84
Instrumenten en bedieningsorganen
Knippert
Storing in systeem of band zonder
druksensor gemonteerd (bijv. reser‐
vewiel). Na 60-90 seconden brandt
de controlelamp ononderbroken. De
hulp van een werkplaats inroepen.
Motoroliedruk
I brandt rood.
Brandt na het inschakelen van het
contact en dooft vlak na het aanslaan
van de motor.
Brandt bij een draaiende motor
Voorzichtig
Motorsmering wordt mogelijk on‐
derbroken. Dit kan aanleiding ge‐
ven tot motorschade en/of tot het
blokkeren van de aandrijfwielen.
1. Koppelingspedaal intrappen.
2. Versnellingsbak in neutrale stand
zetten, keuzehendel in stand N
zetten.
3. Zo spoedig mogelijk de verkeers‐
stroom verlaten zonder hierbij an‐
dere weggebruikers te hinderen.
4. Contact uitschakelen.
9 Waarschuwing
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk
zwaarder. Tijdens een Autostop
werkt de rembekrachtigingseen‐
heid nog altijd.
Verwijder de sleutel niet voordat
de auto stilstaat, anders kan het
stuurslot onverwacht ingescha‐
keld worden.
Oliepeil controleren alvorens de hulp
van een werkplaats in te roepen
3 263.
Te laag brandstofpeil
i brandt geel.
Brandt wanneer het peil in de brand‐
stoftank te laag is.
Katalysator 3 236.
Dieselbrandstofsysteem ontluchten
3 268.
Startbeveiliging
d brandt of knippert geel.
Storing in de elektronische startbe‐
veiliging. De motor kan niet worden
gestart.
Rem intrappen
0 knippert geel.
Knippert wanneer het rem- of koppe‐
lingspedaal moet worden bediend
voor het starten met het elektronische
sleutelsysteem 3 23.
Rijverlichting
8 brandt groen.
Brandt bij ingeschakelde rijverlichting
3 105.
Grootlicht
C brandt blauw.