomen met het ingestelde interval, kunnen automatisch achter elkaar worden gezet om een 4K- of Full HD-time- lapsefilm te maken. Een time-lapsefilm geeft weer hoe een onderwerp verandert in een veel kortere tijd dan de daadwerkelijke tijd. Dit is efficiënt bij de observatie op een vast punt van een steeds veranderende scène, groeiende planten, de beweging van hemellichamen enzovoort.
  • Pagina 251 Time-lapsefilms Stel de opname-interval in. Selecteer [Interval/ foto's]. Selecteer [Interval] (sec.). Gebruik de pijltjestoetsen < Y > en < Z > om een waarde in te stellen en druk vervolgens op < 0 >. Raadpleeg [k: Vereiste tijd] (1) en [ 3 : Afspeeltijd] (2) om de waarde in te stellen.
  • Pagina 252 Time-lapsefilms Met [Scène**] worden de beschikbare intervallen en het aantal opnamen beperkt volgens het type scène. De bitsnelheid van H6/H5 bedraagt circa 300 Mbps en de bitsnelheid van L6/L5 bedraagt circa 90 Mbps. Gebruik een kaart met een afdoende schrijfsnelheid. Als het aantal opnamen is ingesteld op 3600, duurt de time-lapsefilm circa 2 min.
  • Pagina 253 Time-lapsefilms Configureer [Aut. belichting]. Vast 1e beeld Wanneer u de eerste opname maakt, wordt een meting uitgevoerd om de belichting automatisch aan te passen aan de helderheid. De belichting die voor de eerste opname is ingesteld, wordt ook toegepast op alle volgende opnamen.
  • Pagina 254 Time-lapsefilms Tijdens time-lapse-filmopnamen kunt u op de knop < B > drukken om het scherm in of uit te schakelen. Stel de pieptoon in. Selecteer [Pieptoon bij foto]. Als [Uitschak.] is ingesteld, klinkt de pieptoon niet voor het opnemen. Controleer de instellingen. (1) Vereiste tijd Geeft de vereiste tijd aan voor het maken van het ingestelde aantal opnamen met het ingestelde interval.
  • Pagina 255 Time-lapsefilms Lees de melding. Lees de melding en selecteer [OK]. Maak testopnamen. Zoals bij foto-opnamen stelt u de belichting en opnamefuncties in en drukt u de ontspanknop half in om scherp te stellen. Druk de ontspanknop helemaal in om testopnamen te maken. De foto's worden op de kaart opgenomen.
  • Pagina 256 Time-lapsefilms Druk op de filmopnameknop. De camera is nu klaar om te beginnen met de opname van een time-lapsefilm. Als u wilt terugkeren naar stap 14, drukt u nogmaals op de filmopnameknop. Maak de time-lapsefilm. Druk op de knop < B > en controleer opnieuw de “Vereiste tijd (1)”...
  • Pagina 257 Time-lapsefilms Als de kaart onvoldoende vrije ruimte heeft om het ingestelde aantal opnamen op te slaan, wordt [Afspeeltijd] rood weergegeven. Hoewel de camera kan doorgaan met het maken van opnamen, wordt het opnemen stopgezet als de kaart vol is. Als de filmbestandsgrootte 4 GB overschrijdt met de instellingen [Aant. opn.] en als de kaart niet is geformatteerd in exFAT ( = 491), wordt [Afspeeltijd] rood weergegeven.
  • Pagina 258 Time-lapsefilms Als de sluitertijd langer is dan het opname-interval (zoals bij een lange belichting) of als automatisch een lange sluitertijd wordt ingesteld, neemt de camera mogelijk niet op met het ingestelde interval. De opname kan tevens worden voorkomen door opname-intervallen die vrijwel gelijk zijn aan de sluitertijd. Als de volgende geplande opname niet mogelijk is, wordt deze overgeslagen.
  • Pagina 259 Time-lapsefilms U wordt aangeraden een statief te gebruiken. Het wordt aanbevolen om vooraf testopnamen te maken zoals in stap 14 en om testfilms voor time-lapsefilms te maken. De dekking van de zichthoek van de film voor het maken van 4K- en Full HD- time-lapsefilms is circa 100%.
  • Pagina 260 Time-lapsefilms U kunt de draadloze afstandsbediening BR-E1 (afzonderlijk verkrijgbaar) gebruiken om de time-lapsefilmopname te starten en te stoppen. Met draadloze afstandsbediening BR-E1 y Koppel de draadloze afstandsbediening BR-E1 eerst met de camera ( = 446). y Zorg ervoor dat [z: Afst.bediening] ingesteld is op [Inschak.]. y Maak testopnamen en wanneer de camera gereed is om opnamen te maken (zoals in stap 15 op = 256), zet u de ontspantijd-/filmopnameschakelaar van de BR-E1 op <o>...
  • Pagina 261 Videosnapshots Neem een reeks korte videosnapshots op, elk van een paar seconden lang, en de camera combineert deze om een videosnapshotalbum te maken waarin de hoogtepunten van uw reis of gebeurtenis worden weergegeven. Videosnapshots zijn beschikbaar wanneer het filmopnameformaat is ingesteld op L6X (NTSC) of L5X (PAL).
  • Pagina 262 Videosnapshots Selecteer [Albuminstellingen]. Selecteer [Nieuw album maken]. Lees de melding en selecteer [OK]. Geef de afspeeltijd op. Geef de afspeeltijd per videosnapshot op. Geef het afspeeleffect op. Deze instelling bepaalt hoe snel albums worden afgespeeld. Controleer de vereiste opnametijd. De vereiste tijd voor het opnemen van elke videosnapshot wordt aangeduid (1) op basis van de afspeeltijd en het afspeeleffect.
  • Pagina 263 Videosnapshots Sluit het menu. Druk op de knop <M> om het menu te sluiten. Een blauwe balk wordt weergegeven om de opnametijd (2) aan te duiden. Neem de eerste videosnapshot op. Druk op de filmopnameknop om een opname te starten. De blauwe balk die de opnametijd aangeeft, loopt langzaam terug en nadat de opgegeven tijd is verstreken, stopt de...
  • Pagina 264 Videosnapshots Stop met het maken van videosnapshots. Stel [Videosnapshot] in op [Uitschakelen]. Om terug te keren naar normale filmopname moet u niet vergeten [Uitschakelen] op te geven. Druk op de knop <M> om het menu te sluiten en terug te keren naar de normale filmopnamen.
  • Pagina 265 Videosnapshots Toevoegen aan een bestaand album Selecteer [Aan bestaand album toevoegen]. Voer stap 5 op = 262 uit om [Aan bestaand album toevoegen] te selecteren. Selecteer een bestaand album. Gebruik de pijltjestoetsen < Y > en < Z > om een bestaand album te selecteren en druk vervolgens op <...
  • Pagina 266 Miniatuureffectfilm Door beeldgebieden buiten een geselecteerd gebied te vervagen, kunt u films opnemen met het effect van een miniatuurmodel. Selecteer een opnamemodus. Selecteer [k] ( = 232) of [M] ( = 234). Selecteer [c]. Druk op < 0 > en selecteer in het scherm Snel instellen [c] in [ Verplaats het scènekader.
  • Pagina 267 Miniatuureffectfilm Verplaats het AF-punt. Gebruik de pijltjestoetsen < V > om het AF-punt te verplaatsen naar de positie waarop u wilt scherpstellen. Druk vervolgens op < 0 >. Neem de film op. Geschatte afspeelsnelheid en tijd voor een film die één minuut lang wordt opgenomen Snelheid Afspeeltijd...
  • Pagina 268 Digitale beeldstabilisatie voor films De interne beeldstabilisatie corrigeert cameratrillingen tijdens het filmen. Deze functie heet “Digitale beeldstabilisatie voor films”. Met digitale beeldstabilisatie voor films kunnen beelden ook worden gestabiliseerd als een lens zonder Image Stabilizer (Beeldstabilisatie) wordt gebruikt. Bij het gebruik van een lens met ingebouwde Image Stabilizer (Beeldstabilisatie) stelt u de schakelaar voor Image Stabilizer (Beeldstabilisatie) van het lens op <1>.
  • Pagina 269 Digitale beeldstabilisatie van films. Bij gebruik van een TS-E-lens, visooglens of lens die niet van het merk Canon is, raden we aan dat u de digitale beeldstabilisatie voor films instelt op [Uitschak.]. Omdat digitale beeldstabilisatie voor films het beeld vergroot, ziet de opname er korreliger uit.
  • Pagina 270 Automatisch corrigeren voor films Automatisch corrigeren helpt u om films recht te houden terwijl u ze opneemt. Zodra de opname begint, kan het weergavegedeelte worden versmald en kunnen onderwerpen worden vergroot. Selecteer [z: k Auto. corrig.]. Selecteer [Inschak.]. Beschikbaar als [k Digitale IS] ingesteld is op [Uitschak.].
  • Pagina 271 Servo AF voor films Als deze functie is ingeschakeld, stelt de camera voortdurend scherp op het onderwerp tijdens filmopname. Selecteer [z: Servo AF v. mov.]. Selecteer [Inschak.]. Als [Inschak.] is ingesteld: De camera stelt voortdurend op het onderwerp scherp, ook wanneer u de ontspanknop niet half indrukt.
  • Pagina 272 Servo AF voor films Aandachtspunten wanneer [Servo AF v. mov.] is ingesteld op [Inschak.] Opnameomstandigheden waarin moeilijk kan worden scherpgesteld y Een snel bewegend onderwerp dat de camera nadert of van de camera af beweegt. y Een onderwerp dat zich op korte afstand van de camera beweegt. y Opnamen met een hoger f-getal.
  • Pagina 273 Servo AF voor films Volggevoeligheid van Servo AF voor films U kunt de trackinggevoeligheid instellen (op een van zeven niveaus) wat het reactievermogen beïnvloedt als het onderwerp uit een AF-punt verdwijnt tijdens Servo AF voor films, bijvoorbeeld omdat voorwerpen over AF-punten bewegen of tijdens het pannen.
  • Pagina 274 * Lenzen die een langzame overgang van de scherpstelling tijdens filmopnamen ondersteunen USM- en STM-lenzen die in en na 2009 op de markt zijn gekomen, zijn compatibel. Raadpleeg de website van Canon voor meer informatie.
  • Pagina 275 Servo AF voor films Bij bepaalde lenzen wordt de snelheid mogelijk niet gewijzigd, zelfs niet wanneer u de AF-snelheid aanpast. Beschikbaar als [z: Servo AF v. mov.] ingesteld is op [Inschak.] en [z: AF-methode] ingesteld is op [1-punt AF]. De werking wanneer [z: AF-methode] ingesteld is op een andere optie dan [1-punt AF] komt overeen met het instellen van [AF-snelheid] op [Standaard (0)].
  • Pagina 276 Overige menufuncties [z1] Lensafwijkingscorrectie Omgevingslicht en chromatische aberratie kunnen tijdens filmopnamen worden gecorrigeerd. Zie = 128 voor informatie over de lensafwijkingscorrectie. Opnamen maken met de afstandsbediening Als [Inschak.] is ingesteld, kunt u filmopnamen starten of stoppen met de draadloze afstandsbediening BR-E1 (afzonderlijk verkrijgbaar). Koppel eerst de BR-E1 met de camera ( = 446).
  • Pagina 277 Overige menufuncties [z2] k ISO-snelheidsinstellingen ISO-snelheidM In de modus [M] kunt u de ISO-snelheid handmatig instellen. U kunt ook ISO auto selecteren. ISO-snelheidsbereik Bij filmopnamen kunt u het bereik van de handmatige ISO-snelheid (minimum- en maximumlimieten) instellen. Max voor auto U kunt de maximumlimiet voor ISO auto bij filmopnamen in de modus [k] of in de modus [M] met ISO auto instellen.
  • Pagina 278 Overige menufuncties [z5] HDMI-informatieweergave U kunt het informatiedisplay configureren voor de uitvoer van opnamen via een HDMI-kabel. Met info De opname, de opname-informatie, AF-punten en andere informatie worden via HDMI op het andere apparaat weergegeven. Houd er rekening mee dat het camerascherm uitgeschakeld wordt. Opgenomen films worden op de kaart opgeslagen.
  • Pagina 279 Overige menufuncties [z6] k Automatische langzame sluiter U kunt kiezen of u films wilt opnemen die helderder zijn dan wanneer deze optie ingesteld is op [Uitschak.] door de sluitertijd automatisch te verlengen bij weinig licht. Van toepassing wanneer de beeldsnelheid van het filmopnameformaat 8 of 7 is.
  • Pagina 280 Algemene aandachtspunten bij het maken van filmopnamen Rood [E] waarschuwingspictogram voor interne temperatuur Als de interne temperatuur van de camera oploopt vanwege langdurige filmopnamen of bij een hoge omgevingstemperatuur, verschijnt er een rood pictogram [E]. Het rode pictogram [E] geeft aan dat de filmopname binnenkort automatisch wordt beëindigd.
  • Pagina 281 Algemene aandachtspunten bij het maken van filmopnamen Opname- en beeldkwaliteit Als u een kaart met een lage schrijfsnelheid gebruikt, wordt tijdens filmopnamen rechts in het scherm mogelijk een indicator weergegeven. Deze geeft aan hoeveel gegevens nog niet naar de kaart zijn geschreven (beschikbare capaciteit van het interne buffergeheugen).
  • Pagina 283 Opnamen maken met de flitser Dit hoofdstuk beschrijft hoe u opnamen maakt met de ingebouwde flitser of een externe flitser (EL/EX Speedlites). De flitser kan niet worden gebruikt tijdens filmopnamen. AEB is niet beschikbaar bij flitsfotografie.
  • Pagina 284 Opnamen maken met de ingebouwde flitser Het gebruik van de ingebouwde flitser wordt aanbevolen wanneer het pictogram [ I ] op het scherm verschijnt, wanneer u overdag opnamen maakt van onderwerpen met tegenlicht of wanneer u opnamen maakt bij weinig licht. Gebruik de hendel <I>...
  • Pagina 285 Opnamen maken met de ingebouwde flitser Sluitertijd en diafragmawaarde bij flitsfotografie Opnamemodus Sluitertijd Diafragmawaarde Automatisch Automatisch (1/200–30 sec.)* ingesteld Automatisch Handmatig (1/200–30 sec.) ingesteld Handmatig Automatisch (1/200–30 sec.)* ingesteld Handmatig Handmatig (1/200–30 sec.) ingesteld * Wanner [Slow sync] onder [z: Flitsbesturing] ingesteld is op [1/200-30 sec. auto]. Gebruik de ingebouwde flitser alleen als deze volledig is uitgeklapt.
  • Pagina 286 Opnamen maken met de ingebouwde flitser FlitsbelichtingscompensatieM Net zoals de belichtingscompensatie kan worden ingesteld, kunt u ook de flitssterkte van de ingebouwde flitser wijzigen. Druk op de knop <D>. Druk op de knop <M>. Selecteer [2bel.comp.]. Stel de waarde voor de compensatie in.
  • Pagina 287 Opnamen maken met de ingebouwde flitser Als [z: Auto optimalisatie helderheid] ( = 149) is ingesteld op een andere optie dan [Uitschakelen], kunnen beelden nog steeds licht zijn, zelfs als er een negatieve compensatie ingesteld is. De belichtingscompensatiewaarde blijft van toepassing, zelfs nadat u de aan- uitschakelaar op <2>...
  • Pagina 288 Opnamen maken met de ingebouwde flitser Druk op de knop <A> (8). Zorg dat het onderwerp zich in het midden van het scherm bevindt en druk vervolgens op de knop <A>. De flitser flitst een keer voor en het vereiste flitssterkteniveau blijft behouden.
  • Pagina 289 Flitsfunctie-instellingen Functies van de ingebouwde flitser of externe Speedlites uit de EL/EX-serie kunnen worden ingesteld via menuschermen op de camera. Voordat u functies van externe Speedlites instelt, dient u de Speedlite te bevestigen en in te schakelen. Zie de instructiehandleiding van de Speedlite voor meer informatie over functies van de externe Speedlite.
  • Pagina 290 Flitsfunctie-instellingen Flitsen Stel deze optie in op [a] als u de flitser automatisch wilt laten afgaan op basis van de opnameomstandigheden. Stel deze optie in op [D] als u de flitser bij elke opname wilt laten afgaan. Stel deze optie in op [b] als u de flitser volledig wilt uitschakelen.
  • Pagina 291 Flitsfunctie-instellingen Langzame synchronisatieM U kunt de flitssynchronisatiesnelheid voor flitsfotografie instellen in de modus AE met diafragmavoorkeur < f > of de modus AE-programma < d >. ] 1/200-30 sec. auto De flitssynchronisatiesnelheid wordt automatisch ingesteld in een bereik van 1/200 tot 30 seconden, afhankelijk van de lichtomstandigheden. Fotograferen met langzame synchronisatie wordt onder bepaalde opnameomstandigheden gebruikt, bij weinig licht, en de sluitertijd wordt automatisch verlengd.
  • Pagina 292 Flitsfunctie-instellingen Functie-instellingen van de ingebouwde flitserM Flitsmodus Stel deze optie in op [E-TTL II] om opnamen te maken in de volledig automatische flitsermodus met E-TTL II/E-TTL. Stel deze optie in op [Manual flash] om handmatig de door u gewenste flitssterkte in te stellen.
