SNELHEIDSREGELAAR/-BEGRENZER: regelaarfunctie
2
3
Wijziging van de gekozen
snelheid
U kunt de gekozen snelheid veranderen
door het achter elkaar indrukken of het lang
ingedrukt houden van:
– de schakelaar 2 (+) om de snelheid te
verhogen;
– de schakelaar 3 (-) om de snelheid te ver-
lagen.
De snelheidsregelaar heeft in
geen enkel geval invloed op
het remsysteem.
Sneller rijden dan de gekozen
snelheid
Noodsituaties
U kunt de snelheid van de auto altijd ver-
hogen door het gaspedaal in te drukken.
Gedurende het overschrijden knippert de
ingestelde snelheid op het instrumentenpa-
neel.
Onmogelijkheid om de ingestelde snel-
heid vast te houden
Als onder bepaalde rijomstandigheden (bij-
voorbeeld in het geval van een steile afda-
ling) de gekozen snelheid niet gehandhaafd
kan worden door het systeem, knippert de
ingestelde snelheid op het instrumentenpa-
neel om u te waarschuwen.
(vervolg)
2.33