166
Verzorging van de auto
waarschuwingsmelding op het DIC
verschijnen bij elke rijcyclus totdat de
banden op de juiste spanning zijn ge‐
bracht. U kunt de bandenspannings‐
waarden op het DIC bekijken.
Controlelamp A 3 67.
DIC 3 69.
Bij het starten van de auto bij lage
temperaturen kan A eerst oplichten
en later onderweg doven. Dit kan een
eerste aanwijzing zijn dat de banden‐
spanning laag is en dat de band weer
op spanning moet worden gebracht.
Het informatie-etiket banden en bela‐
ding op de B-stijl linksvoor vermeldt
de originele bandenmaat en de juiste
spanningswaarden bij koude banden.
Bovendien: Zie bandenspanning
3 193.
Het bandenspanningscontrolesys‐
teem kan waarschuwen voor een te
lage bandenspanning maar komt niet
in de plaats van regulier onderhoud
aan de banden.
Gebruik van in de handel verkrijgbare
vloeibare bandenreparatiesets kan
de werking van het systeem nadelig
beïnvloeden. Gebruik door de fabri‐
kant goedgekeurde reparatiesets.
Adaptieve drempelwaarde
Het bandenspanningscontrolesys‐
teem herkent automatisch of de auto
de juiste bandenspanning heeft voor
max. 3 personen of een maximale be‐
lading.
Schakel de ontsteking uit wanneer de
bandenspanning verlaagd moet wor‐
den.
Sensoren koppelen, handmatig
Elk bandenspanningscontrolesys‐
teem heeft een unieke identificatie‐
code. Na het omwisselen van de ban‐
den of het vervangen van een of
meerdere sensoren moet de identifi‐
catiecode aan een nieuwe positie van
de band/het wiel worden gekoppeld.
Koppel de sensoren voor het banden‐
spanningscontrolesysteem ook na
het vervangen van een reserveband
door een rijdende band met de sensor
van het bandenspanningscontrole‐
systeem.
A en het DIC-bericht moet bij de vol‐
gende rijcyclus verdwijnen. De sen‐
soren zijn met een inleertool voor het
bandenspanningscontrolesysteem
aan de posities van de banden/wielen
gekoppeld in deze volgorde: band
linksvoor, band rechtsvoor, band
rechtsachter en band linksachter.
Raadpleeg uw Opel Ampera dealer
voor onderhoud of voor de aanschaf
van een inleertool.
U hebt twee minuten voor het koppe‐
len van de positie van het/de eerste
band/wiel en vijf minuten voor het
koppelen van de posities van alle
banden/wielen. Bij het overschrijden
van deze tijd stopt het koppelen en
moet u opnieuw beginnen.
Koppel de sensoren van het banden‐
spanningscontrolesysteem als volgt:
1. Trek de handrem aan.
2. Schakel het contact in en zet de
auto in P.