  • Pagina 293 Flitsfunctie-instellingen Sluitersynchronisatie Gewoonlijk stelt u deze optie in op [1e-gordijn] zodat direct na het begin van de belichting wordt geflitst. Stel deze optie in op [2e-gordijn] en gebruik lange sluitertijden voor natuurlijk lijkende beelden van bewegingssporen van het onderwerp, zoals autokoplampen. Stel bij het gebruik van 2e-gordijnsynchronisatie de sluitertijd in op 1/80 seconde of langer.
  • Pagina 294 Flitsfunctie-instellingen Functie-instellingen van de externe flitserM De weergegeven informatie, de positie van de weergave, en de beschikbare opties variëren afhankelijk van het model Speedlite, de persoonlijke voorkeuze-instellingen, de flitsmodus en andere factoren. Raadpleeg de instructiehandleiding van de flitseenheid voor informatie over de functies ervan.
  • Pagina 295 Flitsfunctie-instellingen Flitsmodus U kunt de flitsmodus selecteren die geschikt is voor flitsfotografie. [E-TTL II-flitsmeting] is de standaardmodus voor flitsfotografie met de automatische flitser met Speedlites uit de EL/EX-serie. Met [Manual flash] stelt u de [Flits output] van uw Speedlite zelf in op een flitssterkteniveau.
  • Pagina 296 Flitsfunctie-instellingen Draadloze functies U kunt radiocommunicatie of optische draadloze communicatie gebruiken om opnamen te maken met belichting door meerdere draadloze flitsers. Raadpleeg voor meer informatie over draadloos flitsen de instructiehandleiding van een Speedlite die compatibel is met draadloze flitsfotografie. Regeling flitsverhouding Met een macroflitser kunt u de flitsverhouding regelen.
  • Pagina 297 Flitsfunctie-instellingen Sluitersynchronisatie Gewoonlijk stelt u deze optie in op [Synchronisatie 1e gordijn] zodat direct na de belichting wordt geflitst. Stel deze optie in op [Synchronisatie 2e gordijn] en gebruik lange sluitertijden voor natuurlijk lijkende beelden van bewegingssporen van het onderwerp, zoals autokoplampen. Stel deze optie in op [Hogesnelheidssynchronisatie] voor flitsfotografie met kortere sluitertijden dan de minimale sluitertijd bij flitssynchronisatie.
  • Pagina 298 Flitsfunctie-instellingen Flitsbelichtingsbracketing Externe Speedlites die zijn uitgerust met flitsbelichtingsbracketing (FEB) kunnen de externe flitssterkte automatisch aanpassen terwijl drie opnamen tegelijk worden gemaakt. Persoonlijke voorkeuze-instellingen voor externe flitsers Raadpleeg de instructiehandleiding van de externe Speedlite voor meer informatie over de persoonlijke voorkeuze-instellingen van de Speedlite.
  • Pagina 299 Flitsfunctie-instellingen Flitsfunctie-instellingen wissen/Persoonlijke voorkeuze voor flitserM Selecteer [Wis instellingen]. Selecteer de instellingen die u wilt wissen. Selecteer [Wis inst. interne flitser], [Wis inst. externe flitser] of [Wis C.Fn's externe flitser]. Selecteer [OK] in het bevestigingsdialoogvenster. Vervolgens worden alle flitsinstellingen of persoonlijke voorkeursinstellingen gewist.
  • Pagina 300 Synchronisatiesnelheid De camera kan bij maximaal 1/200 seconde synchroniseren met compacte flitseenheden die niet van het merk Canon zijn. Met grote studioflitsers is de flitsduur langer dan die van een compacte flitser en dit varieert afhankelijk van het model. Controleer voordat u opnamen maakt of flitssynchronisatie goed wordt uitgevoerd.
  • Pagina 301 Afspelen In dit hoofdstuk worden onderwerpen behandeld met betrekking tot afspelen — de weergave van foto's en films — en maakt u kennis met menu-instellingen op het tabblad Afspelen (tabblad [x]). Normale weergave of selectie op deze camera is misschien niet mogelijk voor opnamen die op andere camera's zijn vastgelegd, of voor opnamen van deze camera die op een computer zijn bewerkt of hernoemd.
  • Pagina 302 Tabbladmenu's: afspelen Afspelen 1 = 323 = 326 = 327 = 331 = 335 = 338 Afspelen 2 = 341 = 347 = 349 = 350 = 351 = 354 = 356 Afspelen 3 = 358 = 361 = 363 = 365 [ 3 : RAW-beeldverwerking] en [ 3 : RAW-verw.
  • Pagina 303 Tabbladmenu's: afspelen Afspelen 4 = 367 = 369 = 370 = 371 = 372 = 373...
  • Pagina 304 Beelden afspelen Eén beeld weergeven Speel het beeld af. Druk op de knop <x>. Selecteer een beeld. Druk om nieuwere beelden weer te geven op de knop < Z > en om oudere beelden weer te geven op de knop <...
  • Pagina 305 Beelden afspelen Weergave met opname-informatie Terwijl het opname-informatiescherm wordt weergegeven, kunt u op de knop < B > drukken om de weergegeven informatie te veranderen. U kunt ook aanpassen welke informatie wordt weergegeven, in [x: Weergave- informatiescherm] ( = 367).
  • Pagina 306 Beelden afspelen Touch-weergave De camera beschikt over een touchscreen dat u kunt aanraken om het afspelen te bedienen. Ondersteunde aanraakhandelingen zijn vergelijkbaar met de handelingen die u gebruikt voor smartphones en dergelijke apparaten. Druk eerst op de knop <x> om de aanraakweergave voor te bereiden.
  • Pagina 307 Vergrote beeldweergave U kunt uw vastgelegde beelden vergroten. Vergroot het beeld. Draai aan het instelwiel <5> voor een vergrote weergave of indexweergave. In de vergrote weergave wordt de positie van het vergrotingsgebied (1) rechtsonder in het scherm weergegeven. Verschuif de opname. Gebruik de pijltjestoetsen <...
  • Pagina 308 Indexweergave (Meerdere opnamen weergeven) Schakel over naar de indexweergave. Draai tijdens het afspelen van beelden het instelwiel <5> linksom. De 4-beeldindexweergave verschijnt. De geselecteerde opname wordt gemarkeerd met een oranje kader. Door het instelwiel <5> verder linksom te draaien, verandert de weergave naar 9, 36 en 100 beelden.
  • Pagina 309 Film afspelen Speel het beeld af. Druk op de knop <x>. Selecteer een film. Gebruik de pijltjestoetsen < Y > en < Z > om de film te selecteren die u wilt afspelen. Bij de weergave van één beeld geeft het pictogram [s1] dat linksboven wordt weergegeven, aan dat het een film is.
  • Pagina 310 Film afspelen Druk op <0> om de film af te spelen. De film wordt afgespeeld. U kunt het afspelen onderbreken en het afspeelpaneel voor films openen door op < 0 > te drukken. Druk opnieuw op de knop om het afspelen te hervatten. U kunt het volume ook aanpassen terwijl een film wordt afgespeeld door de pijltjestoetsen <...
  • Pagina 311 Film afspelen Afspeelpaneel voor films Optie Afspeelopties Door op < 0 > te drukken, kunt u afspelen of het afspelen 7 Afspelen stoppen. Wijzig de vertragingssnelheid met behulp van de 8 Vertraagd pijltjestoetsen < Y > en < Z >. De vertraagde snelheid wordt rechtsboven in het scherm aangegeven.
  • Pagina 312 Film afspelen Afspeelpaneel voor films (videosnapshotalbums en digest- films) Optie Afspeelopties Door op < 0 > te drukken, kunt u afspelen of het afspelen 7 Afspelen stoppen. Wijzig de vertragingssnelheid met behulp van de pijltjestoetsen < Y > en < Z >. De vertraagde snelheid wordt 8 Vertraagd rechtsboven in het scherm aangegeven.
  • Pagina 313 De eerste en laatste scènes uit een film snijden U kunt de eerste en laatste beelden van een film wegknippen in tussenstappen van circa 1 seconde. Onderbreek het afspelen van de film. Het afspeelpaneel voor films verschijnt. Selecteer op het afspeelpaneel voor films [X].
  • Pagina 314 De eerste en laatste scènes uit een film snijden Sla het beeld op. Selecteer [W] (1). Het scherm Opslaan wordt weergegeven. Wilt u het resultaat opslaan als een nieuwe film, selecteer dan [Nieuw bestand]. Wilt u bij het opslaan (1) (2) het oorspronkelijke filmbestand overschrijven, selecteer dan [Overschrijven].
  • Pagina 315 Beeld extraheren In 4K-films en 4K-time-lapsefilms kunt u afzonderlijke beelden selecteren om op te slaan als JPEG-foto's van circa 8,3 megapixel (3840×2160). Deze functie heet “Beeld opslaan als foto (4K-beeld vastleggen)”. Speel het beeld af. Druk op de knop < 3 >. Selecteer een 4K-film.
  • Pagina 316 Beeld extraheren Selecteer [I]. Gebruik de pijltjestoetsen < Y > en < Z > om [ I ] te selecteren. Sla het beeld op. Selecteer [OK] om het huidige frame op te slaan als een JPEG-foto. Selecteer het weer te geven beeld. Controleer de bestemmingsmap en het nummer van het bestand.
  • Pagina 317 Digest-films bewerken Afzonderlijke hoofdstukken (clips) die zijn opgenomen in de modus < D >, kunnen worden gewist. Wees voorzichtig bij het wissen van clips, want ze kunnen niet worden hersteld. Geef het beeld weer. Druk op de knop <x>. Selecteer een digest-film. Gebruik de pijltjestoetsen <...
  • Pagina 318 Digest-films bewerken Selecteer [L]. Selecteer [OK] en druk vervolgens op <0>. De clip wordt gewist en de digest-film wordt overschreven. Videosnapshotalbums kunnen ook worden bewerkt. Albums die zijn gemaakt met [x: Album maken] kunnen niet worden bewerkt. Voor overige instructies voor hoe u het afspeelpaneel voor films gebruikt voor digest-films, zie “Afspeelpaneel voor films (videosnapshotalbums en digest- films)”...
  • Pagina 319 Foto extraheren vanuit RAW-burstbeelden U kunt elk beeld extraheren (als JPEG- of RAW-afbeelding) vanuit beeldenreeksen (fotorolletjes, = 137) die zijn vastgelegd in de RAW- burstmodus. Geef het beeld weer. Druk op de knop <x>. Selecteer een fotorolletje. Gebruik de pijltjestoetsen < Y > < Z > om een fotorolbestand te selecteren.
  • Pagina 320 Foto extraheren vanuit RAW-burstbeelden Druk op <0>. Selecteer het beeld dat u wilt extraheren en sla het op. Gebruik de pijltjestoetsen < Y > < Z > om [Extrah. als JPEG] of [Extrah. als 1 ] te selecteren. Als u [Extrah. als JPEG] kiest, kunt u [Bew.
  • Pagina 321 Afspelen op een tv U kunt uw foto's en films op een tv bekijken door de camera op een tv aan te sluiten met een HDMI-kabel (maximaal 2,5 meter met een type D-aansluiting aan het uiteinde voor de camera). Als het beeld niet op het tv-scherm wordt weergegeven, controleert u of [ 5 : Videosysteem] correct is ingesteld op [Voor NTSC] of [Voor PAL] (afhankelijk van het videosysteem van uw televisie).
  • Pagina 322 Afspelen op een tv Pas het geluidsvolume van de tv aan. Het geluidsvolume kan niet met de camera worden aangepast. Schakel, voordat u de kabel tussen de camera en de tv aansluit of verwijdert, de camera en de tv uit. Op bepaalde tv-toestellen worden de weergegeven opnamen mogelijk afgesneden.
  • Pagina 323 Beelden beveiligen U kunt belangrijke opnamen beveiligen om te voorkomen dat ze gewist worden. Een afzonderlijke opname beveiligen Selecteer [3: Beveilig beelden]. Selecteer [Selecteer beelden]. Selecteer een beeld. Gebruik de pijltjestoetsen < Y > < Z > om de opname te selecteren die u wilt beveiligen.
  • Pagina 324 Beelden beveiligen Het bereik van te beveiligen beelden opgeven Terwijl u de opnamen in de indexweergave bekijkt, kunt u de eerste en de laatste opname voor een bereik opgeven om alle opgegeven opnamen tegelijk te beveiligen. Selecteer [Selecteer reeks]. Selecteer [Selecteer reeks] in [ 3 : Beveilig beelden].
  • Pagina 325 Beelden beveiligen Alle opnamen in een map of op een kaart beveiligen U kunt alle opnamen in een map of op een geheugenkaart tegelijk beveiligen. Wanneer u [Alle beelden in map] of [Alle beelden op kaart] in [ 3 : Beveilig beelden] selecteert, worden alle beelden in de map of op de kaart beveiligd.
  • Pagina 326 Beelden draaien U kunt deze functie gebruiken om de weergegeven opname in de gewenste positie te draaien. Selecteer [3: Beeld roteren]. Selecteer een beeld. Gebruik de toetsen < Y > < Z > om het beeld te selecteren dat u wilt draaien. Draai het beeld.
  • Pagina 327 Beelden wissen U kunt overbodige opnamen één voor één of als groep selecteren en wissen. Beveiligde beelden ( = 323) worden niet gewist. Als een opname eenmaal is gewist, kan deze niet meer worden teruggehaald. Wis een opname pas als u zeker weet dat u deze niet meer nodig hebt.
  • Pagina 328 Beelden wissen Opnamen selecteren [ X ] die in een batch moeten worden gewist Door vinkjes toe te voegen aan de te wissen opnamen, kunt u al die opnamen in één keer wissen. Selecteer [3: Wis beelden]. Selecteer [Selecteer en wis beelden].
  • Pagina 329 Beelden wissen Het bereik opgeven van de te wissen opnamen Terwijl u de opnamen in de indexweergave bekijkt, kunt u de eerste en de laatste opname voor een bereik opgeven om alle opgegeven opnamen tegelijk te wissen. Selecteer [Selecteer reeks]. Selecteer [Selecteer reeks] in [ 3 : Wis beelden].
  • Pagina 330 Beelden wissen Alle opnamen in een map of op een kaart wissen U kunt alle opnamen in een map of op een geheugenkaart tegelijk wissen. Als [ 3 : Wis beelden] is ingesteld op [Alle beelden in map] of [Alle beelden op kaart], worden alle opnamen in de map of op de kaart gewist.
  • Pagina 331 Printopties opgeven Met DPOF (Digital Print Order Format) kunt u beelden die op de kaart staan, printen volgens uw printinstructies, zoals de beeldselectie, het aantal exemplaren, enzovoort. U kunt meerdere beelden in één batch printen of printopties maken voor een foto-ontwikkelaar. U kunt het afdruktype instellen en instellen of de datum en het bestands- nummer moeten worden afgedrukt, enzovoort.
  • Pagina 332 Printopties opgeven Verlaat de instelling. Druk op de knop <M>. Selecteer vervolgens [Sel.beeld] of [Meerdere] om de af te drukken beelden te selecteren. Als u een afbeelding met een groot formaat afdrukt met behulp van de instelling [Index] of [Beide] ( = 331), wordt bij bepaalde printers de index mogelijk niet afgedrukt.
  • Pagina 333 Printopties opgeven Opnamen selecteren voor afdrukken Opnamen selecteren Selecteer en specificeer de beelden een voor een. Druk op de knop <M> om de printopdracht op de kaart op te slaan. Standaard/beide Druk op < 0 > om een kopie van de weergegeven opname af te drukken.
  • Pagina 334 Printopties opgeven Alle beelden in een map Selecteer [Markeer alles in de map] en selecteer de map. Er worden printopties voor één afdruk van alle opnamen in de map opgegeven. Als u [Verwijder alles in de map] selecteert en de map selecteert, worden de printopties voor alle opnamen in die map geannuleerd.
  • Pagina 335 Fotoboek instellen U kunt aangeven welke opnamen (maximaal 998) u wilt hebben afgedrukt in een fotoboek. Als u EOS Utility (EOS-software) gebruikt om opnamen te importeren op een computer, worden de geselecteerde opnamen voor een fotoboek naar een speciale map gekopieerd. Deze functie is handig als u online fotoboeken wilt bestellen.
  • Pagina 336 Fotoboek instellen Het beeldbereik voor een fotoboek opgeven Terwijl u de opnamen in de indexweergave bekijkt, kunt u het bereik (beginpunt tot eindpunt) opgeven voor foto's voor een fotoboek. Selecteer [Meerdere]. Selecteer onder [ 3 : Fotoboek instellen] de optie [Meerdere]. Selecteer [Selecteer reeks].
  • Pagina 337 Fotoboek instellen Alle opnamen in een map of op een kaart opgeven U kunt alle opnamen in een map of op een geheugenkaart tegelijk opgeven voor een fotoboek. Onder [x: Fotoboek instellen] kunt u [Meerdere] instellen op [Alle beelden in map] of [Alle beelden op kaart] om alle beelden in de map of op de kaart op te geven voor een fotoboek.
  • Pagina 338 Creatieve filters U kunt de volgende filterverwerking toepassen op een beeld en het beeld opslaan als afzonderlijk bestand: Korrelig zwart-wit, Softfocus, Fisheye- effect, Effect kunst opvallend, Aquareleffect, Speelgoedcamera-effect en Miniatuureffect. Selecteer [3: Creatieve filters]. Selecteer een beeld. Gebruik de toetsen < Y > en < Z > om beelden te selecteren en druk vervolgens op <...
