De opname is onscherp of wazig.
Stel de scherpstelmodusknop op de lens in op <AF> (pag. 51).
Druk voorzichtig op de ontspanknop om cameratrilling te voorkomen
(pag. 53-54).
Als de lens een Image Stabilizer (beeldstabilisatie) heeft, stelt u de
IS-schakelaar in op <1>.
Bij weinig licht kan de sluitertijd toenemen. Gebruik een kortere
sluitertijd (pag. 192), stel een hogere ISO-snelheid in (pag. 158),
gebruik een flitser (pag. 216) of gebruik een statief.
Er zijn minder AF-punten.
Het aantal bruikbare AF-punten en -patronen kan variëren, afhankelijk
van de bevestigde lens. De lenzen zijn per categorie onderverdeeld in
acht groepen van A tot H. Ga na tot welke groep uw lens behoort.
Een lens uit groep E tot H heeft minder bruikbare AF-punten
(pag. 139-140).
Het AF-punt knippert.
Met betrekking tot de AF-punten die gaan branden of knipperen
wanneer u op de knop <S> of <B> drukt, zie pagina 132.
De AF-punten lichten niet rood op.
De AF-punten lichten alleen rood op wanneer er is scherpgesteld in
omstandigheden met weinig licht of met een donker onderwerp.
In de creatieve modi kunt u instellen of de AF-punten rood oplichten
wanneer scherpstelling is bereikt (pag. 406).
Problemen oplossen
455