108
Verlichting
Voor langer richting aanwijzen de
hendel tot tegen het weerstandspunt
duwen en vasthouden.
Schakel de richtingaanwijzer hand‐
matig uit door de hendel op de oor‐
spronkelijke stand te zetten.
Mistlampen voor
Bediening met toets >.
Mistachterlichten
Bediening met toets r.
Lichtschakelaar in stand Auto: bij in‐
schakelen van het mistachterlicht
worden de koplampen automatisch
ingeschakeld.
Lichtschakelaar in stand 8: mistach‐
terlicht kan alleen in combinatie met
voorste mistlampen worden inge‐
schakeld.
Parkeerlichten
Bij het parkeren kunnen de parkeer‐
lichten voor en achter aan één kant
worden ingeschakeld:
1. Contact uitschakelen.
2. Richtingaanwijzerhendel volledig
omhoog- (parkeerlichten rechts)
of omlaaghalen (parkeerlichten
links).
Bevestiging door een geluidssignaal
en de bijbehorende controlelamp van
de richtingaanwijzer.