  • Pagina 339 Creatieve filters Sla het beeld op. Selecteer [OK]. Controleer de bestemmingsmap en het beeldbestandsnummer die worden weergegeven en selecteer [OK]. Wilt u filterverwerking toepassen op andere beelden, herhaal dan stap 2–5. Bij beelden worden zijn vastgelegd in RAW+JPEG-opname, wordt filterverwerking toegepast op het RAW-beeld en wordt het resultaat opgeslagen als een JPEG.
  • Pagina 340 Creatieve filters J Effect kunst opvallend Laat de foto eruitzien als een olieverfschilderij en maakt het onderwerp driedimensionaler. Door het effect aan te passen, kunt u het contrast en de verzadiging wijzigen. Houd er rekening mee dat onderwerpen zoals de lucht of witte muren mogelijk niet vloeiend, maar onregelmatig of met aanzienlijke beeldruis worden weergegeven.
  • Pagina 341 RAW-beeldverwerking U kunt 1 of F -beelden met de camera verwerken om JPEG-foto's te maken. Dit is niet van invloed op RAW-beelden, dus kunt u verschillende opties toepassen om JPEG-bestanden te maken. U kunt tevens Digital Photo Professional (EOS-software) gebruiken om RAW-beelden te bewerken.
  • Pagina 342 RAW-beeldverwerking Stel de gewenste verwerkingsopties in. Opname-instellingen gebruiken Beelden worden verwerkt met beeldinstellingen op het moment van vastleggen. RAW-verwerking aanpassen Gebruik de pijltjestoetsen < W > en < X > of < Y > en < Z > om een item te selecteren.
  • Pagina 343 RAW-beeldverwerking Selecteer het weer te geven beeld. Selecteer [Origineel beeld] of [Bewerkt beeld]. Vergrote weergave U kunt beelden vergroten die worden weergegeven voor [RAW-verwerking aanp.] door aan het instelwiel <5> te draaien. De vergroting verschilt afhankelijk van de instelling [Beeldkwalit.]. Met de pijltjestoetsen < V > kunt u het vergrote beeld verticaal en horizontaal verschuiven.
  • Pagina 344 RAW-beeldverwerking RAW-beeldverwerkingsopties ] Aanpassing helderheid U kunt de helderheid van de opname aanpassen met maximaal ±1 stop in stappen van 1/3-stop. ] Witbalans ( = 155) U kunt de witbalans selecteren. Als u [ Q ] selecteert, kunt u [Auto: Sfeerprioriteit] of [Auto: Witprioriteit] selecteren.
  • Pagina 345 RAW-beeldverwerking ] Kleurruimte ( = 162) U kunt sRGB of Adobe RGB selecteren. Omdat het scherm van de camera niet compatibel is met Adobe RGB, zal het verschil in de opname nauwelijks waarneembaar zijn, ongeacht de kleurruimte die is ingesteld. ] Lensafwijkingscorrectie ] Correctie helderheid randen ( = 129) Een verschijnsel dat ervoor zorgt dat de hoeken van de opname er...
  • Pagina 346 RAW-beeldverwerking ] Correctie chromatische aberratie ( = 131) Chromatische aberraties (kleurranden langs de omtrek van het onderwerp) als gevolg van fysieke eigenschappen van de lens kunnen worden gecorrigeerd. Als [Inschakelen] is ingesteld, wordt het gecorrigeerde beeld weergegeven. Als het effect niet goed te zien is, vergroot u het beeld ( = 307).
  • Pagina 347 Creatieve hulp U kunt RAW-opnamen verwerken door uw voorkeurseffecten toe te passen en deze op te slaan als JPEG-bestanden. Selecteer [3: Creatieve hulp]. Selecteer een beeld. Gebruik de toetsen < Y > en < Z > om te verwerken opnamen te selecteren en druk vervolgens op <...
  • Pagina 348 Creatieve hulp U kunt effecten zoals [Helderheid] of [Contrast] aanpassen door op < 0 > te drukken en vervolgens de toetsen < Y > < Z > te gebruiken. Druk op < 0 > wanneer de aanpassing is voltooid. Druk op de knop <A> om het effect te resetten.
  • Pagina 349 RAW-verwerking via Snel instellen U kunt het type RAW-beeldverwerking selecteren dat vanaf het scherm Snel instellen wordt uitgevoerd. Selecteer [3: RAW-verw. Snel instellen]. Selecteer een item. Creatieve hulp RAW-verwerking die uw voorkeurseffect toepast ( = 347). RAW-beeldverwerking RAW-verwerking volgens de voorwaarden die u opgeeft ( = 341).
  • Pagina 350 Rode ogen corrigeren Hiermee corrigeert u delen van beelden met rode ogen door de flitser. U kunt het beeld opslaan als afzonderlijk bestand. Selecteer [3: Rode-Ogen Corr.]. Selecteer een beeld met <Y> <Z>. Nadat u een beeld hebt geselecteerd, tikt u op [E] of drukt u op < 0 >. Er worden witte kaders weergegeven rond de gecorrigeerde beeldgebieden.
  • Pagina 351 Album maken U kunt de videosnapshots in een album opnieuw ordenen, verwijderen of afspelen. Selecteer [3: Album maken]. Selecteer een album om te bewerken. Druk op < 0 > om een vinkje toe te voegen [ X ]. Druk op de knop <M> na de selectie.
  • Pagina 352 Album maken Optie Beschrijving Gebruik de pijltjestoetsen < Y > en < Z > om een videosnapshot die u wilt verplaatsen, te selecteren en druk vervolgens op T Videosnapshots opnieuw ordenen < 0 >. Gebruik de pijltjestoetsen < Y > en < Z > om de selectie te verplaatsen en druk vervolgens op <...
  • Pagina 353 Album maken Achtergrondmuziek selecteren Albums en diavoorstellingen kunnen met achtergrondmuziek worden afgespeeld zodra u de muziek naar de kaart kopieert met behulp van EOS Utility (EOS-software). Selecteer [Achtergrondmuziek]. Stel [Achtergrondmuziek] in op [Aan]. Selecteer de achtergrondmuziek. Gebruik de pijltjestoetsen < W > <...
  • Pagina 354 Bijsnijden U kunt een JPEG-opname bijsnijden en deze opslaan als een andere opname. Het is alleen bij JPEG-opnamen mogelijk om een opname bij te snijden. Beelden genomen in RAW kunnen niet worden bijgesneden. Selecteer [x: Trimmen]. Selecteer een beeld. Gebruik de toetsen < Y > < Z > om het beeld te selecteren dat u wilt bijsnijden.
  • Pagina 355 Bijsnijden Het bijsnijdkader verplaatsen Gebruik de pijltjestoetsen < V > om het kader verticaal en horizontaal te verschuiven. Verplaats het bijsnijdkader tot het gewenste beeldgebied binnen het kader wordt weergegeven. De kanteling corrigeren U kunt de kanteling van het beeld corrigeren met ± 10°. Draai aan de knop <...
  • Pagina 356 Formaat wijzigen U kunt het formaat van een JPEG-beeld wijzigen om het aantal pixels te reduceren en u kunt de opname vervolgens als nieuw bestand opslaan. Het is alleen bij JPEG 3 , 4 en a beelden mogelijk om het formaat te wijzigen. Het formaat van JPEG b- en RAW-beelden kan niet worden gewijzigd.
  • Pagina 357 Formaat wijzigen Sla het beeld op. Selecteer [OK] om het gewijzigde beeldformaat op te slaan. Controleer de bestemmingsmap en het beeldbestandsnummer en selecteer [OK]. Als u het formaat van nog een opname wilt wijzigen, herhaalt u stap 2 t/m 4. Zie = 582 voor details over opnamen met gewijzigd formaat.
  • Pagina 358 Classificatie U kunt beelden beoordelen op een schaal van 1 tot 5 (l/m/n/o/p). Deze functie heet classificatie. * U kunt beelden eenvoudiger ordenen door ze te beoordelen. Eén opname classificeren Selecteer [3: Classificatie]. Selecteer [Selecteer beelden]. Selecteer de opname die u wilt classificeren.
  • Pagina 359 Classificatie Classificeren door het bereik op te geven Terwijl u de opnamen in de indexweergave bekijkt, kunt u de eerste en de laatste opname voor een bereik opgeven om alle opgegeven opnamen tegelijk te beoordelen. Selecteer [Selecteer reeks]. Selecteer [Selecteer reeks] in [ 3 : Classific.].
  • Pagina 360 Classificatie Alle beelden in een map of op een kaart classificeren U kunt alle beelden in een map of op een geheugenkaart tegelijk classificeren. Wanneer u onder [ 3 : Classific.] de optie [Alle beelden in map] of [Alle beelden op kaart] selecteert, worden alle opnamen in de map of op de kaart beoordeeld.
  • Pagina 361 Diavoorstellingen U kunt de opnamen op de kaart weergeven als een automatische diavoorstelling. Geef de opnamen op die u wilt afspelen. Als u alle opnamen op de kaart wilt afspelen, gaat u naar stap 2. Als u wilt opgeven welke beelden in de diavoorstelling moeten worden weergeven, filtert u de beelden met [ 3 : Beeldzoekvoork.
  • Pagina 362 Diavoorstellingen Weergaveduur Herhalen Overgangseffect Achtergrondmuziek Start de diavoorstelling. Selecteer [Start]. Nadat de tekst [Laden van beeld...] is weergegeven, begint de diavoorstelling. Beëindig de diavoorstelling. Als u de diavoorstelling wilt afsluiten en wilt terugkeren naar het instellingenscherm, drukt u op de knop <M>.
  • Pagina 363 Beeldzoekvoorkeuren instellen U kunt de beeldweergave aan de hand van zoekcriteria filteren. Nadat u de voorkeuren voor beelden zoeken hebt ingesteld, kunt u alleen de gevonden beelden afspelen en weergeven. U kunt tevens beschermen, classificeren, wissen, een diavoorstelling weergeven, en andere handelingen toepassen op gefilterde beelden. Selecteer [3: Beeldzoekvoork.
  • Pagina 364 Beeldzoekvoorkeuren instellen Pas de zoekvoorkeuren toe. Druk op < 0 > en lees het getoonde bericht. Selecteer [OK]. Het zoekcriterium wordt opgegeven. Geef de gevonden beelden weer. Druk op de knop < 3 >. Alleen de beelden die overeenkomen met de ingestelde voorkeuren (gefilterd) worden afgespeeld.
  • Pagina 365 Bladeren met het hoofdinstelwiel In de weergave van één beeld kunt u aan het instelwiel <6> draaien om snel vooruit of achteruit door de opnamen te bladeren, al naar gelang de ingestelde sprongmethode. Selecteer [x: Spring met 6]. Selecteer de sprongmethode. Met [Spring het opgegeven aantal beelden] kunt u het hoofdinstelwiel <6>...
  • Pagina 366 Bladeren met het hoofdinstelwiel Navigeer door te springen. Druk op de knop <x>. Draai in de weergave van één beeld aan het instelwiel <6>. U kunt met de ingestelde methode bladeren. (1) Sprongmethode (2) Afspeelpositie Wilt u opnamen zoeken op opnamedatum, selecteer dan [g: Datum]. Wilt u per map naar beelden zoeken, selecteer dan [h: Map].
  • Pagina 367 Weergave met afspeelinformatie U kunt scherm en de bijbehorende informatie opgeven die tijdens het afspelen van beelden worden getoond. Selecteer [3: Weergave- informatiescherm]. Plaats een vinkje [X] naast het aantal weer te geven schermen. Gebruik de pijltjestoetsen < W > < X > om een aantal te selecteren.
  • Pagina 368 Weergave met afspeelinformatie [Helderheid]-weergave Dit histogram toont in grafiekvorm de verdeling Voorbeeldhisto- van het helderheidsniveau van de opname. De grammen horizontale as geeft het helderheidsniveau aan (donkerder aan de linkerkant en helderder aan de rechterkant) en de verticale as geeft aan hoeveel pixels er voor ieder helderheidsniveau Donkere opname bestaan.
  • Pagina 369 Overbelichtingswaarschuwing U kunt een knipperende weergave voor overbelichte gedeelten op het afspeelscherm weergeven. Voor meer detail in de knipperende gedeelten waarvoor u de gradatie waarheidsgetrouw wilt reproduceren, stelt u de belichtingscompensatie in op een negatieve waarde en maakt u de foto opnieuw voor een beter resultaat.
  • Pagina 370 AF-puntweergave U kunt de AF-punten weergeven die u hebt gebruikt om scherp te stellen. Deze worden op het afspeelscherm weergegeven met rode contouren. Als automatische AF-puntselectie is ingesteld, worden er mogelijk meerdere AF-punten weergegeven. Selecteer [3: AF-punt weerg.]. Selecteer [Inschak.].
  • Pagina 371 Weergaveraster U kunt een raster over foto's weergeven bij weergave van één beeld op het afspeelscherm. Deze functie is handig om de verticale en horizontale kanteling en de compositie van de opname te controleren. Selecteer [3: Weergaveraster]. Selecteer een item.
  • Pagina 372 Vanaf laatst gezien U kunt opgeven welk beeld het eerste wordt weergegeven als u het afspelen van beelden start. Selecteer [3: Vanaf laatst gez.]. Selecteer een item. [Inschak.]: het afspelen wordt hervat vanaf het laatst weergegeven beeld (behalve wanneer u net bent gestopt met het maken van opnamen).
  • Pagina 373 Vergroting (circa) U kunt de eerste vergrotingsverhouding en -positie voor de vergrote weergave instellen. Selecteer [3: Vergroting (ca.)]. Selecteer een item. 2x, 4x, 8x, 10x (vergroot vanuit centrum) De vergrote weergave start vanuit het midden van het beeld, op de ingestelde vergroting. Ware grootte (van geselecteerd punt) De pixels van de opname worden weergegeven op ongeveer 100%.
  • Pagina 375 Let op: Canon is niet aansprakelijk voor eventueel verlies of schade als gevolg van onjuiste draadloze communicatie- instellingen bij gebruik van de camera. Daarnaast is Canon niet aansprakelijk voor eventueel ander verlies of schade als gevolg van het gebruik van de camera.
  • Pagina 376 Tabbladmenu's: tabblad Draadloos Draadloos 1 = 377 = 452 = 453 = 454 = 455 = 460 Draadloze communicatie is niet beschikbaar terwijl de camera via een interfacekabel op een computer of een ander apparaat aangesloten is. Andere apparaten, zoals computers, kunnen niet worden gebruikt met de camera door ze met een interfacekabel aan te sluiten terwijl de camera via Wi-Fi met apparaten is verbonden.
  • Pagina 377 Selectie van Wi-Fi-/Bluetooth-verbinding Selecteer [k: Wi-Fi-/Bluetooth- verbinding]. Selecteer een item waarmee de camera verbinding moet maken. q Verbinden met smartphone ( = 379) Bedien de camera op afstand en blader door beelden op de camera via een Wi-Fi-verbinding met behulp van de speciale app Camera Connect op smartphones en tablets (waarnaar in deze handleiding gezamenlijk wordt verwezen als “smartphones”).
  • Pagina 378 Selectie van Wi-Fi-/Bluetooth-verbinding R Uploaden naar webservice ( = 426) Deel beelden met vrienden of familie op sociale media of op CANON iMAGE GATEWAY, de online fotodienst voor klanten van Canon. U kunt zich gratis registreren voor deze dienst. K Verbinden met draadloze afstandsbediening ( = 446)
  • Pagina 379 Verbinden met een smartphone Door de camera te koppelen met een smartphone die BLE-technologie (Bluetooth Low Energy) ondersteunt (hierna “Bluetooth” genoemd) kunt u het volgende doen: Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen door alleen de smartphone te gebruiken ( = 381). Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen met de camera ook als deze is uitgeschakeld ( = 387) Beelden van geotags voorzien met GPS-informatie die is verkregen door...
  • Pagina 380 Verbinden met een smartphone Camera Connect installeren op een smartphone De speciale app Camera Connect (gratis) moet zijn geïnstalleerd op de smartphone waarop Android of iOS is geïnstalleerd. Gebruik de nieuwste versie van het besturingssysteem van de smartphone. Camera Connect kan worden geïnstalleerd via Google Play of de App Store.
  • Pagina 381 Verbinden met een smartphone Via Wi-Fi verbinding maken met een smartphone die Bluetooth ondersteunt Stappen op de camera (1) Selecteer [k: Wi-Fi-/Bluetooth- verbinding]. Selecteer [qVerbinden met smartphone]. Selecteer [Voeg apparaat v. verbinding toe].
  • Pagina 382 Verbinden met een smartphone Selecteer een item. Als Camera Connect al is geïnstalleerd, selecteer dan [Niet weergeven]. Als Camera Connect niet is geïnstalleerd, selecteer dan [Android] of [iOS], scan de QR-code met de smartphone en ga naar Google Play of App Store en installeer Camera Connect.
  • Pagina 383 Verbinden met een smartphone Stappen op de smartphone (1) Open Camera Connect. Tik op de camera die u wilt koppelen. Als u een Android-smartphone gebruikt, gaat u naar stap 9. Tik op [Pair/Koppelen] (alleen iOS). Stappen op de camera (2) Selecteer [OK].
