Het alarm kan worden afgezet door
het indrukken van een willekeurige
toets op de handzender of door het
inschakelen van het contact.
Het diefstalalarmsysteem kan wor‐
den gedeactiveerd door de toets c in
te drukken, op de schakelaar op de
portierhandgreep te drukken (alleen
elektronisch sleutelsysteem) of door
het contact in te schakelen.
Startbeveiliging
Het systeem is geïntegreerd in het
contactslot en het controleert of de
auto met de gebruikte sleutel mag
worden gestart. Wordt de transpon‐
der in de sleutel goedgekeurd, dan
kan de auto worden gestart.
De startbeveiliging activeert zichzelf
automatisch nadat de sleutel uit de
contactschakelaar is verwijderd.
Knippert of brandt controlelamp d
nadat het contact is ingeschakeld,
dan is er een storing in het systeem:
de motor kan niet worden gestart.
Contact uitschakelen en opnieuw pro‐
beren te starten.
Als de controlelamp blijft knipperen of
branden, kunt u proberen om de mo‐
tor met de reservesleutel te starten en
daarna de hulp van een werkplaats
inroepen.
Let op
De startbeveiliging vergrendelt de
portieren niet. Vergrendel daarom
steeds na het verlaten van de auto
de portieren en schakel het diefstal‐
alarmsysteem in 3 24, 3 30.
Controlelamp d 3 33.
Sleutels, portieren en ruiten
Buitenspiegels
Bolle vorm
De vergrotende buitenspiegel ver‐
kleint de dode hoek. Door de vorm
van de spiegel lijken voorwerpen klei‐
ner dan ze zijn, waardoor afstanden
moeilijker zijn in te schatten.
Elektrische verstelling
Selecteer de gewenste buitenspiegel
door de knop naar links (L) of rechts
(R) te draaien. Beweeg daarna de
knop om de spiegel te verstellen.
33