5. Berg de oplaadkabel op met de
voorkant omhoog en wikkel de op‐
laadkabel netjes linksom rondom
de kern van de oplaadkabel.
6. Leg de oplaadkabel met de voor‐
kant omlaag in het opbergvak met
de voorste rand (F) van de kern
van de oplaadkabel onder de clips
(G) in de voorkant van het opberg‐
vak. Leg de autostekker (B) rechts
van de oplaadkabel.
7. Druk de hendel van de oplaadka‐
bel omlaag totdat deze in de hen‐
delclip aan de achterkant van het
opbergvak valt.
Geprogrammeerde
onderdrukking opladen
Negeer tijdelijk vertraagd opladen
door de oplaadkabel van de oplaa‐
daansluiting los te koppelen en weer
binnen vijf seconden aan te sluiten.
De claxon piept één keer en het op‐
laden begint onmiddellijk.
Annuleer het tijdelijk negeren door de
oplaadkabel los te koppelen,
10 seconden te wachten en de op‐
laadkabel weer aan te sluiten. De cla‐
xon piept twee keer en het opladen
wordt uitgesteld.
Rijden en bediening
Opladen programmeren op het Co‐
lour-Info-Display 3 72.
Oplaadstatus
De auto heeft een lamp voor de op‐
laadstatus bij het midden van het in‐
strumentenpaneel bij de voorruit. Als
de auto op het stopcontact aangeslo‐
ten is en de auto uit staat, geeft de
lamp oplaadstatus het volgende aan:
■ Ononderbroken groen, één claxon‐
piepje: Stekker van de auto zit in
stopcontact. Accu is niet geheel op‐
geladen. Accu wordt opgeladen.
133