  • Pagina 384 Verbinden met een smartphone Druk op <0>. Het koppelen is nu voltooid en de camera is via Bluetooth verbonden met de smartphone. Op het Camera Connect-hoofdscherm wordt een Bluetooth-pictogram weergegeven. De camera kan niet via Bluetooth met twee of meer apparaten tegelijkertijd worden verbonden.
  • Pagina 385 Verbinden met een smartphone Stappen op de smartphone (2) Tik op een functie van Camera Connect. Selecteer in iOS de optie [Join/Koppel] als u wordt gevraagd de verbinding met de camera te bevestigen. Zie = 386 voor de Camera Connect- functies.
  • Pagina 386 Verbinden met een smartphone Het scherm [qWi-Fi aan] Verbreken, afsluiten Verbreekt de Wi-Fi-verbinding. Bevestig instellingen U kunt de instellingen controleren. Foutdetails Als een Wi-Fi-verbindingsfout optreedt, kunt u de details van de fout controleren. Functies van Camera Connect Beelden op camera Beelden kunnen worden doorgebladerd, verwijderd of beoordeeld.
  • Pagina 387 Verbinden met een smartphone Een Wi-Fi-verbinding in stand houden als de camera is uitgeschakeld Als de camera via Bluetooth met een smartphone gekoppeld is, kunt u de zelfs als de aan-uitschakelaar van de camera op <2> staat de smartphone gebruiken om verbinding te maken via Wi-Fi. Selecteer [k: Inst.
  • Pagina 388 Verbinden met een smartphone U kunt Camera Connect gebruiken om beelden op te slaan op de smartphone en u kunt beelden op de camera verwijderen. Tik op [ ] in het hoofdscherm van Camera Connect om de Wi-Fi-verbinding te verbreken ( = 403). Deze functie kan niet meer worden gebruikt als de draadloze instellingen zijn gereset of als de smartphoneverbindingsinformatie is gewist.
  • Pagina 389 Verbinden met een smartphone Selecteer de smartphone waarvan u de koppeling met de camera wilt annuleren. Smartphones die momenteel met de camera zijn gekoppeld, worden aangeduid met [ s ]. Selecteer [Verbindingsinformatie verwijd.]. Selecteer [OK]. Wis de camera-informatie op de smartphone.
  • Pagina 390 Verbinden met een smartphone Wi-Fi--verbinding zonder Bluetooth te gebruiken Stappen op de camera (1) Selecteer [k: Wi-Fi-/Bluetooth- verbinding]. Selecteer [qVerbinden met smartphone]. Als de geschiedenis ( = 449) wordt weergegeven, wisselt u het scherm met de pijltjestoetsen < Y > < Z >. Selecteer [Voeg apparaat v.
  • Pagina 391 Verbinden met een smartphone Selecteer [Verbinden via Wi-Fi]. Controleer de SSID (netwerknaam) en het wachtwoord. Controleer de SSID (1) en het wachtwoord (2) die op de camera worden weergegeven. Als u in [Instellingen Wi-Fi] de optie [Wachtwoord] op [Geen] instelt, wordt het wachtwoord niet weergegeven of gevraagd ( = 452).
  • Pagina 392 Verbinden met een smartphone Stappen op de smartphone Scherm van smartphone Bedien de smartphone om een Wi-Fi-verbinding tot stand te (voorbeeld) brengen. Activeer de Wi-Fi-functie op de smartphone en tik vervolgens op de SSID (netwerknaam) die u bij stap 6 hebt gecontroleerd.
  • Pagina 393 Verbinden met een smartphone Het hoofdvenster van Camera Connect wordt weergegeven op de smartphone. De Wi-Fi-verbinding met een smartphone is nu voltooid. Bedien de camera met Camera Connect ( = 386). Zie “Wi-Fi-verbindingen verbreken” ( = 403) voor het verbreken van de Wi-Fi-verbinding.
  • Pagina 394 Verbinden met een smartphone Automatische beeldoverdracht terwijl u opnamen maakt Uw opnamen kunnen automatisch naar een smartphone worden verzonden. Voordat u deze stappen doorloopt, dient u ervoor te zorgen dat de camera en de smartphone met elkaar verbonden zijn via Wi-Fi. Selecteer [k: Instellingen Wi-Fi].
  • Pagina 395 Verbinden met een smartphone Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden U kunt de camera gebruiken om beelden naar een smartphone te versturen die is gekoppeld via Bluetooth (alleen Android-apparaten) of via Wi-Fi. Speel het beeld af. Druk op de knop <Q>. Selecteer [qBld.
  • Pagina 396 Verbinden met een smartphone (1) Afzonderlijke beelden verzenden Selecteer een beeld dat u wilt verzenden. Gebruik de toetsen < Y > en < Z > om te verzenden beelden te selecteren en druk vervolgens op < 0 >. U kunt het instelwiel <5> linksom draaien als u beelden uit de indexweergave wilt selecteren.
  • Pagina 397 Verbinden met een smartphone Selecteer de opnamen die u wilt verzenden. Gebruik de toetsen < Y > en < Z > om te verzenden beelden te selecteren en druk vervolgens op < 0 >. U kunt het instelwiel <5> linksom draaien als u beelden uit de indexweergave wilt selecteren.
  • Pagina 398 Verbinden met een smartphone Selecteer [Verzend.]. (3) Een opgegeven bereik aan beelden verzenden Druk op <0>. Selecteer [Reeks verzend.]. Geef het bereik van de beelden op. Selecteer het eerste beeld (beginpunt). Selecteer het laatste beeld (eindpunt). Herhaal deze stap om de selectie op te heffen.
  • Pagina 399 Verbinden met een smartphone Bevestig het bereik. Druk op de knop <M>. Sluit de beeldselectie af. Selecteer [OK]. Selecteer [Te verz. formaat]. Selecteer op het getoonde scherm een beeldformaat. Bij het verzenden van films selecteert u de beeldkwaliteit in [Te verz. kwalit.]. Selecteer [Verzend.].
  • Pagina 400 Verbinden met een smartphone (4) Alle beelden op de kaart verzenden Druk op <0>. Selecteer [Alle op krt vrz.]. Selecteer [Te verz. formaat]. Selecteer op het getoonde scherm een beeldformaat. Bij het verzenden van films selecteert u de beeldkwaliteit in [Te verz. kwalit.]. Selecteer [Verzend.].
  • Pagina 401 Verbinden met een smartphone (5) Beelden verzenden die aan de zoekcriteria voldoen Verzend alle beelden tegelijk die aan de zoekcriteria voldoen zoals ingesteld in [Beeldzoekvoork. instellen]. Voor [Beeldzoekvoork. instellen] raadpleegt u “Beeldzoekvoorkeuren instellen” ( = 363). Druk op <0>. Selecteer [Alle gev. vrz.]. Selecteer [Te verz.
  • Pagina 402 Verbinden met een smartphone Beeldoverdracht beëindigen Opnamen overbrengen van de camera indien gekoppeld via Bluetooth (Android) Druk op de knop <M> op het scherm voor beeldoverdracht. Selecteer [OK] op het scherm links om de beeldoverdracht te beëindigen en de Wi-Fi-verbinding verbreken. Beelden van de camera via een Wi-Fi-verbinding verzenden Druk op de knop <M>...
  • Pagina 403 Verbinden met een smartphone Tijdens de beeldoverdracht kan geen opname worden gemaakt, ook al drukt u de ontspanknop helemaal in. Als u de beeldoverdracht wilt annuleren, selecteert u tijdens de overdracht [Annuleer]. U kunt maximaal 999 bestanden tegelijk selecteren. Het is raadzaam om gedurende een Wi-Fi-verbinding de energiebesparingsfunctie van de smartphone uit te schakelen.
  • Pagina 404 Verbinden met een smartphone Instellingen die zorgen dat beelden kunnen worden bekeken op smartphones Na het verbreken van de Wi-Fi-verbinding kunt u beelden opgeven. Selecteer [k: Wi-Fi-/Bluetooth- verbinding]. Selecteer [qVerbinden met smartphone]. Als de geschiedenis ( = 449) wordt weergegeven, wisselt u het scherm met de pijltjestoetsen <...
  • Pagina 405 Verbinden met een smartphone Selecteer [Weerg. beelden]. Selecteer een item. Selecteer [OK] om het instelscherm te openen. [Alle beelden] Alle opnamen op de geheugenkaart kunnen worden weergegeven. [Beelden v. afgelopen dagen] Geef op basis van de datum aan welke beelden kunnen worden bekeken. Dit kan tot negen dagen terug.
  • Pagina 406 Verbinden met een smartphone [Selecteer op classificatie] Specificeer welke beelden kunnen worden bekeken op basis van de (al dan niet) toegekende classificatie of het type classificatie. Nadat u het type classificatie hebt geselecteerd, worden de beelden die kunnen worden bekeken ingesteld. [Bestandsnummerreeks] (Select.
  • Pagina 407 Verbinden met een smartphone Als de Wi-Fi-verbinding wordt verbroken terwijl u op afstand een film opneemt, gebeurt het volgende. y Elke filmopname die actief is in de filmopnamemodus blijft doorgaan. y Elke filmopname die actief is in de foto-opnamemodus stopt. Als een Wi-Fi-verbinding met een smartphone tot stand is gebracht, zijn bepaalde functies niet beschikbaar.
  • Pagina 408 Verbinden met een computer via Wi-Fi In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de camera via Wi-Fi met een computer verbindt en hoe u de camera bedient met EOS-software of andere speciale software. Installeer de laatste versie van software op de computer voordat u een Wi-Fi-verbinding configureert.
  • Pagina 409 Verbinden met een computer via Wi-Fi Controleer de SSID (netwerknaam) en het wachtwoord. Controleer de SSID (1) en het wachtwoord (2) die op de camera worden weergegeven. Als u in [Instellingen Wi-Fi] de optie [Wachtwoord] op [Geen] instelt, wordt het wachtwoord niet weergegeven of gevraagd.
  • Pagina 410 Verbinden met een computer via Wi-Fi Stappen op de camera (2) Selecteer [OK]. Het volgende bericht wordt weergegeven. “******” staat voor de laatste zes cijfers van het MAC-adres van de camera waarmee u verbinding maakt. Stappen op de computer (2) Start EOS Utility.
  • Pagina 411 Verbinden met een computer via Wi-Fi Stappen op de camera (3) Breng een Wi-Fi-verbinding tot stand. Selecteer [OK]. Het scherm [ D Wi-Fi aan] Verbreken, afsluiten Verbreekt de Wi-Fi-verbinding. Bevestig instellingen U kunt de instellingen controleren. Foutdetails Als een Wi-Fi-verbindingsfout optreedt, kunt u de details van de fout controleren.
  • Pagina 412 Verbinden met een computer via Wi-Fi Als de Wi-Fi-verbinding wordt verbroken terwijl u op afstand een film opneemt, gebeurt het volgende. y Elke filmopname die actief is in de filmopnamemodus blijft doorgaan. y Elke filmopname die actief is in de foto-opnamemodus stopt. Opnamehandelingen met de camera zijn niet mogelijk nadat u EOS Utility hebt gebruikt om van de foto-opnamemodus over te schakelen naar de filmopnamemodus.
  • Pagina 413 Verbinden met een computer via Wi-Fi Beelden op de camera automatisch verzenden Met de speciale software Image Transfer Utility 2 kunt u beelden van de camera automatisch naar een computer verzenden. Stappen op de computer (1) Maak verbinding met de computer en een toegangspunt en start Image Transfer Utility 2.
  • Pagina 414 Verbinden met een computer via Wi-Fi Selecteer [OK]. Maak verbinding via Wi-Fi een toegangspunt. Breng een Wi-Fi-verbinding tot stand tussen de camera en het toegangspunt waarmee de computer is verbonden. Zie “Wi-Fi-verbinding via toegangspunten” ( = 441) voor verbindingsinstructies. Selecteer de computer waarmee de camera moet worden gekoppeld.
  • Pagina 415 Verbinden met een computer via Wi-Fi Stappen op de camera (2) Selecteer [Blden aut. n. computer verz.]. Selecteer [k: Instellingen Wi-Fi]. Selecteer [Blden aut. n. computer verz.]. Selecteer [Beeldverzendingsopties]. Selecteer de opnamen die u wilt verzenden. Als u [Gesel. blden] in [Verzendbereik] selecteert, geef dan de te verzenden beelden op het scherm [Selecteer te verzenden beelden] op.
  • Pagina 416 Verbinden met een printer via Wi-Fi In dit gedeelte wordt beschreven hoe u beelden kunt printen door de camera via Wi-Fi rechtstreeks met een printer te verbinden die PictBridge (draadloos LAN) ondersteunt. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de printer voor de bedieningsinstructies voor de printer. Selecteer [k: Wi-Fi-/Bluetooth- verbinding].
  • Pagina 417 Verbinden met een printer via Wi-Fi Controleer de SSID (netwerknaam) en het wachtwoord. Controleer de SSID (1) en het wachtwoord (2) die op de camera worden weergegeven. Als u in [Instellingen Wi-Fi] de optie [Wachtwoord] op [Geen] instelt, wordt het wachtwoord niet weergegeven of gevraagd ( = 452).
  • Pagina 418 Verbinden met een printer via Wi-Fi Beelden printen Afzonderlijke beelden printen Selecteer de opname die u wilt afdrukken. Gebruik de toetsen < Y > en < Z > om te printen beelden te selecteren en druk vervolgens op < 0 >. U kunt het instelwiel <5>...
  • Pagina 419 Verbinden met een printer via Wi-Fi Printen volgens opgegeven beeldopties Druk op <0>. Selecteer [Printopties]. Stel de gewenste printopties in. Zie “Printopties opgeven” ( = 331) voor de instelprocedure voor afdrukinstellingen. Als de printopties zijn voltooid voordat u een Wi-Fi-verbinding tot stand hebt gebracht, gaat u naar stap 4.
  • Pagina 420 Verbinden met een printer via Wi-Fi Print het beeld. Als [OK] wordt geselecteerd, start het afdrukken. Het maken van opnamen is niet mogelijk wanneer via Wi-Fi verbinding is gemaakt met een printer. U kunt films niet afdrukken. Vergeet niet het papierformaat in te stellen voordat u gaat printen. Bepaalde printers kunnen het bestandsnummer mogelijk niet printen.
  • Pagina 421 Verbinden met een printer via Wi-Fi Afdrukinstellingen De schermweergave en instellingsopties verschillen per printer. Sommige instellingen zijn mogelijk niet beschikbaar. Raadpleeg de instructiehandleiding van de printer voor meer informatie. Scherm met printinstellingen Hiermee stelt u het afdrukken van datum of bestandsnummer in ( = 423). (2) Hiermee stelt u de afdrukeffecten in ( = 423).
  • Pagina 422 Verbinden met een printer via Wi-Fi Papierinstellingen Selecteer [Papier inst.]. [ Q ] Het papierformaat instellen Selecteer het formaat van het papier in de printer. [ Y ] Het papiertype instellen Selecteer het type papier in de printer. [ U ] De pagina-indeling instellen Selecteer de pagina-indeling.
  • Pagina 423 Verbinden met een printer via Wi-Fi [ I ] Het printen van de datum en het bestandsnummer instellen Selecteer [ I ]. Selecteer wat u wilt afdrukken. [ E ] De printeffecten instellen (Beeld optimaliseren) Selecteer [ E ]. Selecteer afdrukeffecten. Als u de opname-informatie van een beeld dat is gemaakt bij een uitgebreide ISO-snelheid (H) mee laat afdrukken, wordt mogelijk niet de juiste ISO-snelheid afgedrukt.
  • Pagina 424 Verbinden met een printer via Wi-Fi De opname bijsnijden Stel bijsnijden in vlak voordat u afdrukt. Als u andere afdrukinstellingen wijzigt nadat u beelden hebt bijgesneden, moet u de beelden mogelijk opnieuw bijsnijden. Selecteer [Trimmen] in het scherm met printinstellingen. Stel de grootte, positie en beeldverhouding van het bijsnijdkader in.
  • Pagina 425 Verbinden met een printer via Wi-Fi Afhankelijk van de printer is het mogelijk dat het bijgesneden beeldgebied niet wordt afgedrukt zoals u hebt opgegeven. De verlaging van de resolutie waarmee opnamen worden geprint neemt toe naarmate het bijsnijdkader kleiner wordt. Printerproblemen oplossen Als het afdrukken niet wordt hervat nadat u een printerfout hebt opgelost (geen inkt, geen papier, enzovoort) en [Doorgaan] hebt geselecteerd, gebruik dan de...
  • Pagina 426 CANON iMAGE GATEWAY en andere webservices in te voeren. Ga naar de CANON iMAGE GATEWAY website voor details over versies van browsers (zoals Microsoft Internet Explorer) en instellingen die nodig zijn voor de toegang tot CANON iMAGE GATEWAY.
  • Pagina 427 Beelden naar een webservice verzenden CANON iMAGE GATEWAY registreren Koppel de camera en CANON iMAGE GATEWAY door CANON iMAGE GATEWAY als bestemmingswebservice toe te voegen op de camera. U moet een e-mailadres invoeren dat u op uw computer of smartphone gebruikt.
  • Pagina 428 Beelden naar een webservice verzenden Voer uw e-mailadres in. Voer uw e-mailadres in en selecteer [OK]. Voer een viercijferig nummer in. Voer een zelfgekozen viercijferig nummer in en selecteer [OK]. Selecteer [OK]. Het pictogram [ R ] verandert in [...
