Comfort-modus
De airco en de elektrische verwar‐
ming worden zodanig geregeld dat
het comfort op basis van de geselec‐
teerde temperatuurinstelling optimaal
is. In deze modus neemt de elektri‐
sche actieradius of het brandstofver‐
bruik af op basis van de vereiste hoe‐
veelheid energie voor de beste com‐
fortniveaus.
Vermogensmeter
klimaatregeling
Bij het wijzigen van de klimaatmodus
toont de vermogensmeter van de kli‐
maatregeling de gevolgen van de ver‐
anderingen voor het energieverbruik.
Hoe hoger de meetwaarde, hoe meer
energie er wordt gebruikt.
Statuslamp airco / verwarming
De statuslamp airco / verwarming ver‐
schijnt als de airco of de elektrische
verwarming wordt gebruikt.
Airco / elektrische verwarming
Bij de optie ontvochtigen in de modus
ECO of Comfort kunnen de aircondi‐
tioning en de elektrische verwarming
tegelijkertijd werken.
In de modus All vnt brandt de status‐
lamp airco en/of verwarming soms na
het inschakelen van de functie Auto‐
matisch ontwasemen en een hoge
luchtvochtigheid.
Persoonlijke instellingen 3 84.
De airconditioning kan ook werken bij
de optie V, ongeacht de klimaatmo‐
dus.
Klimaatregeling
Automatische bediening
Het systeem regelt automatisch de
ventilatorsnelheid, de luchttoevoer‐
modus en de recirculatie zodanig dat
de auto tot op de geselecteerde tem‐
peratuur wordt afgekoeld.
Als de controlelamp AUTO brandt,
werkt het systeem volautomatisch. Bij
het bijstellen van de luchttoevoermo‐
dus, de ventilatorsnelheid of de recir‐
culatie dooft de controlelmap AUTO
en verschijnen de geselecteerde in‐
stellingen.
Voor automatische bediening:
1. AUTO indrukken.
2. Stel de temperatuur in. Een be‐
gininstelling van 23°C wordt aan‐
bevolen. Laat de systeemtijd sta‐
biliseren. Stel de temperatuur zo
nodig bij.
Temperatuurregeling
Druk op R of S om de temperatuur
hoger of lager te zetten.
101