24
Sleutels, portieren en ruiten
functie Geen vergrendeling bij open
deur in de persoonlijke instellingen
geactiveerd is.
Persoonlijke instellingen 3 84.
Door twee keer binnen vijf seconden
met alle portieren gesloten en uitge‐
schakeld contact op ) te drukken
worden alle portieren vergrendeld en
het vergrendelingssysteem geacti‐
veerd.
Vergrendelingssysteem 3 26.
Centrale vergrendelingstoetsen
Vergrendelt of ontgrendelt alle portie‐
ren.
Druk op de toets ) om te vergrende‐
len.
Druk op de toets ( om te ontgrende‐
len.
Vertraagde vergrendeling
Na het inschakelen van vertraagde
vergrendeling klinkt er een zoemer
om aan te geven dat er bij het ver‐
grendelen van de portieren met de
toets ) op het instrumentenbord een
portier of de achterklep open staat.
De portieren worden automatisch ver‐
grendeld en het diefstalalarmsysteem
wordt geactiveerd als alle portieren
gesloten zijn en er vijf seconden ver‐
streken zijn.
Druk nogmaals op ) om de portieren
onmiddellijk te vergrendelen.
Druk op ( om het vertraagde ver‐
grendelen ongedaan te maken.
Persoonlijke instellingen 3 84.
Diefstalalarmsysteem 3 27.
Bescherming tegen buitensluiten
Bij het indrukken van de knop ) op
het instrumentenbord bij geopend be‐
stuurdersportier en ingeschakeld
contact worden alle portieren ver‐
grendeld en wordt het bestuurders‐
portier ontgrendeld.
U kunt deze functie ook bij uitgescha‐
keld contact activeren.
Persoonlijke instellingen 3 84.
Storing in de centrale
vergrendeling
Sleutel
Ontgrendel of vergrendel het portier
door de sleutel links- of rechtsom te
draaien.
In de auto
Portiervergrendelingsknop omhoog
trekken of omlaag duwen. Trek een
keer aan de portierkruk om het portier
te ontgrendelen en nog een keer om
het portier te openen. Druk op de cen‐
trale-vergrendelingsknop.