  • Pagina 429 Open de pagina in het meldingsbericht. Volg de instructies op de pagina met instellingen voor het koppelen van de camera om de instellingen te voltooien. Stappen op de camera (2) Voeg CANON iMAGE GATEWAY als bestemming toe. Selecteer [ CANON iMAGE GATEWAY is nu toegevoegd.
  • Pagina 430 Andere webservices registreren Stappen op de computer of smartphone Stel de webservice in die u wilt gebruiken. Ga naar de CANON iMAGE GATEWAY- website en open de instellingenpagina voor de camera webkoppeling. Volg de instructies op het scherm om de instellingen voor de webservices te voltooien die u wilt gebruiken.
  • Pagina 431 Beelden naar een webservice verzenden Beelden verzenden U kunt beelden met uw familie en vrienden delen door deze vanaf de camera naar een op de camera geregistreerde webservice te sturen of door koppelingen van de online albums te verzenden. Verbinding maken met webservices via Wi-Fi Selecteer [k: Wi-Fi-/Bluetooth- verbinding].
  • Pagina 432 Beelden naar een webservice verzenden Afzonderlijke beelden verzenden Selecteer een beeld dat u wilt verzenden. Gebruik de toetsen < Y > en < Z > om te verzenden beelden te selecteren en druk vervolgens op < 0 >. U kunt het instelwiel <5> linksom draaien als u beelden uit de indexweergave wilt selecteren.
  • Pagina 433 Beelden naar een webservice verzenden Meerdere geselecteerde beelden verzenden Druk op <0>. Selecteer [Gesel. verz.]. Selecteer de opnamen die u wilt verzenden. Gebruik de toetsen < Y > en < Z > om te verzenden beelden te selecteren en druk vervolgens op < 0 >. U kunt het instelwiel <5>...
  • Pagina 434 Beelden naar een webservice verzenden Selecteer [Te verz. formaat]. Wanneer YouTube als bestemming is geselecteerd, wordt [Te verz. formaat] niet weergegeven. Selecteer op het getoonde scherm een beeldformaat. Selecteer [Verzend.]. Selecteer [OK] op het scherm nadat de afbeeldingen zijn verzonden om de Wi-Fi-verbinding te beëindigen.
  • Pagina 435 Beelden naar een webservice verzenden Een opgegeven bereik aan beelden verzenden Geef het bereik op van beelden om alle beelden binnen dit bereik in een keer te verzenden. Druk op <0>. Selecteer [Reeks verzend.]. Geef het bereik van de beelden op. Selecteer het eerste beeld (beginpunt).
  • Pagina 436 Beelden naar een webservice verzenden Selecteer [Te verz. formaat]. Selecteer op het getoonde scherm een beeldformaat. Selecteer [Verzend.]. Selecteer [OK] op het scherm nadat de afbeeldingen zijn verzonden om de Wi-Fi-verbinding te beëindigen. Wanneer het scherm met de [Gebruiksvoorwaarden] wordt weergegeven, leest u het bericht zorgvuldig en selecteert u [Akkoord].
  • Pagina 437 Beelden naar een webservice verzenden Alle beelden op de kaart verzenden Druk op <0>. Selecteer [Alle op krt vrz.]. Selecteer [Te verz. formaat]. Selecteer op het getoonde scherm een beeldformaat. Selecteer [Verzend.]. Selecteer [OK] op het scherm nadat de afbeeldingen zijn verzonden om de Wi-Fi-verbinding te beëindigen.
  • Pagina 438 Beelden naar een webservice verzenden Beelden verzenden die aan de zoekcriteria voldoen Verzend alle beelden tegelijk die aan de zoekcriteria voldoen zoals ingesteld in [Beeldzoekvoork. instellen]. Voor [Beeldzoekvoork. instellen] raadpleegt u “Beeldzoekvoorkeuren instellen” ( = 363). Druk op <0>. Selecteer [Alle gev. vrz.]. Selecteer [Te verz.
  • Pagina 439 Beelden naar een webservice verzenden Selecteer [Verzend.]. Selecteer [OK] op het scherm nadat de afbeeldingen zijn verzonden om de Wi-Fi-verbinding te beëindigen. Wanneer het scherm met de [Gebruiksvoorwaarden] wordt weergegeven, leest u het bericht zorgvuldig en selecteert u [Akkoord]. Gebruik de toetsen < W > < X > om door het scherm te bladeren.
  • Pagina 440 Als een Wi-Fi-verbinding met een webservice actief is, kan geen foto worden genomen, ook al drukt u de ontspanknop helemaal in. Wanneer u een beeld naar een andere webservice dan CANON iMAGE GATEWAY verzendt, wordt soms een verzendfoutmelding niet weergegeven, zelfs niet wanneer het verzenden van de webservice is mislukt.
  • Pagina 441 Wi-Fi-verbinding via toegangspunten In dit gedeelte wordt beschreven hoe u verbinding maakt met een Wi-Fi- netwerk via een toegangspunt dat compatibel met WPS (PBC-modus). Controleer eerst de locatie van de WPS-knop en hoe lang u deze moet indrukken. Het kan circa een minuut duren om een Wi-Fi-verbinding tot stand te brengen. Selecteer [k: Wi-Fi-/Bluetooth- verbinding].
  • Pagina 442 Wi-Fi-verbinding via toegangspunten Selecteer [Ander netwerk]. Weergegeven wanneer [q], [ D ] of [ l ] is geselecteerd. Selecteer [Verbind via WPS]. Voor [Camera access point modus] dat wordt weergegeven in stap 5 raadpleegt u = 444. Selecteer [WPS (PBC-modus)]. Selecteer [OK].
  • Pagina 443 Ga naar stap 8 op = 392. [DAfstandsbedien. (EOS Utility)] Ga naar stap 7 of 8 op = 410. [lAfdrukken van Wi-Fi-printer] Ga naar stap 6 op = 417. CANON iMAGE GATEWAY registreren Ga naar stap 5 op = 428.
  • Pagina 444 Wi-Fi-verbinding via toegangspunten Scherm Verzenden naar Afhankelijk van de webservice kan een scherm verschijnen waarin u een bestemming selecteert. Het registreren van bestemmingen of het opgeven van instellingen dient op een computer te gebeuren. Raadpleeg de EOS Utility instructiehandleiding voor meer informatie. Het scherm [Verzenden naar] wordt mogelijk weergegeven.
  • Pagina 445 Wi-Fi-verbinding via toegangspunten Selecteer een item. Selecteer een item om het scherm voor numerieke invoer te openen. Selecteer [Inschak.] om een gateway te gebruiken en selecteer [Adres]. Voer de gewenste waarden in. Draai aan het instelwiel <6> om de invoerpositie in het bovenste gedeelte te verplaatsen en gebruik de toetsen <...
  • Pagina 446 Verbinding maken met een draadloze afstandsbediening Deze camera kan ook via Bluetooth worden verbonden met de draadloze afstandsbediening BR-E1 (afzonderlijk verkrijgbaar) om op afstand opnamen te maken ( = 223). Selecteer [k: Wi-Fi-/Bluetooth- verbinding]. Selecteer [KVerb. m. draadl. afstandsb.]. Selecteer [Voeg apparaat v.
  • Pagina 447 Verbinding maken met een draadloze afstandsbediening Stel de camera in voor opnamen maken op afstand. Wanneer u foto's maakt, selecteert u [ Q ] of [ k ] als de transportmodus ( = 135). Bij filmopnamen stelt u [z: Afst. bediening] in op [Inschak.].
  • Pagina 448 Verbinding maken met een draadloze afstandsbediening Het koppelen annuleren Wis informatie over de verbonden afstandsbediening voordat u een andere BR-E1 koppelt. Selecteer [k: Wi-Fi-/Bluetooth- verbinding]. Selecteer [KVerb. m. draadl. afstandsb.]. Selecteer [Verbindingsinformatie verwijd.]. Selecteer [OK].
  • Pagina 449 Opnieuw verbinden via Wi-Fi Ga als volgt te werk om opnieuw verbinding te maken met apparaten of webservices met geregistreerde verbindingsinstellingen. Selecteer [k: Wi-Fi-/Bluetooth- verbinding]. Selecteer een item. Selecteer in de weergegeven historie het item waarmee u via Wi-Fi verbinding wilt maken.
  • Pagina 450 Opnieuw verbinden via Wi-Fi [D] Computer Start de EOS-software op de computer. Als het doel van de verbinding van de computer is gewijzigd, herstelt u deze om via Wi-Fi verbinding te kunnen maken met de camera of hetzelfde toegangspunt als de camera. Als de camera rechtstreeks via Wi-Fi wordt verbonden met een computer, wordt “_Canon0A”...
  • Pagina 451 Meerdere verbindingsinstellingen vastleggen U kunt maximaal 10 verbindingsinstellingen voor de draadloze communicatiefuncties vastleggen. Selecteer [k: Wi-Fi-/Bluetooth- verbinding]. Selecteer een item. Als de geschiedenis ( = 449) wordt weergegeven, wisselt u het scherm met de pijltjestoetsen < Y > < Z >. Zie “Verbinden met een smartphone”...
  • Pagina 452 Wi-Fi-instellingen Selecteer [k: Instellingen Wi-Fi]. Selecteer een item. Wi-Fi Als het gebruik van elektronische en draadloze apparaten is verboden, zoals in een vliegtuig of ziekenhuis, stelt u deze optie in op [Uitschak.]. Wachtwoord Stel deze optie in op [Geen] om een Wi-Fi-verbinding zonder wachtwoord tot stand te kunnen brengen (behalve wanneer via Wi-Fi verbinding wordt gemaakt met een toegangspunt).
  • Pagina 453 Bluetooth-instellingen Selecteer [k: Inst. v. Bluetooth]. Selecteer een item. Bluetooth Selecteer [Uitschak.] als u de Bluetooth-functie niet gebruikt. Verbindingsinformatie controleren U kunt de naam en de communicatiestatus van het gekoppelde apparaat controleren. Bluetooth-adres U kunt het Bluetooth-adres van de camera controleren. Verbonden blijven als uit Wordt weergegeven nadat de camera via Bluetooth met een smartphone is gekoppeld.
  • Pagina 454 De bijnaam wijzigen U kunt de bijnaam van de camera (die wordt weergegeven op smartphones en andere camera's) naar wens wijzigen. Selecteer [k: Bijnaam]. Voer tekst in met het virtuele toetsenbord (=462). Bent u klaar in met het invoeren van tekens, druk dan op de knop <M>.
  • Pagina 455 Beelden van geotags voorzien met GPS- informatie van andere apparaten U kunt beelden van geotags voorzien met een smartphone die Bluetooth ondersteunt Voltooi deze instellingen nadat u de speciale app Camera Connect op de smartphone ( = 380) hebt geïnstalleerd. Activeer locatievoorzieningen op de smartphone.
  • Pagina 456 Beelden van geotags voorzien met GPS-informatie van andere apparaten Weergave van GPS-verbinding U kunt de status van de verkregen locatie-informatie op de smartphone bekijken op het GPS-verbindingspictogram op de schermen voor foto's of filmopnamen (respectievelijk = 583 en = 585). Grijs: locatievoorzieningen zijn uitgeschakeld.
  • Pagina 457 Beelden van geotags voorzien met GPS-informatie van andere apparaten De smartphone kan locatie-informatie alleen ophalen als deze met de camera is verbonden via Bluetooth. Route-informatie wordt niet opgehaald. De opgehaalde locatie-informatie is mogelijk niet nauwkeurig afhankelijk van de reisomstandigheden en de status van de smartphone. Het kan even duren voordat locatie-informatie is opgehaald van de smartphone nadat de camera is ingeschakeld.
  • Pagina 458 Verbindingsinstellingen wijzigen of verwijderen Als u verbindingsinstellingen wilt wijzigen of verwijderen, verbreekt u eerst de Wi-Fi-verbinding. Selecteer [k: Wi-Fi-/Bluetooth- verbinding]. Selecteer een item. Als de geschiedenis ( = 449) wordt weergegeven, wisselt u het scherm met de pijltjestoetsen < Y > < Z >. Selecteer [Apparaat bewerken/ verwijderen].
  • Pagina 459 De instellingen worden onder op het scherm weergegeven. Verbindingsinformatie verwijderen Wilt u verbindingsinformatie voor een gekoppelde smartphone verwijderen, verwijder dan ook de camera-informatie die op de smartphone is geregistreerd ( = 388). Ga voor webservices naar de CANON iMAGE GATEWAY-website om de verbindingsinstellingen te wissen.
  • Pagina 460 Standaardinstellingen voor draadloze communicatie-instellingen herstellen Alle draadloze communicatie-instellingen kunnen worden gewist. Door de draadloze communicatie-instellingen te wissen, kunt u voorkomen dat de informatie wordt weergegeven wanneer u de camera uitleent of weggeeft. Selecteer [k: Wis instellingen v. draadloos]. Selecteer [OK]. Het uitvoeren van [ 5 : Wis alle camera-instellingen] verwijdert geen informatie over de draadloze communicatie-instellingen.
  • Pagina 461 Scherm Info bekijken U kunt foutdetails en het MAC-adres van de camera controleren. Selecteer [k: Wi-Fi-/Bluetooth- verbinding]. Druk op de knop <B>. Het scherm [Info bekijken] wordt weergegeven. Als een fout is opgetreden, drukt u op < 0 > om de inhoud van de foutmelding weer te geven.
  • Pagina 462 Het virtuele toetsenbord gebruiken Invoergebied, voor het invoeren Van invoermodus wisselen van tekst Spatie Cursortoetsen, voor Een teken verwijderen in het verplaatsingen binnen het invoergebied invoergebied Tekstinvoer voltooien Huidig aantal tekens/beschikbaar aantal Toetsenbord Gebruik het instelwiel <5>, de controleknop < 5 > of de pijltjestoetsen <...
  • Pagina 463 Reageren op foutmeldingen Wanneer een fout optreedt, kunt u op een van de volgende manieren meer informatie over de fout weergeven. Verhelp vervolgens de oorzaak van de fout aan de hand van de voorbeelden in dit hoofdstuk. Druk op het scherm [Info bekijken] op < 0 > ( = 461). Selecteer [Foutdetails] op het scherm [Wi-Fi aan].
  • Pagina 464 Reageren op foutmeldingen 11: Verbindingsdoel niet gevonden Kunt u controleren of in het geval van [q] Camera Connect wordt uitgevoerd? Maak verbinding met behulp van Camera Connect ( = 392). Kunt u kijken of in het geval van [ D ] de EOS-software wordt uitgevoerd? Start de EOS-software en breng de verbinding opnieuw tot stand ( = 410).
  • Pagina 465 Reageren op foutmeldingen 21: Geen adres toegewezen door DHCP-server Controleren op de camera Het IP-adres op de camera is ingesteld op [Autom. instellen]. Is dit de juiste instelling? Als u geen DHCP-server gebruikt, stelt u het IP-adres op de camera in op [Handm. Instellen] en configureert u vervolgens de instellingen ( = 444).
  • Pagina 466 Reageren op foutmeldingen 22: Geen respons van DNS-server Controleren op de camera Komt het IP-adres van de DNS-server op de camera overeen met het werkelijke IP-adres van de DNS-server? Stel het IP-adres in op [Handm. Instellen]. Stel vervolgens op de camera het IP-adres van de gebruikte DNS-server in ( = 444, = 477).
  • Pagina 467 Reageren op foutmeldingen 23: Device met zelfde IP-adres bestaat op gesel. netwerk Controleren op de camera Hebben de camera en een ander apparaat dat via Wi-Fi met hetzelfde netwerk is verbonden, hetzelfde IP-adres? Wijzig het IP-adres van de camera om te voorkomen dat twee apparaten hetzelfde adres gebruiken.
  • Pagina 468 Reageren op foutmeldingen 61: Geselecteerde SSID wireless LAN-netwerk niet gevonden Zijn er obstakels tussen de camera en de antenne van het toegangspunt? Verplaats de antenne van het toegangspunt zo dat deze duidelijk te zien is vanaf het punt waar u de camera gebruikt ( = 474). Controleren op de camera Zijn de SSID-instelling van de camera en die van het toegangspunt hetzelfde?
  • Pagina 469 Reageren op foutmeldingen 63: Wireless LAN-verificatiefout Zijn de camera en het toegangspunt zo ingesteld dat ze dezelfde verificatiemethode gebruiken? De camera ondersteunt de volgende verificatiemethoden: [Open systeem], [Shared Key] en [WPA/WPA2-PSK]. Zijn de camera en het toegangspunt zo ingesteld dat ze hetzelfde wachtwoord voor de verificatie gebruiken? Bij de instelling wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters, dus controleer of u alles juist hebt ingevoerd.
  • Pagina 470 Reageren op foutmeldingen 65: Wireless LAN-verbinding verbroken Zijn er obstakels tussen de camera en de antenne van het toegangspunt? Verplaats de antenne van het toegangspunt zo dat deze duidelijk te zien is vanaf het punt waar u de camera gebruikt ( = 474). De Wi-Fi-verbinding is om een of andere reden verbroken en kan niet worden hersteld.
  • Pagina 471 Reageren op foutmeldingen 68: Kan niet verbinden met wireless LAN-terminal. Start opnieuw. Hebt u de WPS-knop (Wi-Fi Protected Setup) op het toegangspunt lang genoeg ingedrukt? Houd de WPS-knop zo lang ingedrukt als in de instructiehandleiding van het toegangspunt is opgegeven. Probeert u verbinding te maken in de buurt van het toegangspunt? Probeer verbinding te maken wanneer beide apparaten zich binnen elkaars bereik bevinden.
