214
Infotainmentsysteem
Een mobiele telefoon aansluiten die
in de apparatenlijst is opgeslagen
Selecteer de gewenste mobiele tele‐
foon en selecteer vervolgens de optie
Selecteren in het weergegeven
menu.
Zodra het telefoonsysteem de mo‐
biele telefoon heeft gedetecteerd, kan
de verbindingsinstelling worden be‐
vestigd.
De mobiele telefoon kan worden be‐
diend via het telefoonsysteem.
Let op
Als het toestel niet kan worden ge‐
koppeld, gaat u na of het telefoon‐
systeem van de auto op de lijst in het
toestel staat. Is dat niet het geval,
verwijdert u het toestel uit de toe‐
stellijst en sluit u het als een nieuw
toestel aan.
De mobiele telefoon uit de
apparatenlijst verwijderen
Selecteer de gewenste mobiele tele‐
foon in de apparatenlijst. In het weer‐
gegeve menu selecteert u Wissen en
bevestigt u het daaropvolgende be‐
richt.
Het belgeluid instellen
De kenmerken van het belgeluid wij‐
zigen:
Toets CONFIG indrukken.
Selecteer Telefooninstellingen en
vervolgens Beltoon.
Selecteer de gewenste optie.
Het volume van het belgeluid wijzi‐
gen:
Terwijl de telefoon overgaat, draait u
de knop m van het infotainmentsys‐
teem of u drukt op de knoppen + / - op
het stuurwiel.
De mobiele telefoon naar de
fabrieksinstellingen terugzetten
Selecteer Telefooninstellingen en
vervolgens Fabrieksinstellingen
herstellen.
Bediening
Inleiding
Zodra er een verbinding via Bluetooth
is ingesteld tussen uw mobiele tele‐
foon en het infotainmentsysteem,
kunt u de verschillende functies van
uw mobiele telefoon via het infotain‐
mentsysteem bedienen.
Via het infotainmentsysteem kunt u
bijv. een verbinding tot stand brengen
met de telefoonnummers die opge‐
slagen zijn in uw mobiele telefoon of
uw telefoonnummers wijzigen.