Brandt als het contact aan is.
Storing in het uitlaatgasreinigingssys‐
teem. De toegestane emissiewaar‐
den worden mogelijk overschreden.
Zo kunt u wellicht een storing in het
emissiesysteem verhelpen:
■ Controleer of de brandstofdop goed
aangebracht is.
■ Controleer of de brandstof van
goede kwaliteit is.
Raadpleeg onmiddellijk een werk‐
plaats als de lamp in geen van de bo‐
venstaande gevallen dooft.
Knippert als het contact aan is.
De motor slaat over. Laat het gaspe‐
daal los, matig uw snelheid en/of ver‐
mijd steile hellingen totdat het knip‐
peren stopt.
Als het lampje blijft knipperen:
1. Zo spoedig mogelijk de verkeers‐
stroom verlaten zonder hierbij an‐
dere weggebruikers te hinderen.
2. Stop, schakel de ontsteking uit.
3. Wacht ten minste 10 seconden en
schakel het contact weer in.
Instrumenten en bedieningsorganen
Raadpleeg een werkplaats als de
lamp nog steeds blijft knipperen.
Remsysteem
R brandt rood.
Brandt nadat het contact is ingescha‐
keld. Het remvloeistofpeil is te laag of
er is een ander probleem met het
remsysteem.
Remvloeistofpeil 3 147.
9 Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Elektrische handrem
P brandt of knippert rood.
Brandt
Elektrische handrem is aangetrokken
3 119.
Knippert
Als P na het loszetten van de hand‐
rem of onderweg knippert, moet u niet
verder rijden en onmiddellijk een
werkplaats raadplegen.
Elektrische handrem
defect
p brandt geel.
Brandt
De elektrische handrem werkt niet op‐
timaal 3 119.
9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten ver‐
helpen.
Ook kan er een foutmelding op het
Driver Information Centre (DIC) ver‐
schijnen.
Driver Information Center 3 69.
65