  • Pagina 472 Is er verbinding met het netwerk? Controleer de verbindingsstatus van het netwerk. 126: Kon geen verbinding maken met server Er wordt onderhoud gepleegd aan CANON iMAGE GATEWAY of de belasting is tijdelijk geconcentreerd. Probeer later opnieuw verbinding te maken met de webservice.
  • Pagina 473 Reageren op foutmeldingen 151: Verzending geannuleerd Automatische beeldoverdracht naar de computer is onderbroken. Om de automatische beeldoverdracht te hervatten, zet u de aan- uitschakelaar van de camera op <2> en vervolgens op <1>. 152: Kaart schrijfbeveiligd Is het schrijfbeveiligingsschuifje van de kaart in de vergrendelde positie geplaatst? Schuif het schrijfbeveiligingsschuifje van de kaart naar de stand voor schrijven.
  • Pagina 474 Opmerkingen over de draadloze communicatiefunctie Als de overdrachtssnelheid afneemt, de verbinding wordt verbroken of andere problemen optreden bij het gebruik van draadloze communicatiefuncties, kunt u de volgende suggesties voor oplossingen proberen. Afstand tussen camera en smartphone Als de camera te ver uit de buurt is van de smartphone, wordt een Wi-Fi- verbinding mogelijk niet tot stand gebracht, zelfs als een Bluetooth- verbinding wel mogelijk is.
  • Pagina 475 Opmerkingen over de draadloze communicatiefunctie Aandachtspunten bij het gebruik van meerdere camera's Zorg ervoor dat de IP-adressen van de camera's verschillend zijn wanneer u via Wi-Fi met meerdere camera's verbinding maakt met één toegangspunt. Wanneer meerdere camera's via Wi-Fi verbonden zijn met één toegangspunt, neemt de overdrachtssnelheid af.
  • Pagina 476 Beveiliging Als de veiligheidsinstellingen niet correct zijn ingesteld, kunnen zich de volgende problemen voordoen. Bekijken van de overdracht Derden met slechte bedoelingen kunnen de Wi-Fi-overdrachten opsporen en proberen om de gegevens op te halen die u verzendt. Ongeoorloofde netwerktoegang Derden met slechte bedoelingen kunnen ongeoorloofde toegang krijgen tot het netwerk dat u gebruikt en informatie stelen, wijzigen of vernietigen.
  • Pagina 477 Netwerkinstellingen controleren Windows Open de [Opdrachtprompt] van Windows, typ ipconfig/all en druk op de <Enter>-toets. Behalve het aan de computer toegewezen IP-adres, worden ook het subnetmasker, de gateway en de DNS-server getoond. Mac OS Open in Mac OS X de toepassing [Terminal], voer ifconfig -a in en druk op de toets <Return>.
  • Pagina 478 Draadloze communicatiestatus De status van de draadloze verbinding wordt weergegeven op het scherm. Wi-Fi-functie Bluetooth-functie Sterkte van draadloos signaal...
  • Pagina 479 Draadloze communicatiestatus Scherm Communicatiestatus Sterkte van draadloos Wi-Fi-functie signaal Wi-Fi: uitschakelen Geen verbinding Wi-Fi: inschakelen Verbinden (Knippert) Verbonden Gegevens verzenden (fg) Verbindingsfout (Knippert) Indicator Bluetooth-functie Bluetooth-functie Verbindingsstatus Scherm Bluetooth verbonden [Inschak.] Bluetooth niet verbonden [Uitschak.] Bluetooth niet verbonden Niet weergegeven De status “Geen Bluetooth-verbinding”...
  • Pagina 481 Instellen In dit hoofdstuk worden menu-instellingen op het insteltabblad ([ 5 ]) beschreven. Een pictogram M rechts van een paginatitel geeft aan dat de functie alleen beschikbaar is in de modus < t >, < d >, < s >, <...
  • Pagina 482 Tabbladmenu's: instellingen Instellingen 1 = 484 = 486 = 489 = 490 = 492 = 493 Instellingen 2 = 494 = 495 = 496 = 497 = 500 = 502 = 503 Instellingen 3 = 507 = 508 = 509 = 510 = 511 = 501...
  • Pagina 483 Tabbladmenu's: instellingen Instellingen 4 = 512 = 515 = 515 = 516 = 517 = 518 Instellingen 5 = 519 = 520 = 521 = 523 = 523 = 523...
  • Pagina 484 Map selecteren U kunt naar wens mappen maken en selecteren waarin de vastgelegde beelden worden opgeslagen. Een map maken Selecteer [5: Selecteer map]. Selecteer [Maak map]. Selecteer [OK].
  • Pagina 485 Map selecteren Een map selecteren Selecteer een map op het mapselectiescherm. Vastgelegde beelden worden opgeslagen in de geselecteerde map. (1) Aantal opnamen in de map (2) Laagste bestandsnummer (3) Mapnaam (4) Hoogste bestandsnummer Mappen Een map kan maximaal 9999 opnamen bevatten (bestandsnummers 0001–9999).
  • Pagina 486 Bestandsnummering Aan de vastgelegde beelden die in IMG_0001.JPG een map zijn opgeslagen, wordt een (Voorbeeld) bestandsnummer toegekend van 0001 tot 9999. U kunt de nummering Bestandsnummer van de beeldbestanden wijzigen. Selecteer [5: Bestandnr.]. Stel het item in. Selecteer [Nummering]. Selecteer [Continu] of [Auto. reset]. Als u de bestandsnummering opnieuw wilt instellen, selecteert u [Handm.
  • Pagina 487 Bestandsnummering Continu Als u de bestandsnummering altijd wilt laten doorlopen, zelfs nadat de kaart is vervangen of een nieuwe map is gemaakt. Zelfs nadat u de kaart hebt vervangen of een nieuwe map hebt gemaakt, loopt de opeenvolgende bestandsnummering door tot 9999. Dit is handig wanneer u afbeeldingen met nummers tussen 0001 en 9999 op meerdere kaarten of uit meerdere mappen in één map op de computer wilt opslaan.
  • Pagina 488 Bestandsnummering Automatisch resetten Als u de bestandsnummering elke keer opnieuw bij 0001 wilt laten beginnen nadat de kaart is vervangen of een nieuwe map is gemaakt. Als u de kaart vervangt of een map maakt, begint de bestandsnummering weer bij 0001 voor de nieuwe opnamen. Dit is handig als u de opnamen per kaart of map wilt archiveren.
  • Pagina 489 Automatisch draaien U kunt de instelling voor automatisch draaien wijzigen. Deze instelling zet beelden die in verticale stand zijn vastgelegd, rechtop tijdens het afspelen. Selecteer [5: Auto. roteren]. Selecteer een item. Aanz D Draait beelden automatisch tijdens het afspelen op zowel de camera als computers.
  • Pagina 490 Kaart formatteren Als de kaart nieuw is of eerder is geformatteerd (geïnitialiseerd) met een andere camera of computer, moet u de kaart met deze camera formatteren. Wanneer de geheugenkaart wordt geformatteerd, worden alle opnamen en gegevens van de kaart gewist. Zelfs beveiligde opnamen worden gewist; controleer dus of er geen opnamen op de kaart staan die u wilt bewaren.
  • Pagina 491 Kaart formatteren Formatteer de kaart in de volgende gevallen: De kaart is nieuw. De kaart is geformatteerd met een andere camera of een computer. De kaart is volledig gevuld met opnamen of gegevens. Er wordt een kaartfout weergegeven ( = 575). Low-levelformattering Voer een low-levelformattering uit als de schrijf- of leessnelheid van de kaart laag is of als u alle gegevens op de kaart volledig wilt wissen.
  • Pagina 492 Modusuitleg U kunt een korte beschrijving van de opnamemodus weergeven wanneer u schakelt tussen opnamemodi. Selecteer [5: Modusuitleg]. Selecteer [Inschakelen]. Draai aan het programmakeuzewiel. Een korte beschrijving van de geselecteerde opnamemodus wordt weergegeven. Druk op de toets < X > om meer informatie weer te geven.
  • Pagina 493 Uitleg U kunt een korte beschrijving van de functies en items weergeven wanneer u de snelinstelling gebruikt. Selecteer [5: Uitleg]. Selecteer [Inschakelen]. Als u een beschrijving wilt wissen, tikt u hierop of voert u verder handelingen uit.
  • Pagina 494 Eco-modus U kunt ervoor zorgen dat de accu minder snel leeg is terwijl het opnamescherm wordt weergegeven. Als de camera niet in gebruik is, wordt het scherm donker om het accugebruik te beperken. Selecteer [5: Eco-modus]. Selecteer [Aan]. Als de camera niet wordt gebruikt, dimt het scherm na ongeveer 2 seconden alvorens na ongeveer 10 seconden uit te gaan.
  • Pagina 495 Spaarstand U kunt aanpassen met welke vertraging het scherm en camera automatisch worden uitgeschakeld ([Display uit] en [Uitschakelen]). Selecteer [5: Spaarstand]. Selecteer een item. Ook als [Uitschakelen] is ingesteld op [Uitschakelen], schakelt het scherm uit na de tijd die is ingesteld in [Display uit]. [Display uit] en [Uitschakelen] zijn niet beschikbaar wanneer de Eco-modus is ingesteld op [Aan].
  • Pagina 496 Displayhelderheid U kunt de helderheid van het scherm aanpassen. Wanneer u een optionele elektronische zoeker gebruikt, kunnen de helderheid van het scherm en de zoeker afzonderlijk worden aangepast. Selecteer [5: Displayheldrh.]. Pas de instelling aan. Kijk naar het diagram met grijswaarden en gebruik de toetsen <...
  • Pagina 497 Datum/tijd/zone Als u de camera voor het eerst inschakelt of als de datum/tijd/zone opnieuw zijn ingesteld, gaat u als volgt te werk om eerst de tijdzone in te stellen. Door eerst de tijdzone in te stellen, kunt u deze instelling gemakkelijk in de toekomst aanpassen als dat nodig is waarna datum/tijd aan de hand daarvan worden bijgewerkt.
  • Pagina 498 Datum/tijd/zone Gebruik de toetsen < Y > en < Z > om een [Tijdverschil] (+/-/uur/minuut) te selecteren en druk vervolgens op < 0 >. Gebruik de toetsen < W > en < X > om uw keuze in te stellen en druk vervolgens op <...
  • Pagina 499 Datum/tijd/zone De datum/tijd/zone-instellingen kunnen worden gereset als de camera zonder accu wordt opgeslagen, als de accu leeg raakt of als deze gedurende langere tijd wordt blootgesteld aan temperaturen onder het vriespunt. Als dit gebeurt, stelt u de datum en tijd opnieuw in. Controleer nadat u de instelling van [Zone/tijdverschil] hebt gewijzigd of de juiste datum en tijd worden aangegeven.
  • Pagina 500 Taal Selecteer [5: TaalK]. Stel de gewenste taal in.
  • Pagina 501 Scherpstelmodusknop (AF/MF) U kunt het overschakelen van en naar handmatige scherpstelling en automatische scherpstelling met de scherpstelmodusknop of bevestigde EF-M-lenzen in- of uitschakelen. Selecteer [5: -schakel. (AF/MF)]. Selecteer een item. Inschakelen De scherpstelmodusknop wordt nu gebruikt in plaats van de menu-instelling [z: Scherpstelmodus].
  • Pagina 502 Videosysteem Stel het videosysteem in voor elke televisie die wordt gebruikt voor weergave. Deze instelling bepaalt de beschikbare beeldsnelheden bij het opnemen van films. Selecteer [5: Videosysteem]. Selecteer een item. Voor NTSC Voor regio's waar gebruik wordt gemaakt van NTSC (Noord-Amerika, Japan, Korea, Mexico, enzovoort).
  • Pagina 503 Sensorreiniging De sensorreinigingsfunctie van de camera reinigt de voorkant van de beeldsensor. Directe sensorreiniging activeren Selecteer [5: Sensorreiniging]. Selecteer [Reinig nuf]. Selecteer [OK] in het bevestigingsdialoogvenster.
  • Pagina 504 Sensorreiniging Automatische reiniging inschakelen Selecteer [Auto. reinigingf]. Selecteer een item. Gebruik de pijltjestoetsen < Y > en < Z > om een optie te selecteren en druk vervolgens op < 0 >. Plaats de camera rechtop op een bureau of een ander oppervlak voordat u begint te reinigen, voor de beste reinigingsresultaten.
  • Pagina 505 De beeldsensor is een zeer teer onderdeel. Wij raden u aan om fysieke reiniging van de sensor bij een Canon Service Center te laten uitvoeren. Zet de aan-uitschakelaar op <2>. Verwijder de lens en reinig de sensor.
  • Pagina 506 Als er vuil blijft zitten dat niet met een blaasbuisje kan worden verwijderd, kunt u de sensor het beste door een Canon Service Center laten reinigen.
  • Pagina 507 Aanraakbediening Selecteer [5: Aanraakbediening]. Selecteer een item. [Standaard] is de normale instelling. [Gevoelig] zorgt voor een betere reactie van het touchscreen dan [Standaard]. Met [Uitschak.] kunt u de aanraakbediening uitschakelen. Aandachtspunten bij aanraakbediening Gebruik geen scherpe voorwerpen zoals uw nagel of een balpen bij aanraakbediening.
  • Pagina 508 Pieptoon U kunt de pieptoon uitschakelen die klinkt wanneer op onderwerpen is scherpgesteld of bij andere handelingen. Selecteer [5: Pieptoon]. Selecteer een item. Raak U hoort geen pieptoon tijdens bewerkingen via het touchscreen. Uitschakelen Schakelt de pieptoon uit als op onderwerpen is scherpgesteld, als u opneemt met de zelfontspanner en als u aanraakbediening gebruikt.
  • Pagina 509 HDMI-resolutie Stel de uitgangsresolutie in die gebruikt wordt als de camera met een HDMI-kabel wordt aangesloten op een televisie of extern opnameapparaat. Selecteer [5: HDMI-resolutie]. Selecteer een item. Automatisch De opnamen worden automatisch weergegeven met de optimale resolutie passend bij de aangesloten televisie. 1080p Uitvoer bij 1080p resolutie.
  • Pagina 510 HDMI HDR-uitgang U kunt RAW-beelden in HDR bekijken door de camera aan te sluiten op een HDR-tv. Selecteer [5: HDMI HDR-uitgang]. Selecteer [Aan]. Beeldhandelingen zoals RAW verwerken zijn niet mogelijk tijdens HDR-weergave. Zorg ervoor dat de HDR-tv is ingesteld op HDR-invoer. Voor meer informatie over hoe u de invoer op uw tv wisselt, raadpleegt u de handleiding van de tv.
  • Pagina 511 Functie van ontspanknop voor films U kunt de functies instellen die tijdens het opnemen van films worden uitgevoerd wanneer u de ontspanknop half of volledig indrukt. Selecteer [5: Functie sluiterknop v. movies]. Selecteer een item. Half ingedrukt Geef de functie op die moet worden uitgevoerd wanneer u de ontspanknop half indrukt.
  • Pagina 512 Weergave met opname-informatie U kunt de details en schermen met informatie aanpassen die tijdens het maken van opnamen worden weergegeven op de camera. Selecteer [5: Opname-infoscherm]. Informatie op het scherm aanpassen Selecteer [Scherminfo-inst.]. Selecteer schermen. Gebruik de pijltjestoetsen < W > < X > om informatieschermen te selecteren die op de camera moeten worden weergegeven.
  • Pagina 513 Weergave met opname-informatie Bewerk het scherm. Gebruik de pijltjestoetsen < W > < X > om items te selecteren voor weergave op het scherm. Voor items die u niet wilt weergeven, drukt u op < 0 > om de markering [ X ] te wissen.
  • Pagina 514 Weergave met opname-informatie Het histogram instellen Selecteer [Histogram]. Selecteer een item. Selecteer de inhoud ([Helderheid] of [RGB]) en de weergavegrootte ([Groot] of [Klein]). Druk op de knop <M> om de instelling te bevestigen. Instellingen wissen Selecteer [Reset]. Selecteer [OK].
  • Pagina 515 Weergaveprestaties U kunt instellen of u een vloeiende weergave of een energiebesparende weergave wilt tijdens het maken van foto-opnamen. Selecteer [5: Weerg.prestaties]. Selecteer een item. Zoekerweergaveformaat Wanneer u een optionele elektronische zoeker gebruikt, kunt u het zoekerweergaveformaat selecteren. Selecteer [5: Formaat VF-weerg.] Selecteer een item.
  • Pagina 516 Weergave-instellingen Wanneer u een optionele elektronische zoeker gebruikt, kunt u de weergavemodus voor opnameschermen selecteren. Selecteer [5: Weergave-inst.]. Selecteer een item. Automatisch Gebruik het scherm voor weergave maar wissel naar de zoeker als u daar doorheen kijkt. Handmatig U kunt de weergave beperken tot het scherm of de zoeker.
  • Pagina 517 Omgekeerde weergave Er kan een gespiegelde weergave worden getoond wanneer u opnamen maakt met scherm richting het onderwerp gedraaid (richting de voorkant van de camera). Selecteer [5: Omg. weergave]. Selecteer [Aan]. Selecteer [Uit] als u de weergave liever niet wilt omkeren wanneer het scherm naar de voorkant wordt gedraaid.
