236
Rijden en bediening
bepaalde rijomstandigheden automa‐
tisch plaats en kan 10 tot 25 minuten
duren. Autostop is niet beschikbaar
en het brandstofverbruik kan tijdens
deze periode hoger zijn. Enige geur-
en rookontwikkeling tijdens deze pro‐
cedure is normaal.
Onder bepaalde rijomstandigheden,
bijv. bij korte ritten, kan het systeem
zichzelf niet automatisch reinigen.
Wanneer het filter gereinigd moet
worden, maar de recente rijomstan‐
digheden dat niet toelieten, knippert
of brandt controlelamp %. Blijven rij‐
den met een minimale snelheid
50 km/u gedurende 15 minuten of tot
het controlelampje uitgaat. Indien no‐
dig terugschakelen. De reiniging van
het roetfilter wordt dan gestart.
Het wordt afgeraden om tijdens de
reiniging de rit te beëindigen of de
motor af te zetten.
Voorzichtig
Wordt het reinigingsproces meer
dan eens onderbroken, dan is de
kans groot dat er zware motor‐
schade ontstaat.
De reiniging verloopt het snelst bij
hoge motortoeren en een zware be‐
lasting.
Controlelamp % dooft zodra de zelf‐
reiniging is afgerond.
Katalysator
De katalysator vermindert de hoe‐
veelheid schadelijke stoffen in de uit‐
laatgassen.