Instellingen voor de opnamefunctie
In dit gedeelte worden de instellingen besproken die specifiek zijn voor
Live View-opnamen.
Q Snel instellen
Wanneer u op de knop <Q>drukt terwijl het beeld op het LCD-scherm
in een creatieve modus wordt weergegeven, kunt u de volgende
functies instellen: AF-methode, AF-bediening, Transportmodus,
Meetmethode, Opnamekwaliteit, Witbalans, Beeldstijl, Auto Lighting
Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) en Creatieve filters.
In de basismodi kunt u de functies instellen die in de tabel op pagina 99
zijn vermeld (met uitzondering van Achtergrond wazig), evenals de
bovenstaande vetgedrukte functies.
208
Druk op de knop <Q>
1
De instelbare functies worden
weergegeven.
Selecteer een functie en stel deze in.
2
Druk op de pijltjestoetsen <W> en
<X> om een functie te selecteren.
De instellingen van de functie en Uitleg
(pag. 73) worden weergegeven.
Druk op de pijltjestoetsen <Y> en
<Z> om de functie in te stellen.
Selecteer in de modus <8> het
opnamemodusveld linksboven in het
scherm en druk op <0> om de
opnamemodus te selecteren.
Druk op de knop <B> om de instelling
<q> van de transportmodus, de
witbalanscorrectie/-bracketing, de parameters
voor Beeldstijl of de creatieve-filtereffecten te
definiëren.
.
(7)