  • Pagina 518 Hulpfuncties Als [ z Help] onder een menu wordt weergegeven, kunt u een beschrijving over de functie weergeven door op de knop < B > te drukken. Druk opnieuw op de knop om het Help-scherm te sluiten. Om door het scherm te bladeren als rechts een schuifbalk (1) verschijnt, drukt u op de pijltjestoetsen <...
  • Pagina 519 Aangepaste opnamemodi (C1/C2) U kunt de huidige camera-instellingen, zoals instellingen voor opnemen, menu en aangepaste opnamefuncties, vastleggen door ze toe te wijzen aan aangepaste opnamemodi. Selecteer [5: Aangep. opnamemodus (C1, C2)]. Selecteer [Registreer instellingen]. Leg de gewenste items vast. Selecteer in het scherm [Registreer instellingen] de optie [Aangepaste opnamemodus: C*] en druk vervolgens op <...
  • Pagina 520 Camera resetten U kunt de standaardinstellingen van de camera in de modi < t > < d > < s > < f > < a > <k> herstellen. Selecteer [5: Camera resetten]. Selecteer [Basis instell.]. Wilt u andere instellingen wissen, selecteer dan [Overige instell.] en selecteer vervolgens een item.
  • Pagina 521 Copyrightinformatie Wanneer u de copyrightinformatie instelt, wordt deze als Exif-informatie aan de opname toegevoegd. Selecteer [5: Copyrightinformatie]. Selecteer een item. Voer tekst in. Gebruik de pijltjestoetsen < V > of het instelwiel <5> om een teken te selecteren en druk op < 0 > om het in te voeren.
  • Pagina 522 Copyrightinformatie De copyrightinformatie controleren Wanneer u bij stap 2 [Geef copyrightinfo weer] selecteert, kunt u de ingevoerde gegevens voor [Auteur] en [Copyright] controleren. De copyrightinformatie verwijderen Wanneer u [Verwijder copyrightinfo] selecteert in stap 2, kunt u de ingevoerde gegevens voor [Auteur] en [Copyright] verwijderen. Als de vermelding voor “Auteur”...
  • Pagina 523 Andere informatie Handleiding/software URL Wilt u instructiehandleidingen downloaden, selecteer dan [ 5 : Handleiding/software URL] en scan de weergegeven QR-code met een smartphone. U kunt ook een computer gebruiken om de website van de getoonde URL te openen en software te downloaden. Certificaatlogo weergevenM Selecteer [ 5 : Certificaatlogo weergeven] om een aantal van de logo's van de cameracertificaties weer te geven.
  • Pagina 525 Persoonlijke voorkeuze/ My Menu U kunt camerafuncties heel nauwkeurig instellen en de werking van knoppen en instelwielen aanpassen aan uw opnamevoorkeuren. U kunt ook menu-items en aangepaste functies die u regelmatig instelt toevoegen aan de tabbladen van My Menu.
  • Pagina 526 Tabbladmenu's: aanpassen = 528 = 532 = 534 = 542 = 542...
  • Pagina 527 Aangepaste functies instellen Selecteer [C.Fn I: Belichting], [C.Fn II: Autofocus] of [C.Fn III: Bediening/overig]. Selecteer het nummer van een aangepaste functie. Gebruik de pijltjestoetsen < Y > en < Z > om het nummer van de persoonlijke voorkeuze (1) dat u wilt instellen, te selecteren.
  • Pagina 528 Instellingsitems voor persoonlijke voorkeuze U kunt camerafuncties aanpassen op het tabblad [ 8 ] zodat deze aansluiten op uw opnamevoorkeuren. C.Fn I: Belichting C.Fn I-1: Belichtingsniveauverhogingen Hiermee stelt u stappen van 1/2-stop in voor de sluitertijd, het diafragma, de belichtingscompensatie, AEB, de flitsbelichtingscompensatie enzovoort. 0: 1/3-stop 1: 1/2-stop Als [1/2-stop] is ingesteld, wordt het scherm zoals hieronder afgebeeld...
  • Pagina 529 Instellingsitems voor persoonlijke voorkeuze C.Fn I-3: Bracketing automatisch annuleren U kunt opgeven om AEB en witbalansbracketing te annuleren wanneer de aan-uitschakelaar op <2> wordt ingesteld. 0: Inschakelen 1: Uitschakelen C.Fn I-4: Bracketingvolgorde De volgorde van de opnamereeks voor AEB en witbalansbracketing kan worden gewijzigd.
  • Pagina 530 Instellingsitems voor persoonlijke voorkeuze C.Fn I-5: Aantal bracketingopnamen U kunt het aantal opnamen die worden gemaakt met AEB en witbalansbracketing wijzigen. Als [Bracketingvolgorde] is ingesteld op [0, –, +], worden de bracketingopnamen gemaakt zoals in de volgende tabel wordt beschreven. 0: 3 beelden 1: 2 beelden 2: 5 beelden...
  • Pagina 531 Instellingsitems voor persoonlijke voorkeuze C.Fn I-6: Veiligheidsshift Als de helderheid van het onderwerp verandert en de standaardbelichting niet binnen het bereik van de automatische belichting valt, wordt de handmatig opgegeven instelling automatisch door de camera gewijzigd zodat de standaardbelichting kan worden gebruikt. Als deze optie wordt ingesteld op [Sluitertijd/diafragma], is deze instelling van toepassing op de modus <...
  • Pagina 532 Instellingsitems voor persoonlijke voorkeuze C.Fn II: Automatische scherpstelling C.Fn II-1: Beperken AF-methoden U kunt de beschikbare AF-methoden beperken tot degene die u wilt gebruiken. Zie = 198– = 200 voor informatie over AF-methoden. Voeg een vinkje [ X ] toe aan de AF-methoden die u beschikbaar wilt maken.
  • Pagina 533 Instellingsitems voor persoonlijke voorkeuze C.Fn II-3: Init. servo-AF-pt voor c U kunt het eerste AF-punt voor Servo AF instellen als de AF-methode is ingesteld op [u+volgen]. 0: Automatisch Het AF-punt waarmee Servo AF begint voor [u+volgen] wordt automatisch ingesteld op basis van de opnameomstandigheden. 1: Init.
  • Pagina 534 Instellingsitems voor persoonlijke voorkeuze C.Fn III: Bediening/overig C.Fn III-1: Wielrichting bij tv/AV U kunt de richting omkeren waarin u het instelwiel moet draaien om de sluitertijd en het diafragma in te stellen. In de opnamemodus < a > is de draairichting van de instelwielen <6> en <5>...
  • Pagina 535 Instellingsitems voor persoonlijke voorkeuze C.Fn III-2: Knoppen aanpassen U kunt veelgebruikte functies toewijzen aan knoppen zoals <V> of <B>. U kunt verschillende functies, voor gebruik bij het maken van foto's of films, toewijzen aan dezelfde knop. Selecteer een deel van de balk. Selecteer een functie om toe te wijzen.
  • Pagina 536 Instellingsitems voor persoonlijke voorkeuze Functies beschikbaar voor knoppen Functie Meten en AF-start AF-stop AF-puntselectie Directe AF-puntselectie AF-punt instellen op midden 1-beeld AF z Servo AF* AF-methode* AF aanraken en verslepen Oogdetectie-AF* Peaking AE-vergrendeling AE-vergrendeling (vasthouden) AE-vergrendeling (bij ingedrukte knop) AE-vergrendeling/FE-vergrendeling* Belichtingscompensatie ISO-snelheid Start meten*...
  • Pagina 537 Instellingsitems voor persoonlijke voorkeuze...
  • Pagina 538 Instellingsitems voor persoonlijke voorkeuze Functie Instelwiel functie-instellingen Scherptedieptecontrole* Geselecteerd item in modus Fv resetten* Tv/Av/ /ISO in Fv-modus resetten* Scherm Snel instellen Vergroten/Verkleinen Menuweergave Beeldkwaliteit* Hoogte/breedte foto* Transportmodus* Automatische helderheidsoptimalisatie Beeldstijl Touch Shutter* RAW-burstmodus* Selecteer map Maak map* Schermhelderheid maximaliseren (tijdelijk) Display uit Eco-modus...
  • Pagina 539 Instellingsitems voor persoonlijke voorkeuze...
  • Pagina 540 Instellingsitems voor persoonlijke voorkeuze C.Fn III-3: Wielen aanpassen U kunt veelgebruikte functies toewijzen aan instelwielen zoals <5>, <6> of de knop < 5 >. Selecteer een deel van de balk. Selecteer een functie om toe te wijzen. Druk op < 0 > om de instelling vast te leggen.
  • Pagina 541 Instellingsitems voor persoonlijke voorkeuze C.Fn III-4: Sluiter ontspannen zonder lens U kunt opgeven of het maken van foto's of films mogelijk is zonder een lens op de camera. 0: Uitschakelen 1: Inschakelen C.Fn III-5: Trek lens in bij uitschakelen De instelling voor het intrekken van de lens voor een gemotoriseerde EF- of EF-S STM-lens (zoals de EF 40mm f/2.8 STM) die op de camera is bevestigd.
  • Pagina 542 Persoonlijke voorkeuzen wissen Alle persoonlijke voorkeuze-instellingen wissen Door [ 8 : Wis pers. voorkeuze (C.Fn)] te selecteren, kunt u alle persoonlijke voorkeuze-instellingen behalve de instellingen voor [Knoppen aanpassen] en [Wielen aanpassen] wissen. Instellingen voor [Knoppen aanpassen] en [Wielen aanpassen] wissen Door [ 8 : Aangepaste instell.
  • Pagina 543 Tabbladmenu's: My Menu = 544 = 547 = 547 = 548...
  • Pagina 544 My Menu vastleggen Op het tabblad My Menu kunt u menuopties en persoonlijke voorkeuzen vastleggen waarvan u de instellingen regelmatig wijzigt. My Menu-tabblad maken en toevoegen Selecteer [My Menu-tab toevoegen]. Selecteer [OK]. U kunt maximaal vijf My Menu-tabbladen maken door stap 1 en 2 opnieuw uit te voeren.
  • Pagina 545 My Menu vastleggen Selecteer [Selecteer te registr. items]. Leg de gewenste items vast. Selecteer het item dat u wilt instellen en druk op < 0 >. Selecteer [OK] in het bevestigingsdialoogvenster. U kunt maximaal zes items vastleggen. Druk op de knop <M> om terug te keren naar het scherm van stap 2.
  • Pagina 546 My Menu vastleggen Verwijder tab U kunt het huidige My Menu-tabblad verwijderen. Selecteer [Verwijder tab] om het tabblad [MY MENU*] te verwijderen. Hernoem tab U kunt de naam van het My Menu-tabblad veranderen van het oorspronkelijke [MY MENU*]. Selecteer [Hernoem tab]. Voer tekst in.
  • Pagina 547 My Menu vastleggen Alle My Menu-tabbladen verwijderen/Alle items verwijderen U kunt alle gemaakte tabbladen in My Menu of de My Menu-items die daaronder geregistreerd zijn, wissen. Verwijder alle My Menu-tabs U kunt alle My Menu-tabbladen die u hebt gemaakt, verwijderen. Wanneer u [Verwijder alle My Menu-tabs] selecteert, worden alle tabbladen van [MY MENU1] tot en met [MY MENU5] verwijderd en worden de standaardinstellingen van het tabblad [ 9 ] hersteld.
  • Pagina 548 My Menu vastleggen Menuweergave-instellingen U kunt [Menuweergave] selecteren om het menuscherm in te stellen dat als eerste wordt weergegeven wanneer u op de knop <M> drukt. Normale weergave Hiermee wordt het laatst weergegeven menuscherm weergegeven. Weergave van My Menu-tab Hiermee wordt My Menu weergegeven met het tabblad [ 9 ] geselecteerd.
  • Pagina 549 Referentie Dit hoofdstuk biedt referentie-informatie voor camerafuncties.
  • Pagina 550 Het verwerken van RAW-opnamen vanaf deze camera is ook niet mogelijk. Download de software. Maak vanaf een computer verbinding met internet en ga naar de volgende Canon-website. www.canon.com/icpd Voer het serienummer in dat op de achterkant van het scherm staat en download vervolgens de software Pak deze uit op de computer.
  • Pagina 551 Volg de instructies op het scherm om de software te installeren. De software-instructiehandleidingen downloaden Software-instructiehandleidingen (PDF-bestanden) kunt u downloaden vanaf de website van Canon naar uw computer. Downloadsite voor software-instructiehandleidingen www.canon.com/icpd Om de instructiehandleidingen (PDF-bestanden) te kunnen weergeven, heeft u een Adobe PDF-weergavesoftware nodig, bijvoorbeeld Adobe Acrobat Reader DC (bij voorkeur de nieuwste versie).
  • Pagina 552 Opnamen importeren naar een computer U kunt EOS-software gebruiken om beelden van de camera naar een computer te downloaden. Dit kan op drie manieren. Verbinden met een computer via een interfacekabel Installeer de software (=550). Sluit de camera op de computer aan met interfacekabel IFC-100U (afzonderlijk verkrijgbaar;...
  • Pagina 553 Opnamen importeren naar een computer Kaartlezer U kunt een kaartlezer gebruiken om opnamen naar een computer te importeren. Installeer de software (=550). Plaats de kaart in de kaartlezer. Gebruik Digital Photo Professional om de opnamen te importeren. Raadpleeg de Digital Photo Professional instructiehandleiding.
  • Pagina 554 Maak in dat geval het netsnoer los, bevestig de accu opnieuw en wacht een paar minuten voordat u de stekker weer in het stopcontact steekt. Als het probleem aanhoudt, neemt u contact op met uw dealer of het dichtstbijzijnde Canon Service Center.
  • Pagina 555 Accessoire voor gewoon stopcontact Als de lees-/schrijfindicator niet oplicht, probeer dan om de USB- voedingsadapter los te maken en weer aan te sluiten. De vereiste oplaadtijd en de geladen hoeveelheid verschillen, afhankelijk van de omgevingstemperatuur en de resterende capaciteit. Uit veiligheidsoverwegingen duurt opladen bij lage temperaturen (0–10 °C) langer.
  • Pagina 556 Wacht een paar minuten en steek de stekker vervolgens weer in het stopcontact. Als het probleem aanhoudt, neemt u contact op met uw dealer of het dichtstbijzijnde Canon Service Center. Het lampje van de lader knippert niet.
  • Pagina 557 Als het probleem aanhoudt, neemt u contact op met uw dealer of het dichtstbijzijnde Canon Service Center. De lees-/schrijfindicator licht niet op tijdens het laden met de USB-voedingsadapter.
  • Pagina 558 [Heeft deze accu/hebben deze accu's het logo van Canon?] wordt weergegeven. Gebruik uitsluitend accu's van het merk Canon van het type LP-E17. Verwijder de accu en plaats deze weer terug ( = 42). Als de elektrische contacten van de accu vuil zijn, maakt u deze schoon met een zachte doek.
  • Pagina 559 Problemen oplossen Opnamegerelateerde problemen De lens kan niet worden bevestigd. Om EF- of EF-S-lenzen aan te sluiten, hebt u een vattingadapter nodig. De camera kan niet worden gebruikt in combinatie met RF-lenzen. Er kunnen geen opnamen worden gemaakt of opgeslagen. Controleer of de kaart correct is geplaatst ( = 42).
  • Pagina 560 Problemen oplossen De opname is onscherp of wazig. Schakel over naar de AF-scherpstelmodus ( = 7, = 52). Druk voorzichtig op de ontspanknop om cameratrilling te voorkomen ( = 58). Met een lens met een Image Stabilizer (Beeldstabilisatie) stelt u de IS-schakelaar in op <1>. Bij weinig licht kan de sluitertijd toenemen.
  • Pagina 561 De maximale opnamereeks zoals vermeld in de tabel op = 577 is gebaseerd op de testkaart van Canon. (Hoe hoger de schrijfsnelheid van de kaart, des te hoger zal de daadwerkelijke maximale opnamereeks zijn.) Daarom kan de weergegeven maximale opnamereeks verschillen...
  • Pagina 562 Problemen oplossen Niet alle opties voor lensafwijkingscorrectie worden weergegeven. Hoewel [Corr. chromat. afw.] en [Diffractiecorrectie] niet worden weergegeven wanneer [Digit. lensoptimalisatie] is ingesteld op [Inschakelen], worden beide functies toegepast bij het maken van opnamen, net zoals wanneer deze zijn ingesteld op [Inschakelen]. Tijdens filmopnamen worden [Digit.
  • Pagina 563 Problemen oplossen De opgegeven belichting verandert wanneer ik met de flitser opnamen maak met ISO auto. Wanneer bij flitsfotografie de kans op overbelichting bestaat, wordt de sluitertijd of ISO-snelheid automatisch aangepast om verlies van details in highlights te verminderen en de opname te maken met de standaardbelichting.
  • Pagina 564 Problemen oplossen Tijdens het maken van filmopnamen wordt het rode pictogram E weergegeven. Dit geeft aan dat de interne temperatuur van de camera te hoog is. Als het rode pictogram [E] wordt weergegeven, geeft dit aan dat de filmopname binnen afzienbare tijd automatisch wordt stopgezet ( = 280). De filmopname wordt automatisch beëindigd.
  • Pagina 565 Problemen oplossen [ F ] wordt weergegeven. [ F ] kan worden weergegeven na herhaaldelijke filmopnamen met de volgende instellingen of als u de camera langdurig stand-by houdt voor filmopnamen. 4K-filmopname Filmopname met een hoge beeldsnelheid Filmopname terwijl de camera verbonden is via Wi-Fi Als u blijft opnemen terwijl [ F ] wordt weergegeven, schakelt de camera zichzelf automatisch uit na ongeveer 3 minuten.
