222
Klimaatregeling
toe waardoor de ruiten kunnen be‐
slaan. De kwaliteit van de binnen‐
lucht neemt na verloop van tijd af,
wat tot vermoeidheidsverschijnse‐
len bij de inzittenden kan leiden.
Koeling n
Wordt bediend met toets n en werkt
alleen wanneer de motor draait en de
aanjager is ingeschakeld.
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht als de buiten‐
temperatuur iets boven het vriespunt
ligt. Er kan zich dan condens vormen
en onder de auto op de grond drup‐
pelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, ter besparing van brandstof de
koeling uitschakelen. Wanneer het
koelsysteem wordt uitgeschakeld,
vereist de klimaatregeling niet dat de
motor wordt herstart tijdens een Au‐
tostop.
Maximale koeling
Ruiten kortstondig openen zodat de
warme lucht snel kan ontsnappen.
■ Koeling n inschakelen.
■ Luchtrecirculatie 4 inschakelen.
■ Luchtverdeelschakelaar M indruk‐
ken.
■ Draaiknop voor temperatuur in
laagste stand zetten.
■ Luchtdebiet op hoogste stand zet‐
ten.
■ Alle luchtroosters openen.
Aanduiding voor instellingen
De LED in de toets van de geacti‐
veerde functie geeft de geselecteerde
functie aan.
Elektronisch
klimaatregelsysteem
9 Gevaar
Niet in een auto slapen met inge‐
schakelde airco of verwarming. Dit
kan door het afnemen van het
zuurstofgehalte en/of het dalen
van de lichaamstemperatuur ern‐
stig letsel en zelfs de dood tot ge‐
volg hebben.