90
Instrumenten en bedieningsorganen
3. Selecteer Automatische deuront‐
grendeling.
4. Bepaal hoe de portieren automa‐
tisch ontgrendelen.
5. Druk op Terug om terug naar het
vorige menu te gaan.
Geen vergrendeling bij open deur
Na het activeren voorkomt deze func‐
tie dat het bestuurdersportier wordt
ontgrendeld totdat de deur wordt ge‐
sloten. Na het activeren van deze
functie is het menu Vertraagd
deurslot niet beschikbaar.
Ga als volgt te werk om Geen
vergrendeling bij open deur in of uit te
schakelen:
1. Druk op het voertuigmenu.
2. Selecteer Elektrische deurver‐
grendeling.
3. Selecteer Geen vergrendeling bij
open deur.
4. Zet Geen vergrendeling bij open
deur aan of uit.
5. Druk op Terug om terug naar het
vorige menu te gaan.
Vertraagd deurslot
Na het activeren vertraagt deze func‐
tie het vergrendelen van de portieren.
Sla het vertragen over met de toetsen
voor de centrale vergrendeling op het
instrumentenpaneel.
Schakel de functie Vertraagde por‐
tiervergrendeling als volgt in of uit:
1. Druk op het voertuigmenu.
2. Selecteer Elektrische deurver‐
grendeling.
3. Zet Vertraagd deurslot aan of uit.
4. Druk op Terug om terug naar het
vorige menu te gaan.
Met handzender vergrendelen,
ontgrendelen, starten
Selecteer Vergrendeling,
ontgrendeling, starten en het vol‐
gende verschijnt:
■ Feedback bij vergrendeling op
afstand
■ Feedback verlichting bij
ontgrendelen
■ Portierontgrendeling op afstand of
Portier met handzender
ontgrendelen
■ Herinnering afstandsbediening in
voertuig
■ Passieve deurontgrendeling
■ Passieve deurontgrendeling
Feedback bij vergrendeling op
afstand
Hiermee kunt u bepalen welk terug‐
koppelsignaal er volgt bij het ontgren‐
delen van de auto met de handzen‐
der.
De beschikbare opties zijn:
■ Licht en claxon
■ Alleen verlichting
■ Alleen claxon
■ Uit
Selecteer het terugkoppelsignaal bij
het vergrendelen met de handzender
als volgt:
1. Druk op het voertuigmenu.
2. Selecteer Vergrendeling,
ontgrendeling, starten.
3. Selecteer Feedback bij
vergrendeling op afstand.