  • Pagina 566 Problemen oplossen Het onderwerp ziet er vervormd uit tijdens filmopnamen. Als u de camera naar links of rechts beweegt ('pannen') of een bewegend voorwerp vastlegt, kan het beeld er vervormd uitzien. Het probleem kan meer opvallen bij time-lapsefilmopnamen. Ik kan geen foto's maken tijdens filmopnamen. Er kunnen geen foto's worden gemaakt tijdens filmopnamen.
  • Pagina 567 Problemen oplossen Problemen met draadloze functies Kan niet koppelen met een smartphone. Gebruik een smartphone die compatibel is met Bluetooth Specification Version 4.1 of later. Schakel Bluetooth in vanaf het instellingenscherm van de smartphone. Koppelen met de camera is niet mogelijk vanaf het Bluetooth- instellingenscherm van de smartphone.
  • Pagina 568 Problemen oplossen Kan niet opnieuw verbinding maken met een smartphone. Als u de instellingen hebt gewijzigd of een andere instelling hebt geselecteerd, is het niet mogelijk om opnieuw verbinding te maken, zelfs wanneer u dezelfde camera en dezelfde smartphone gebruikt en ook dezelfde SSID selecteert.
  • Pagina 569 Problemen oplossen Problemen met weergave op het scherm Het menuscherm geeft minder tabbladen en items weer. In de Basismodi worden sommige tabbladen en items niet weergegeven. Tabbladen en items op het menuscherm variëren eveneens voor foto's en films. De weergave begint met [ 9 ] My Menu of alleen het tabblad [ 9 ] wordt weergegeven.
  • Pagina 570 Problemen oplossen De weergegeven datum en tijd van de opname zijn onjuist. Controleer of de juiste datum en tijd zijn ingesteld ( = 497). Controleer de tijdzone en zomertijd ( = 497). De datum en tijd staan niet op de opname. De opnamedatum en -tijd worden niet op de opname weergegeven.
  • Pagina 571 Problemen oplossen Problemen met weergave van opnamen Een gedeelte van de opname knippert zwart. [ 3 : Overbel. waarsch.] is ingesteld op [Inschak.] ( = 369). Er wordt een rood vakje weergegeven op de opname. [ 3 : AF-punt weerg.] is ingesteld op [Inschak.] ( = 370). Tijdens het afspelen van beelden worden de AF-punten niet weergegeven.
  • Pagina 572 Problemen oplossen U kunt het bedieningsgeluid en het mechanische geluid horen tijdens het afspelen van films. Als u tijdens filmopnamen aan de instelwielen draait of de lens instelt, wordt ook het bijbehorende bedieningsgeluid opgenomen. Het gebruik van de stereo-richtmicrofoon DM-E1 (afzonderlijk verkrijgbaar) wordt aanbevolen ( = 249).
  • Pagina 573 Problemen oplossen De kaartlezer herkent de kaart niet. Afhankelijk van de kaartlezer en het besturingssysteem van de computer worden SDXC-kaarten mogelijk niet correct herkend. Sluit in dat geval de camera op de computer aan met de interfacekabel en importeer de beelden op de computer met EOS Utility (EOS-software).
  • Pagina 574 Problemen oplossen Problemen met sensorreiniging De sluiter maakt een geluid tijdens het reinigen van de sensor. Wanneer u onder [ 5 : Sensorreiniging] de optie [Reinig nu f ] selecteert, maakt de sluiter een mechanisch geluid tijdens het reinigen, maar wordt er geen afbeelding op de kaart vastgelegd ( = 174, = 503). Automatische sensorreiniging werkt niet.
  • Pagina 575 Als er zich een probleem met de camera voordoet, wordt er een foutmelding weergegeven. Volg de instructies op het scherm. Blijft het probleem zich voordoen, schrijf dan de foutcode (Err xx) op en neem contact op met een Canon Service Center. (1) Foutnummer (2) Oorzaak en tegenmaatregelen...
  • Pagina 576 Prestatiegegevens Foto-opnamen Maximum aantal opnamen Circa 305 beelden (bij een kamertemperatuur van 23 °C) • Gebaseerd op het gebruik van het scherm met een volledig opgeladen accu LP-E17 en conform de testnormen van CIPA (Camera & Imaging Products Association). Bereik ISO auto ISO-snelheid Opnamemodus Geen flits...
  • Pagina 577 RAW+JPEG 35,6+11,1 20,4+11,1 • Het maximum aantal opnamen is gebaseerd op de testnormen van Canon bij gebruik van een kaart van 32 GB. • Maximale reeks gemeten onder omstandigheden van en met een SD-kaart die voldoet aan de testnormen van Canon (standaard: 32 GB/hoge snelheid: 32 GB UHS- II-kaart, ingesteld op [ o ] continue opname met hoge snelheid, beeldverhouding 3:2, ISO 100, standaard beeldstijl).
  • Pagina 578 Prestatiegegevens Aantal pixels bij opgegeven beeldverhoudingen (Pixels bij benadering) Beeldkwaliteit 6960×4640 (32,3 megapixel) 6960×4640 (32,3 megapixel) 1 / F 6960×4640 (32,3 megapixel) 6160×4640* (28,6 megapixel) 4800×3200 (15,4 megapixel) 4256×3200* (13,6 megapixel) 3472×2320* (8,1 megapixel) 3072×2320* (7,1 megapixel) 2400×1600 (3,8 megapixel) 2112×1600* (3,4 megapixel) Beeldkwaliteit 16:9...
  • Pagina 579 Prestatiegegevens Filmopname Kaarten waarop films kunnen worden opgeslagen Filmopnameformaat SD-kaart UHS-I, UHS-snelheidsklasse 3 of hoger UHS-I, UHS-snelheidsklasse 3 of hoger SD-Speed Class 10 of hoger HDR-film SD-Speed Class 4 of hoger • Als [k Digitale IS] uitgeschakeld is. • Deze tabel geeft de lees-/schrijfsnelheden aan die nodig zijn voor het opnemen van films (eisen voor kaartprestaties).
  • Pagina 580 Prestatiegegevens Totale filmopnametijd en bestandsgrootte per minuut (Circa) Totale mogelijke opnameduur op kaart Bestands- Filmopnameformaat grootte 8 GB 32 GB 128 GB 8 min. 35 min. 2 uur 21 min. 860 MB/min. H 654 8 min. 35 min. 2 uur 22 min. 858 MB/min. 17 min.
  • Pagina 581 Prestatiegegevens ISO-snelheid tijdens filmopnamen In de modus [k] De ISO-snelheid wordt automatisch ingesteld binnen ISO 100–12800. Als u onder [z: kISO-snelheidsinst.] de optie [Max voor auto] instelt op [H(25600)] ( = 277), wordt de maximumgrens van het automatische instellingsbereik voor de ISO-snelheid uitgebreid naar H (gelijk aan ISO 25600).
  • Pagina 582 Prestatiegegevens Beelden afspelen Opties voor formaatwijziging op basis van de originele beeldkwaliteit Beschikbare instellingen voor wijziging formaat Originele beeldkwaliteit Formaten voor opnamen met gewijzigd formaat (Pixels bij benadering) Beeldkwali- teit 4800×3200 (15,4 megapixel) 4256×3200* (13,6 megapixel) 3472×2320* (8,1 megapixel) 3072×2320* (7,1 megapixel) 2400×1600 (3,8 megapixel) 2112×1600* (3,4 megapixel) Beeldkwali-...
  • Pagina 583 Informatiedisplay Scherm voor het maken van foto's Telkens als u op de knop < B > drukt, wordt de informatieweergave gewijzigd Alleen de instellingen die momenteel zijn toegepast worden weergegeven. (13) (14) (15) (16) (17) (18) (19) (20) (21) (22) (23) (10) (24)
  • Pagina 584 Informatiedisplay (28) (29) (38) (30) (39) (31) (32) (40) (33) (41) (42) (34) (43) (35) (44) (36) (37) (36) Flitsbelichtingscompensatie (28) 1 -indicator (37) Indicator belichtingsniveau (29) Flitser gereed/FE-vergrendeling/ snelle synchronisatie (38) Wi-Fi-functie (30) Elektronisch (39) Sterkte van Wi-Fi-signaal (31) Transportmodus (40) Bluetooth-functie (32) Touch Shutter (41) ISO-snelheid...
  • Pagina 585 Informatiedisplay Filmopnamescherm Telkens als u op de knop < B > drukt, wordt de informatieweergave gewijzigd Alleen de instellingen die momenteel zijn toegepast worden weergegeven. (10) (11) (12) (13) (14) (15) (16) (17) (18) (19) (20) (21) Digitale horizon (11) AF-punt (1-punts AF) Accuniveau (12) Filmopname niet mogelijk Beschikbare filmopnametijd/...
  • Pagina 586 Informatiedisplay (27) (28) (29) (22) (30) (23) (31) (24) (32) (25) (33) (26) (34) (22) Geluidsopnameniveau-indicator (28) AF/MF-selectie (handmatig) (29) Sterkte van Wi-Fi-signaal (23) AE-vergrendeling (30) Bluetooth-functie (24) Sluitertijd (31) ISO-snelheid (25) Diafragmawaarde (32) Prioriteit voor lichte tonen (26) Indicator belichtingsniveau (33) Wi-Fi-functie (27) Filmopname in uitvoering (34) Belichtingscompensatie...
  • Pagina 587 Informatiedisplay Scènepictogrammen In de opnamemodus < A > detecteert de camera het scènetype en wordt alles automatisch ingesteld. Het gedetecteerde scènetype wordt linksboven op het scherm weergegeven. Portret Niet-portret Onderwerp Achter- Natuur-/ In bewe- In bewe- Dicht- grondkleur buitenop- ging* ging* bij* Achtergrond...
  • Pagina 588 Informatiedisplay Afspeelscherm Weergave van basisinformatie voor foto's (10) (11) (12) (13) (14) (15) Wi-Fi-functie Reeds naar een computer/ smartphone verzonden Sterkte van Wi-Fi-signaal (10) Classificatie Accuniveau (11) Beeldbeveiliging Aantal weergaven/totaal aantal opnamen/aantal gevonden (12) Mapnummer - bestandsnummer opnamen (13) Beeldkwaliteit/bewerkte opname/ Sluitertijd bijsnijden Diafragmawaarde...
  • Pagina 589 Informatiedisplay Weergave gedetailleerde informatie voor foto's (10) (11) (12) (13) (14) (15) (16) Diafragmawaarde (10) Histogram (helderheid/RGB) Sluitertijd (11) ISO-snelheid Opnamemodus (12) Prioriteit voor lichte tonen Witbalans (13) Flitsbelichtingscompensatie/ Reflectie/HDR-opname/ Automatische Ruisreductie bij meerdere helderheidsoptimalisatie opnamen Witbalanscorrectie (14) Meetmethode Beeldstijl/instellingen (15) Bestandsgrootte Belichtingscompensatiewaarde (16) Beeldkwaliteit/bewerkte opname/...
  • Pagina 590 Informatiedisplay Uitgebreide informatieweergave voor films Film afspelen Compressiemethode Filmopnamemodus/time- Digitale beeldstabilisatie van films lapsefilm/videosnapshot Opnametijd Beeldformaat Opname-indeling voor films Beeldsnelheid * [G] wordt weergegeven voor foto's die zijn gemaakt als testopnamen voor time- lapsefilms. Tijdens het afspelen van films wordt “*, *” weergegeven voor [Details] en [Drempel] van [Scherpte] van de [Beeldstijl].
  • Pagina 591 -woordmerk en -logo's zijn gedeponeerde handelsmerken die eigendom zijn van Bluetooth SIG, Inc. en elk gebruik van dergelijke merken door Canon Inc. geschiedt onder licentie. Overige handelsmerken en handelsnamen zijn eigendom van hun respectieve eigenaren. Alle andere handelsmerken zijn eigendom van hun respectieve eigenaren.
  • Pagina 592 Over MPEG-4-licenties “This product is licensed under AT&T patents for the MPEG-4 standard and may be used for encoding MPEG-4 compliant video and/or decoding MPEG-4 compliant video that was encoded only (1) for a personal and non-commercial purpose or (2) by a video provider licensed under the AT&T patents to provide MPEG-4 compliant video.
  • Pagina 593 ● CMSIS Core header files Copyright (C) 2009-2015 ARM Limited. All rights reserved. Redistribution and use in source and binary forms, with or without modification, are permitted provided that the following conditions are met: - Redistributions of source code must retain the above copyright notice, this list of conditions and the following disclaimer.
  • Pagina 594 ● KSDK Peripheral Drivers, Flash / NVM, KSDK H/W Abstraction Layer (HAL) (c) Copyright 2010-2015 Freescale Semiconductor, Inc. ALL RIGHTS RESERVED. Redistribution and use in source and binary forms, with or without modification, are permitted provided that the following conditions are met: * Redistributions of source code must retain the above copyright notice, this list of conditions and the following disclaimer.
  • Pagina 595 Canon-accessoires. Het is zeer raadzaam dit product te gebruiken met originele Canon-accessoires. Canon is niet verantwoordelijk voor enige schade aan dit product en/of ongelukken zoals defecten, brand, enzovoort, die worden veroorzaakt door storingen van accessoires die niet van Canon zijn (bijvoorbeeld lekkage en/ of explosie van een accu).
  • Pagina 596 Index Getallen AF-punt op basis van richting : 532 AF-puntweergave : 370 1-beeld AF : 196 Afspelen : 301 1-punt AF : 198, 203 Afstandsbediening : 223 [4K] 3840×2160 (film) : 241 AF-startknop : 59 4K-beeld vastleggen : 315 Album (Videosnapshot) : 261, 351 ALL-I : 250 Antiknipperopname : 193 Aangepaste opnamemodus : 519...
  • Pagina 597 Index Bijsnijden (opnamen) : 354 Bluetooth-functie : 379, 446, 453 Datum/tijd : 497 Adres : 453 DC-koppeling : 555 Verbinden : 381 Deelmeting : 151 Bracketing Demper : 249 AEB (Automatische Diavoorstelling : 361 belichtingsbracketing) : 141 Diffractiecorrectie : 131, 346 FEB (Flitsbelichtingsbracketing) : 298 Digest-films : 222, 317 Scherpstelbracketing : 180...
  • Pagina 598 Index Automatisch corrigeren Fisheye-effect : 98, 339 voor films : 270 Flitsbelichtingscompensatie : 286, 293 Automatische langzame sluiter : 279 Flitser Beeld opslaan als foto : 315 Flitsbelichtingscompensatie : 286, 293 Beeldsnelheid : 243 Flitser (Speedlite) Bestandsgrootte : 246, 580 Draadloos : 296 Bewerken : 313, 317 Effectief bereik : 284...
  • Pagina 599 Index GPS : 455 Maximale sluitertijd voor ISO auto Groot (beeldkwaliteit) : 122 (foto’s) : 147 Half indrukken : 58, 511 JPEG : 577 Handmatige belichting : 110, 234 Handmatige focus : 218 Handmatige witbalans : 158 Kaarten : 11, 33, 42 Handmatig resetten : 488 Formatteren : 45, 490 [HD] 1280×720 (film) : 241...
  • Pagina 600 Nachtportret : 89 My Menu : 544 Pannen : 85 Portret : 81 Sport : 84 Nachtopnamen uit hand : 90 Voedsel : 88 Nachtportret : 89 Namen van onderdelen : 34 Zelfportret : 80 Niet-Canon-flitseenheden : 300 P (AE-programma) : 104...
  • Pagina 601 Index Tv (AE met sluitervoorkeur) : 106 Fotoboek instellen : 335 Opnamemodusuitleg : 492 Printopties : 331 Opnamen Prioriteit voor lichte tonen : 150 AF-puntweergave : 370 Prioriteit voor tonen : 150 Afspelen : 301 Problemen oplossen : 556 Automatisch draaien : 489 Programmakeuzewiel : 36 Automatisch resetten : 488 Beelden vergroten : 307...
  • Pagina 602 Index <SCN> (modus Speciale scène) : 36, 78 SD-/SDHC-/SDXC-kaarten → Kaarten Taal : 500 Sensorreiniging : 503 Temperatuurwaarschuwing : 224, 280 Sepia (monochroom) : 168 Tijdzone : 497 Servo AF Time-lapsefilm : 250 Eerste AF-punt : 533 Toningeffect (monochroom) : 168 SERVO : 196 Touch Shutter : 184 Servo AF voor films : 271, 273, 274...
  • Pagina 603 Kleurtemperatuurinstelling : 159 Camera Connect : 380, 386 Sfeerprioriteit : 155, 157 Cameratoegangspuntmodus : 444 Witprioriteit : 155 CANON iMAGE GATEWAY : 426 Witprioriteit (AWB) : 155, 157 Draadloze communicatie-instellingen wissen : 460 EOS Utility : 408 Zelfontspanner : 135...
  • Pagina 604 Raadpleeg uw garantiekaart of ga naar www.canon-europe.com/Support voor informatie over uw lokale Canon-vestiging. Dit product en de hieraan gekoppelde garantie worden in landen in Europa geleverd door Canon Europa N.V. De beschrijvingen in deze instructiehandleiding zijn in maart 2020 geactualiseerd.